Stichting Amsterdam Baroque Orchestra and Choir

Muziek en muziektheater
Aangevraagd: € 112.500
Toegekend: € 0

Inleiding

Het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir (hierna: ABOC) is gespecialiseerd in het uitvoeren van oude muziek en houdt zich volledig aan het uitvoeren van de muziek op historisch verantwoorde wijze, volgens de overgeleverde ideeën van de componisten. Het ensemble is naar eigen zeggen onderscheidend in het oude muziekveld dankzij de kwaliteiten van Ton Koopman, een van de Nederlandse nestors van de oude-muziekpraktijk. Het ensemble geeft aan altijd met vooraanstaande musici te werken en al vele jaren een intensieve speelpraktijk op alle belangrijke muziekpodia in binnen- en buitenland te hebben.

Het ensemble presenteert een strategie voor de komende periode die is geënt op vijf criteria: artistieke kwaliteit, vernieuwing, eerlijke beloning, educatie & participatie en geografische spreiding. Op het fundament van een groot Bachwerk per jaar bouwt het ensemble een vierjarige combinatie van repertoire dat volgens ABOC nieuw is in termen van het aan de vergetelheid ontrukken van verborgen juwelen in allerlei stijlen en genres. Vernieuwing schuilt in de eigen woorden van het ABOC ook in nieuwe, eigenzinnige belichtingen van bekend en minder bekend repertoire en nieuwe presentatie door het in een theatrale setting uitvoeren van concertmuziek. Vier thema’s scheppen orde in de dertig tot veertig uitvoeringen verdeeld over vier tot vijf producties per jaar: Groot werk van de grote Bach, Koopman on stage, Kerk- en ander werk en Een dag zonder Bach. 

De beoogde vernieuwing krijgt ook gestalte in de uitbreiding van het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir naar het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir + Academy voor kennisoverdracht en talentontwikkeling. Het ensemble beschouwt de Academy als noodzakelijke voorziening voor de overdracht van Koopmans levend muzikaal erfgoed en de talentontwikkeling van jonge musici op basis daarvan. De plannen voor de Academy maken geen deel uit van de aanvraag bij het AFK en de kosten daarvan zijn niet in de begroting opgenomen.

Amsterdam Baroque Orchestra & Choir ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020. 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld 
€ 112.500 per jaar in het kader van het Kunstenplan. 


Artistiek belang 

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
Het ABOC vervult naar de mening van de commissie een belangrijke rol in de Nederlandse ensemblecultuur in het algemeen en in het bijzonder de oude muziek. Het ensemble presteert onder leiding van Ton Koopman op het allerhoogste niveau en is er de afgelopen jaren in geslaagd om internationaal te blijven gloriëren zonder Nederlandse overheidssteun. De commissie kent het ensemble een grote artistieke eigenheid toe, die een op een is verbonden met zijn artistiek leider Ton Koopman. 
De artistieke plannen voor de periode 2021-2024, uitwaaierend rond de werken van J.S. Bach, zijn weldoordacht en gedegen. In de programma’s onder de thema’s Groot werk van de grote Bach, Kerk- en ander werk en Een dag zonder Bach ziet de commissie een mooie balans tussen het bekende en minder bekende repertoire. De commissie waardeert de kwalitatief hoogstaande programmering, maar herkent daarin niet de vernieuwing die het ensemble hieraan wil toeschrijven. Onder het thema Koopman on stage vinden vier theatrale concerten plaats, waaronder Joseph Haydns opera L’Anima del filosofo (die door het ensemble overigens niet voor de eerste keer in Nederland wordt uitgevoerd, zoals men stelt: de Nederlandse Reisopera ging het ensemble voor in 1999). Deze projecten worden theatraal vormgegeven door regisseur Gilbert Blin, specialist in de enscenering van barokopera’s. De commissie vindt dit een verrassend initiatief. Een artistiek-inhoudelijke toelichting op de theatrale vormgeving en de relatie daarvan tot de muziek ontbreekt echter, zodat zij zich geen gedegen beeld kan vormen van de artistieke eigenheid van het concept. Deze mening heeft de commissie ook over de kinderconcerten, die zij in aanleg fantasievol vindt, maar die het ensemble evenmin artistiek-inhoudelijk toelicht. De commissie concludeert dat de artistieke plannen potentieel interessant zijn, maar dat de geleverde informatie hierover te summier is om een gefundeerd oordeel te kunnen vormen. De commissie wil daarbij ook de kanttekening plaatsen dat het aanbod van theatrale concerten niet per se vernieuwend is, zoals het ensemble stelt, en dat ook andere ensembles die vorm toepassen.

