De Gemeenschap
Inleiding
De Gemeenschap is een door Roy Peters in 2007 opgerichte theatergroep. Vaste schrijver en creatief partner is Rob de Graaf. Samen met andere makers combineert De Gemeenschap taal met beweging in voorstellingen die zowel amusement bieden als experiment en stof tot nadenken. Ook beogen de makers abstractie en anekdotiek te verenigen en een zo groot mogelijk publiek aan te spreken. De Gemeenschap noemt haar theatervorm ‘lichamelijk taaltheater’. Het beginpunt van een voorstelling is altijd het kwetsbare, maar ook verrassend sterke menselijk lichaam, dat zich verhoudt tot ruimte en tijd. Vanuit deze fysieke basis worden verhalen verteld en wordt gezwegen, bewogen en getoond dat ook stilstand een vorm van beweging kan zijn. Voor De Gemeenschap is theater een voortdurend gesprek over de werkelijkheid. Daarom bedenkt het gezelschap werelden die altijd alles te maken hebben met de ‘echte’ wereld en met de existentiële en sociale vragen die zich daar voordoen. De Gemeenschap richt zich op een gemengd publiek, van zowel liefhebbers van modern theater als mensen die daar minder vertrouwd mee zijn.
In de komende periode wil De Gemeenschap acht nieuwe producties uitbrengen: vier avondvullende voorstellingen, die na hun première in Theater Bellevue langs andere theaters in Amsterdam en de rest van Nederland toeren; twee voorstellingen voor en met jongeren, die zullen spelen in Podium Mozaïek, Bijlmer Parktheater en het Pleintheater en twee Bellevue-lunchvoorstellingen, die ook in een beperkt aantal theaters buiten Amsterdam te zien zullen zijn. Naast deze theaterproducties maakt De Gemeenschap een reeks korte filmpjes, die het gezelschap vooral online wil verspreiden onder de noemer ‘Kronieken van De Gemeenschap’.
De Gemeenschap ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 42.436 per jaar (incl. indexatie 2020).
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld
€ 100.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.
De Gemeenschap heeft haar artistieke eigenheid in de aanvraag helder benoemd als ‘lichamelijk taaltheater’ dat actueel en onderzoekend wil zijn. Het gezelschap vertelt verhalen vanuit een fysieke basis, waarbij het beginpunt van een voorstelling altijd het menselijk lichaam is dat zich verhoudt tot de ruimte en de tijd. De commissie vindt deze identiteit echter niet overtuigend naar voren komen in recente voorstellingen en ook niet in de voorgestelde productieplannen voor de komende periode. De afgelopen jaren is bij regisseur Roy Peters en schrijver Rob de Graaf de behoefte gegroeid om de artistieke basis van De Gemeenschap te verbreden. Verbreding betekent in dit geval de wens om stukken te ontwikkelen vanuit meer gezichtspunten en nieuwe creatieve impulsen mogelijk te maken. Om dat te bereiken is theatermaker Anil Jagdewsing gevraagd deel uit te gaan maken van de artistieke kern van De Gemeenschap. De commissie vindt dit op zichzelf een waardevolle aanvulling en een interessante ontwikkeling. In de plannen resulteert de geambieerde verbreding echter in een veelheid aan projecten die volgens de commissie niet allemaal overtuigend passen bij de artistieke eigenheid van het gezelschap. De commissie signaleert een versnippering van focus, zowel inhoudelijk als in vorm. Inhoudelijk vult De Gemeenschap onderwerpen zodanig beschouwend in, dat een eigen richting of noodzaak van de makers uit het zicht raakt. Bij de uitwerking van de theatrale vorm leest de commissie het fysieke vertrekpunt vaak niet terug. Zo ziet de commissie het productievoorstel van Nederlandse Comedie als een tekstvoorstelling pur sang en ook in producties als bijvoorbeeld Paramaribo of Gospel is nauwelijks sprake van een fysieke component. Bij de voorgestelde jongerenvoorstellingen komt evenmin overtuigend over het voetlicht hoe deze passen binnen de artistieke signatuur van De Gemeenschap. Het projectvoorstel van Menú del día spreekt voor de commissie wel tot de verbeelding omdat het past bij de identiteit van het gezelschap. Talige en fysieke krachten komen hierin op een prikkelende manier op gespannen voet met elkaar te staan.
De commissie is er niet van overtuigd dat de voorgestelde producties een artistieke betekenis zullen hebben voor het beoogde publiek. Tussen de vele aangereikte onderwerpen zijn er zeker te vinden die voor veel mensen aansprekend of herkenbaar zullen zijn. De commissie constateert echter dat de aanvraag geen verbinding legt tussen de inhoud en vorm van de plannen en de mogelijke impact voor de toeschouwer. Volgens de commissie komen de plannen primair voort uit een persoonlijke fascinatie, die het gezelschap niet helder vertaalt naar een betekenis voor het publiek. Dat is des te opvallender omdat De Gemeenschap zich ten doel stelt stukken te maken die uitnodigen tot nieuwe manieren van denken. Volgens de commissie ontbreekt het in de plannen aan een eigentijdse visie of focus die effectief uitdaagt tot de gewenste betrokkenheid. Daarbij vindt de commissie het vanuit de beschrijvingen van de inhoud niet evident dat met name het jongere publiek zich zal herkennen in de vertrekpunten.
