Wereldmuseum Amsterdam

Erfgoed
Aangevraagd: € 279.500
Toegekend: € 0

Inleiding

Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen is de rechtspersoon achter drie etnografische musea. Bij elkaar vormen deze het grootste etnografische museum van Nederland. Dit brengt een belangrijke verantwoordelijkheid met zich mee voor het beheer, onderzoek, onderhoud en interpretatie van de etnografische en wereldculturencollecties van Nederland. Het Wereldmuseum zegt zijn rol als museum echter graag uit te breiden. Het haalt inspiratie uit zijn eigen geschiedenis en collecties, en uit zijn missie om wereldburgerschap te bevorderen. Dit doet het museum onder andere met tentoonstellingen, publieksprogramma's en een uitgebreid educatief aanbod. De aanvraag betreft Wereldmuseum Amsterdam (voorheen Tropenmuseum). 

Het Wereldmuseum Amsterdam gaat over de stad in de wereld. Daarmee geeft het museum uitdrukking aan de grote inspiratie die de stad het museum elke dag weer zegt op te leveren, aangezien Amsterdam altijd heeft bijgedragen aan de vorming van de wereld, en aangezien de wereld het superdiverse Amsterdam van vandaag mede heeft gevormd.

Wereldmuseum Amsterdam zegt een museum te willen zijn dat gaat over de wereld in verbinding, waarin mensen zich bewust zijn van de impact die zij over en weer op elkaar hebben of kunnen hebben en een wereld waarin mensen voortdurend van elkaar leren. Met zijn missie wil het museum inspireren tot kritisch wereldburgerschap en aanzetten om bij te dragen aan een gelijkwaardige en rechtvaardige wereld. Dat doet het museum door het vergroten van kennis en daarmee van empathie.  In de plannen voor 2025-2028 geeft het museum hier uitdrukking aan met drie onderdelen waarvoor het subsidie van het AFK vraagt. Allereerst zijn dat de programma's voor kinderen rondom de klimaatcrisis en onze relatie met de aarde. Ten tweede gaat het om de ontwikkeling van een onderwijsmethodiek om een brede intermediaire doelgroep te leren hoe zij een dialoog kunnen voeren rondom ongemakkelijke of gevoelige onderwerpen. Ten slotte wil het museum binnen het project Beyond Borders activiteiten ontwikkelen en programmeren over internationalisme, internationale solidariteit en gedeelde vrijheidsstrijd.

Wereldmuseum Amsterdam ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 246.668 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 279.500 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.

De commissie ziet dat de artistieke signatuur van Wereldmuseum Amsterdam verandert: het museum neemt afstand van zijn koloniale wortels en stelt zijn verleden ten dienste van het nadenken over en vormgeven van het heden en de toekomst. Het museum richt zich daarom steeds meer op het inspireren tot wereldburgerschap en het bevorderen van gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid. De commissie vindt de aangescherpte artistieke signatuur onderscheidend en passend, gezien de noodzaak om de doorwerking van het koloniale verleden te adresseren en te stoppen.  Omdat het ondernemingsplan niet ingaat op de activiteiten die het Wereldmuseum Amsterdam zonder subsidie van het AFK wil organiseren en programmeren, kan de commissie niet beoordelen hoe de artistieke signatuur in het volledige programma tot uiting komt en hoe de in dit plan opgenomen projecten zich tot dat geheel verhouden. De activiteiten waarvoor subsidie bij het AFK wordt aangevraagd sluiten volgens de commissie goed aan op de artistieke signatuur. Met de jeugdtentoonstelling Raad van de Raaf bijvoorbeeld betrekt het museum kinderen bij de klimaatcrisis en daaraan gekoppelde (on)gelijkheidsvraagstukken. Met het project Beyond Borders richt het de schijnwerpers op de kracht van het mondiale Zuiden en daaruit afkomstige kunstactivistische bewegingen. 

Het is de commissie duidelijk dat de nieuwe kindertentoonstelling voortborduurt op de ervaring van het Tropenmuseum Junior. Dit onderdeel spreekt volgens de commissie zeer tot de verbeelding. De klimaatcrisis is actueel en urgent, ook voor kinderen.  De commissie vindt het waardevol en tot de verbeelding sprekend dat het museum zijn rijke educatie-ervaring wil vertalen in een onderwijsmethodiek waarmee professionals in allerlei sectoren gevoelige onderwerpen bespreekbaar kunnen maken. Zij is echter van mening dat dit project ten dele om een andersoortige ervaring vraagt dan die het museum heeft, omdat de doelgroep en de werkterreinen van de doelgroep voor het museum geen bekend terrein zijn. Van de aansprekendheid van het project Beyond Borders is de commissie niet overtuigd. De beschrijving van dit project vindt de commissie zo abstract, dat zij er inhoudelijk weinig beeld bij krijgt. De commissie kan dan ook niet goed beoordelen of de activiteiten binnen dit project tot de verbeelding zullen spreken. Het type activiteiten binnen dit project - waaronder gesprekkenreeks, een congres en een tentoonstelling - sluit volgens de commissie wel goed aan bij de ervaring van het museum. 