Het ABOC geeft aan dat het publiek van oude muziek en van het ensemble, grotendeels bestaat uit liefhebbers van klassieke en oude muziek. De gemiddelde leeftijd is hoog en de culturele achtergrond westers. Het ensemble en zijn artistiek leider Ton Koopman hebben in de loop van de jaren uit deze publieksgroep een trouwe achterban aan zich verbonden. Gezien de blijvende belangstelling van de internationale podia, de stevige publieksaantallen in binnen- en buitenland en de persreacties mag geconcludeerd worden dat het aanbod van het ABOC een grote artistieke betekenis heeft voor deze publieksgroep. Daarnaast beoogt het ensemble ook een tenminste bescheiden jongere doelgroep te bereiken. In het plan specificeert men die jongere doelgroep echter niet. Evenmin wordt aangegeven wat de culturele interesses van die beoogde doelgroep zijn en hoe het artistieke plan daarop aansluit. De commissie stelt daarom vast dat de artistieke betekenis voor het bestaande beoogde publiek groot is, maar dat zij gezien de geringe informatie niet overtuigd is van de artistieke betekenis voor de beoogde jongere doelgroep, met uitzondering van de kinderconcerten gezien het succes op dit gebied met eerdere kinderproducties.

De commissie ziet dat een aanzienlijk deel van de aanvraag is gewijd aan de verdere ontwikkeling van de Academy die geïntegreerd wordt in het ABOC. Het ensemble geeft aan dat de uitvoering van die plannen op zich geen deel uitmaakt van deze aanvraag, omdat de Academy een partnerschap betreft met het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en daarom vooral een Haagse aangelegenheid is. Het initiatief van de Academy is echter wel wezenlijk voor de toekomst van het ensemble. De commissie beschouwt het als een interessante en relevante artistieke ontwikkeling binnen het ABOC. Omdat de Academy geïntegreerd wordt in het ABOC en daardoor ook van betekenis kan zijn voor de Amsterdamse activiteiten, wil de commissie hier in het licht van die ontwikkeling toch enige woorden aan wijden. Het ABOC stelt dat het ensemble onderscheidend is in het oude-muziekveld dankzij de uitzonderlijke muzikale en musicologische kwaliteiten van Ton Koopman, en ziet het daarom als urgentie om het culturele erfgoed van Ton Koopman middels de Academy door te geven aan een jongere generatie musici. De commissie kan zich daarbij aansluiten en vindt de ontwikkeling van een Academy, die ook een artistieke verrijking en vernieuwing voor het ensemble kan betekenen, wenselijk en noodzakelijk. Uit de aanvraag wordt echter niet duidelijk wat men precies beoogt met de Academy. De commissie vindt in het plan bijvoorbeeld geen antwoord op de vraag of het doel van de Academy vooral de overdracht en verspreiding van het Ton Koopman-erfgoed betreft of dat er ook ruimte wordt gecreëerd voor een zoektocht naar nieuwe wegen en invalshoeken, die de barokmuziekpraktijk wellicht een hernieuwde artistieke relevantie kunnen geven in een sterk veranderende samenleving. De commissie acht dit laatste van groot belang voor de toekomst van de oude-muziekpraktijk in het algemeen en die van het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir + Academy in het bijzonder.


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.
De commissie leest in het plan dat het ABOC het belang van het ensemble voor de stad vooral vanuit een historisch perspectief benadert: het ensemble memoreert het ontstaan en de ontwikkeling van de nieuwe Amsterdamse oude-muziekbeweging in de jaren zestig van de vorige eeuw, met Ton Koopman als een van de protagonisten daarvan. De commissie erkent het belang van die artistieke ontwikkeling voor Amsterdam en de rol die Ton Koopman en zijn ensembles daarin speelden, maar constateert dat het ensemble niet reflecteert op zijn huidige rol in de stedelijke samenleving. Het ABOC heeft naar het oordeel van de commissie verbinding met enige culturele organisaties in Amsterdam, maar is niet met de stedelijke samenleving verbonden door samenwerkingen met specifieke bewonersgroepen of maatschappelijke organisaties. 

Het ABOC speelt uitsluitend de stadsdelen Oost (in het Muziekgebouw) en Zuid (in het Concertgebouw) en ontplooit geen activiteiten in andere stadsdelen. De commissie is daarom van mening dat het ABOC enige bijdrage levert aan stedelijke spreiding van het cultuuraanbod en het publieksbereik daarvan.

Het ABOC kiest voor het thema Wereldstad als eigen accent maar licht die keuze slechts zeer summier toe, met de vaststelling dat het ensemble zich in de wereldsteden in het buitenland profileert als Amsterdams topensemble. De commissie begrijpt de themakeuze van het ABOC en ziet het ABOC zeker als ambassadeur van barokmuziek in het buitenland, maar constateert tegelijkertijd dat er geen sprake is van internationale uitwisseling of samenwerking die relevant is voor de stad.