Bij de jongerenvoorstellingen ontbreekt een overtuigende verbinding tussen de voorgestelde inhoud en wat de doelgroep mogelijk zelf bezighoudt. Zo legt bijvoorbeeld het plan voor Metamorfosen een verbinding met Ovidius en het Amsterdamse uitgaansleven in de jaren negentig, maar geen link met de belevingswereld van jongeren van nu. De commissie is daarom niet overtuigd van de artistieke betekenis van deze producties voor de deelnemende amateurs, mbo-leerlingen en Jeugdtheaterschoolleerlingen.
De commissie vindt de voorgestelde artistieke ontwikkeling van De Gemeenschap niet overtuigend. Een belangrijke verandering in het artistieke team is de komst van Anil Jagdewsing. De commissie ziet daarin een kans voor de ontwikkeling van de diversiteit en verjonging van het aanbod en het publiek. De commissie ziet echter niet terug op welke wijze Anil Jagdewsing daartoe de ruimte wordt geboden, behalve dat hij wordt ingezet als dramaturg, creatief sparing partner, spelcoach en procesbewaker. De voorgestelde werkwijze, waarbij nagenoeg alle activiteiten worden geregisseerd of gesuperviseerd door Roy Peters, geeft de commissie niet veel vertrouwen dat er voldoende ruimte zal zijn voor echt nieuwe visies of vormen. Omdat De Gemeenschap inmiddels een hechte band opgebouwd heeft met een aantal spelers en partners en veel van de bestaande samenwerkingen continueert, ziet de commissie ook op dit gebied weinig artistieke ontwikkeling.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.
De Gemeenschap legt met haar activiteiten weinig verbinding met de stedelijke samenleving. Alle geplande projecten van De Gemeenschap komen naar het oordeel van de commissie voort uit persoonlijke fascinaties. Een aantal projecten raakt daarmee weliswaar ook aan grootstedelijke onderwerpen, maar die worden volgens de commissie nergens bewust als zodanig ingezet of uitgewerkt. Bovendien is er nergens een vervolgproces of omkaderend programma beschreven, waarmee De Gemeenschap deze onderwerpen daadwerkelijk bespreekbaar maakt. Wel bevat het plan een voorstelling die de organisatie wil ontwikkelen met amateurs, mbo-studenten en leerlingen van de Jeugdtheaterschool. Voor het overige is er in de activiteiten echter geen sprake van verbinding met bewoners of samenwerking met organisaties in het sociaal-maatschappelijke domein.
De bijdrage aan de spreiding van het aanbod en publiek van de Gemeenschap over de stad is beperkt. De voorstellingen spelen voor het overgrote deel in het centrum van de stad, waar De Gemeenschap ook het grootste deel van haar publiek bereikt. Met speelbeurten in Podium Mozaïek, CC Amstel en Plein Theater draagt het aanbod op zeer bescheiden schaal bij aan de spreiding van aanbod en publieksbereik in andere stadsdelen.
De Gemeenschap heeft als eigen accent gekozen voor het thema Leefbare stad. De commissie constateert dat het plan dit thema op geen enkele manier toelicht. Uit de visie van het gezelschap spreekt een streven om met de gekozen onderwerpen verschillende gezichtspunten te laten zien en bespreekbaar te maken. Het gezelschap benadrukt in haar plannen dat ‘identiteit’ en ‘queer‘ (in de betekenis van anders zijn of afwijken) belangrijke onderwerpen zijn. Hoewel de commissie daar een raakvlak ziet met het thema, stelt zij vast dat De Gemeenschap niet heeft uitgewerkt hoe de activiteiten die daaruit voortvloeien bijdragen aan acceptatie en daarmee mogelijk leiden tot een betere leefbaarheid van de stad.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
Het ondernemingsplan is volgens de commissie in grote lijnen realistisch en haalbaar. De geplande reeks producties, het grote aantal uitvoeringen en het beoogde publieksbereik zijn in haar ogen uitdagend en ambitieus. De organisatie bestaat uit een kernteam van vier personen, bestaande uit een artistiek en zakelijk leider, een dramaturg en een schrijver. Dit team wordt per productie uitgebreid met extra personeel. De commissie vindt dat binnen deze constellatie relatief veel verantwoordelijkheden toebedeeld zijn aan creatief sparringpartner Anil Jagdewsing. Hij wordt niet alleen bij groot aantal activiteiten ingezet als speler, regisseur of dramaturg maar zal de komende jaren ook verantwoordelijk zijn voor de marketing, publiciteit en communicatie. De commissie heeft er niet alle vertrouwen in dat met deze personele inzet alle ambities haalbaar zijn, al heeft Jagdewsing wel successen geboekt met publiciteitscampagnes voor andere organisaties. Een uitbreiding op zakelijk vlak is een goede ingreep, maar het ontbreekt De Gemeenschap nog aan een overtuigende taakverdeling op verkoop- en marketinggebied.