De commissie is op sommige punten positief over de artistieke betekenis van de voornemens voor publiek en stad en heeft op andere punten wat kritiek. Zij vindt dat het plan duidelijk en overtuigend is over wat het museum teweeg wil brengen bij het publiek en de stad. Het museum wil bevorderen dat bezoekers meer begrip voor de ander krijgen en op zoek gaan naar verbinding. Deze impact is volgens het plan ook van belang voor de stad, waar talloze nationaliteiten en culturen moeten zien samen te leven. De commissie onderschrijft dat.

Dat Wereldmuseum Junior impact zal maken en aansprekend zal zijn, staat voor de commissie buiten kijf. Het museum heeft volgens de commissie een uitstekend trackrecord als het gaat om jeugdtentoonstellingen en bijbehorende (educatie)programma’s. De commissie vindt het onderdeel waarin scholen aan de slag gaan met zelf geformuleerde klimaatdoelen een mooi voorbeeld van het activerend leren waar het museum zo goed in is. 

Om te zorgen dat de te ontwikkelen onderwijsmethodiek de beoogde doelgroep van professionals in cultuur, onderwijs, welzijn en beleid aanspreekt en daar ook inhoudelijk voldoende aansluiting bij vindt, is volgens de commissie betrokkenheid van die sectoren raadzaam. Uit het plan blijkt echter niet in hoeverre en op welke wijze het museum (deskundigen uit) de doelgroepen raadpleegt over of anderszins betrekt bij de ontwikkeling van de onderwijsmethodiek.

Het project Beyond Borders is bedoeld om te onderzoeken hoe kunstenaars en kunst mensen kunnen helpen om zich nieuwe, rechtvaardigere werelden voor te stellen. De commissie denkt dat dit project gezien de aard van de voorgenomen activiteiten vooral makers en onderzoekers zal aanspreken. Met een tentoonstelling van werk van alumni van de Rijksakademie wil het museum dit project ook vertalen naar het publiek. De commissie denkt dat het onderwerp in deze tijd van activisme in potentie aansprekend is voor het publiek. Zij vindt de uitwerking van het plan op dit punt echter erg summier, waardoor zij hier niet geheel van overtuigd is.

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.

De commissie vindt de visie van Wereldmuseum Amsterdam op het bereik in de stad ten dele duidelijk en onderbouwd. Het museum kiest voor doelgroepen die ‘bewust onbekwaam’ zijn ten aanzien van de koloniale erfenis van Nederland en de omgang met en het tegengaan van racisme. Het museum constateert dat daar een behoefte aan kennis is die toepasbaar is in het dagelijks leven. De commissie ziet dat het museum deze bezoekersbehoefte onderbouwt door te verwijzen naar de resultaten van het publieksonderzoek ten tijde van de totstandkoming van de nieuwe vaste opstelling. De commissie vindt het vanuit de missie van het museum niet logisch dat het museum geen ambities verwoordt ten aanzien van groepen die ‘onbewust onbekwaam zijn’. 

De commissie vindt dat het museum zijn doelgroepen goed onderverdeelt en redelijk duidelijk voor ogen heeft welke activiteiten voor welke groep geschikt zijn. De vaste opstelling is vooral bedoeld voor de traditionele cultuurminnaar en voor gemeenschappen die een relatie hebben met het Nederlandse koloniale verleden. De kindertentoonstelling is gericht op families en schoolklassen. De activiteiten binnen het project Beyond Borders zijn vooral bedoeld voor makers, studenten en wetenschappers. Daarnaast benoemt het museum Young Urban Citizens en Urban Minnaars als belangrijke doelgroepen. De commissie ziet dat deze laatste groepen wel duidelijk omschreven en getypeerd worden in het plan, maar vindt dat het museum niet duidelijk maakt welke typen activiteiten hiervoor bedoeld zijn. Het museum onderbouwt de keuze voor deze groepen door te wijzen op het feit dat het maatschappelijk betrokken en breed geïnteresseerde groepen zijn die bovendien cultureel divers zijn.  Gezien het bereik van Tropenmuseum Junior voor de pandemie vindt de commissie 50.000 bezoekers per jaar voor de jeugdtentoonstelling realistisch. Dat het bereik van de onderwijsmethodiek in de eerste jaren nihil is, kan de commissie volgen omdat de methodiek dan nog in ontwikkeling is. Hoe het museum hiermee in 2027 en 2028 vanuit het niets 1.900 respectievelijk 2.500 deelnemers denkt te trekken, vindt de commissie niet goed onderbouwd. Het plan spreekt over een ‘enorm multipliereffect’ omdat de aanpak gericht is op het trainen van trainers, maar legt niet uit hoe en waar deze sneeuwbal zal beginnen met rollen. 

Voor Beyond Borders vermeldt de aanvraag twee jaren met weinig deelnemers, afgewisseld met jaren met 90.000 bezoekers. De commissie vermoedt dat deze bezoekers tentoonstellingsbezoekers zijn, maar het plan vermeldt maar één tentoonstelling in het kader van dit project. Verdere uitleg ontbreekt, zodat de commissie op dit punt niet ziet hoe de aard en omvang van de activiteiten aansluiten op de aard en omvang van de doelgroepen.