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak. 
Het ABOC heeft in de afgelopen decennia, ook in tijden van financieel moeilijke omstandigheden, bewezen plannen van de voorliggende omvang te kunnen realiseren, dankzij het vakmanschap, de bevlogenheid en de ondernemingszin van de artistiek leider en de uitstekende musici die het werk uitvoeren. Daar heeft de commissie respect voor. Na het wegvallen van de meerjarige subsidie in 2009 werd het kantoor opgeheven. Eind 2018 kon het ABOC een interim zakelijk leider op freelancebasis aantrekken die recentelijk werd opgevolgd door een nieuwe deskundige zakelijk leider. De commissie is positief over die ontwikkeling, omdat daarmee de continuïteit van de organisatie geborgd is. Op basis daarvan heeft de commissie er vertrouwen in dat het plan voor wat betreft het vakmanschap, de opzet en omvang van de organisatie uitvoerbaar en realistisch is. 

De commissie meent echter dat de bedrijfsvoering van het ABOC niet gezond is. De financiële positie van de organisatie is de afgelopen jaren uitgehold: er is geen eigen vermogen en de liquiditeit is sterk afgenomen. Dit maakt de organisatie kwetsbaar. De commissie constateert dat het ensemble reflecteert op de kwetsbaarheid van de organisatie in de afgelopen jaren, maar niet op de risico’s en consequenties van mogelijke tegenvallers in de toekomst en hoe de organisatie daarmee denkt om te gaan. De commissie is daar kritisch over, zeker in het licht van de huidige wankele financiële situatie.
  
De commissie vindt de begroting ambitieus, maar realistisch en passend bij de plannen voor 2021-2024. De organisatie heeft, naast de subsidieaanvraag bij het AFK, een aanvraag voor de landelijke BIS ingediend en wil daarnaast ook via fondsen en andere private inkomsten een aanzienlijk bedrag binnenhalen. De publieksinkomsten zijn tegelijkertijd hoog in verhouding tot de aangevraagde subsidies. Op basis daarvan vindt de commissie de financieringsmix evenwichtig. De commissie wil wel de kanttekening plaatsen dat zij de begroting niet erg inzichtelijk vindt vanwege alle samengebundelde kostenposten; bovendien lijkt de begroting niet helemaal compleet: voor 2023 zijn bijvoorbeeld geen kosten voor kostuums/décor/licht opgenomen terwijl er in dat jaar twee Ton Koopman on Stage-producties plaatsvinden.

Het marketingplan is naar de mening van de commissie zeer summier. De organisatie geeft aan dat er na de magere jaren veel werk aan de winkel is op het terrein van publieksbereik, maar heeft besloten om pas met een gedetailleerd marketingplan te komen wanneer het Ministerie van OCW landelijk subsidie heeft toegekend. Men beperkt zich in de aanvraag tot het noemen van een zestal ambities op het gebied van marketing/publiciteit en een inventarisatie van de bestaande en nieuw te bereiken doelgroepen. Welke acties men wil ondernemen om de ambities en (nieuwe) doelgroepen te bereiken, wordt niet beschreven. De commissie is kritisch over het besluit van de aanvrager om nu geen gedetailleerd marketingplan te presenteren, omdat het oordeel van de commissie over het marketingplan medebepalend is voor het oordeel over de uitvoerbaarheid van de plannen. 


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als onvoldoende.
Het ABOC beperkt zich vanuit zijn aard en doel tot de westerse canon van de oude muziek. Dat is in de ogen van de commissie een begrijpelijke afweging, maar het betekent dat het ensemble geen bijdrage levert aan de culturele diversiteit van het aanbod.

Het ABOC stelt zelf vast dat de bezoekers van een biculturele of niet-westerse achtergrond ondervertegenwoordigd zijn in zijn publiek. Het ensemble komt in het plan echter niet met voorstellen om die situatie te veranderen. Men geeft wel aan een diverser publiek te willen bereiken, maar vooral in termen van een meer gevarieerde leeftijdsopbouw van het publiek. De commissie concludeert dan ook dat het ensemble geen bijdrage levert aan het bereiken van een cultureel divers publiek.

Door de internationale bezetting is er in het ABOC sprake van culturele diversiteit in het ensemble, maar niet in de zin van in de zin van een bredere representatie van de verschillende culturele achtergronden in de stad. De organisatie is klein en kent geen culturele diversiteit; dat geldt ook voor het bestuur. Het ABOC onderkent die situatie en geeft ook aan dat verbetering van die situatie een uitdaging is binnen het werkveld waarin het ensemble opereert. Het ensemble presenteert echter geen visie op, noch een concreet stappenplan voor een proces om de situatie te verbeteren.
Integendeel, het ABOC geeft aan dat het in stand houden van de huidige bevredigende situatie op het gebied van diversiteit en inclusie, prioriteit heeft. De commissie vindt deze zelfreflectie van ABOC op het toepassen van de Code Culturele Diversiteit zorgelijk. 


Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir niet te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Muziek en Muziektheater.