De commissie stelt vast dat de bedrijfsvoering van De Gemeenschap niet stevig is. De financiële gegevens van de afgelopen jaren tonen een redelijk overzichtelijke en gezonde bedrijfsvoering met een klein eigen vermogen. Dit is wellicht net voldoende om een bescheiden tegenvaller op te vangen, maar vormt onvoldoende basis om op de langere termijn als organisatie effectief te kunnen functioneren. De organisatie reflecteert niet op mogelijke bedrijfsmatige of financiële risico’s en ook ontbreekt een strategie of plan van aanpak om deze het hoofd te bieden. Ook is er geen sprake van reflectie op de beoogde schaalvergroting in de komende periode. De Gemeenschap wil vanuit een wankele financiële positie een sprong maken naar het verdrievoudigen van de omzet. Met name het aantal voorstellingen en het beoogde publieksbereik acht de commissie niet realistisch in het licht van de resultaten uit het recente verleden en het ontbreken van een overtuigend plan van aanpak.
De meerjarenbegroting van De Gemeenschap oogt volgens de commissie redelijk realistisch en passend bij de beoogde activiteiten. Er ontbreekt echter een toelichting op de begroting en de commissie mist een heldere verdeling tussen de beheers- en activiteitenlasten. De commissie stelt vast dat er voorzien is in een budget voor educatie en randprogrammering waarvoor in de aanvraag geen bijhorende artistieke plannen terug te vinden zijn. De Gemeenschap geeft geen inzicht in de mate waarin de cao gehanteerd wordt voor freelancemedewerkers. Het dekkingsplan is gebaseerd op een gevarieerde financieringsmix, maar het aandeel publieke subsidies vindt de commissie hoog. Zij kijkt ook kritisch naar de begrote publieksinkomsten, die in haar ogen niet realistisch zijn gelet op de tegenvallende resultaten in de vorige periode. Het ondernemingsplan biedt voor de commissie onvoldoende aanknopingspunten om hier een verbetering in te verwachten.
De commissie vindt het marketingplan weinig overtuigend als het gaat om het beoogde publieksbereik. De commissie waardeert de open en eerlijke reflectie van De Gemeenschap op de teleurstellende belangstelling van het publiek bij de recente voorstellingen. In de nieuwe periode wil de organisatie daarom alles op alles zetten om de noodzakelijke groei in het bereik te bewerkstelligen. Zij ambieert daarom een meer ‘activistische’ benadering van het publiciteits- en marketingbeleid. Met de komst van Anil Jagdewsing hoopt De Gemeenschap haar doelen te bereiken. De commissie constateert echter dat het marketingplan geen innovaties laat zien die de ambities onderbouwen. De organisatie wil per productie een specifieke marketing gaan ontwikkelen, maar die vindt de commissie in het plan niet terug. Ook ontbreekt het aan een specificatie van doelgroepen per productie.
Diversiteit en inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
Op zeer bescheiden schaal leveren de activiteiten van De Gemeenschap een bijdrage aan de culturele diversiteit van het aanbod in Amsterdam. Een productievoorstel als Paramaribo draait zowel inhoudelijk als in de vorm om de multiculturele samenleving. In de contouren van het overige aanbod ziet de commissie niet dat culturele diversiteit daadwerkelijk aan de orde zal komen. De commissie vindt het opvallend dat diversiteit wel aan bod komt als uitgangspunt in de visie van het gezelschap, maar nauwelijks in de uitwerking van de producties.
De commissie vindt het bereik van een cultureel divers publiek slechts in beperkte mate aannemelijk. De Gemeenschap bereikt een relatief klein publiek, voornamelijk in het centrum van Amsterdam. Er zijn wel voornemens om op meer plekken te gaan spelen zoals het Bijlmer Parktheater en Podium Mozaïek, maar het is niet vanzelfsprekend dat het gezelschap daarmee direct een groter en een cultureel meer divers publiek bereikt. De commissie verwacht wel dat De Gemeenschap met de voorstelling Paramaribo (jonge) mensen met een Surinaamse achtergrond kan bereiken. Ook via de jongerenproducties zet het gezelschap in op een jong cultureel divers publiek. Omdat de artistiek-inhoudelijke uitwerking daarvan nog zo beperkt is, ziet de commissie hierin geen concrete aanknopingspunten voor het daadwerkelijk bereiken van een cultureel divers publiek.
De commissie stelt vast dat zowel het personeelsbestand als het bestuur van de stichting een cultureel diverse samenstelling heeft. De Gemeenschap hanteert een ruim begrip van diversiteit. Centraal daarin staat het begrip ‘queer’, in de betekenis van anders of afwijkend zijn. Het gezelschap schetst in de aanvraag echter geen specifieke visie of plan ten aanzien van culturele diversiteit in relatie tot de mensen waarmee het werkt. Uit de plannen blijkt evenmin een specifieke inzet op het betrekken van meer mensen met een andere culturele achtergrond in de organisatie.
Conclusie
Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van De Gemeenschap niet te honoreren.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Theater.