De commissie constateert dat het ondernemingsplan niet expliciet ingaat op de aanpak die moet leiden tot het beoogde bereik. De marketing en communicatie rondom de drie projecten worden niet besproken. Wat betreft het juniormuseum ontleent de commissie een zeker vertrouwen in de aanpak aan de goede relaties van het museum met scholen en de prestaties in het verleden. Op dit punt mist zij echter vooral reflectie op de consequenties van de lange looptijd van 5,5 jaar voor Raad van de Raaf. Voorheen wisselden de kindertentoonstellingen veel vaker. Voor het bereik van de onderwijsmethodiek en Beyond Borders vindt de commissie in het plan geen informatie over de aanpak en kan zij daarom niet vaststellen of deze realistisch en passend is. Wereldmuseum Amsterdam geeft aan dat geen van zijn activiteiten plaatsvindt in de stadsdelen Nieuw-West, Noord of Zuidoost. Op basis daarvan stelt de commissie vast dat de activiteiten van het museum niet bijdragen aan spreiding van het culturele aanbod en het publieksbereik in deze stadsdelen.

Diversiteit & inclusie

De commissie beoordeelt de diversiteit en inclusie als goed.

De visie van het museum op diversiteit en inclusie is in de ogen van de commissie overtuigend. Wereldmuseum Amsterdam ziet het diversiteits- en inclusiebeleid als middel om een rechtvaardige toekomst vorm te geven en ongelijkheden uit het verleden te herstellen. De focus ligt daarbij, in aansluiting op de geschiedenis en aard van het museum en de collectie, op culturele diversiteit. Het museum definieert inclusie als het creëren van de voorwaarden voor diversiteit. De commissie vindt dat het hele ondernemingsplan in dit teken staat. Zij ziet dat het museum vanuit zijn missie, visie en doelstellingen intrinsiek gemotiveerd is om in alle aspecten van het werk te streven naar rechtvaardigheid en het herstel van ongelijkheid. 

De commissie ziet in het plan een concrete doelstelling voor de programmering: het leren omgaan van de bezoekers met culturele diversiteit en het vertellen van meerstemmige verhalen over slavernij, kolonialisme en activisme. Deze doelstelling vloeit logisch voort uit de aard van museum en collectie en bouwt voort op de rijke ervaring van het museum hiermee. De reflectie op de programmering in de voorgaande periode laat zien dat er een grote mate van continuïteit zit in de programmering en dat diversiteit en inclusie daarin de dragende pijler is.

Het museum reflecteert volgens de commissie goed op de publiekssamenstelling in de afgelopen periode. Het museum trekt naar eigen zeggen een cultureel divers publiek en blijft zich met name daarop richten. De commissie vindt dat logisch gezien de aard en inhoud van het museum. Zij constateert dat het museum ook ten opzichte van andere groepen inclusiviteit nastreeft. Zo zijn faciliteiten aangepast op alle genderidentiteiten en zijn er maatregelen getroffen om de vaste expositie toegankelijk te maken voor mensen met beperkingen. Of het museum voor deze laatste twee groepen ook de komende jaren nog specifieke doelstellingen en plannen heeft, vindt de commissie op basis van het plan niet duidelijk. 

Wat betreft de samenstelling van de personele zaken reflecteert het plan volgens de commissie goed op wat er in de afgelopen periode gedaan is. Het museum zegt per functie te hebben bekeken welke (culturele) achtergrond gewenst was. De aanstelling van Wayne Modest als inhoudelijk directeur en bestuurder is voor de commissie een signaal dat het museum de eerdere kritiek op de te eenzijdige samenstelling van het management ter harte heeft genomen. In themagesprekken betrekt het museum alle medewerkers bij de voor het museum wezenlijke onderwerpen zoals dekolonisatie, diversiteit en inclusie en bedrijfscultuur. Zo bouwt men aan een gedeeld gedachtegoed. Op deze voet wil het museum doorgaan. De commissie vindt het plan op dit punt adequaat. 

De commissie ziet dat de aanpak voor een divers en inclusief aanbod, bereik, organisatie en partners in hele plan verweven is en volkomen geïntegreerd is in de aard en werkwijze van Wereldmuseum Amsterdam. Alles wat het museum doet, draait om het inspireren en equiperen van bezoekers tot wereldburgerschap en een inclusieve samenleving. 

Het museum stelt dat het aanbod tot stand komt door middel van participatie en cocreatie. De commissie ziet deze effectieve aanpak vooral in en rondom de kindertentoonstelling duidelijk terug. Scholen, leerlingen en ouders worden actief betrokken in een communityproject over klimaatdoelen en leerkrachten worden met een Teach the Teacher Training toegerust voor hun rol daarin. Het plan laat volgens de commissie in het midden hoe participatie en cocreatie binnen de andere twee projecten concreet vorm krijgt en met wie. 

In het wervingsbeleid zegt het museum in aansluiting op het gewenste profiel voor een bepaalde functie specifieke netwerken te benaderen om te zorgen dat vacatures onder de aandacht van de juiste doelgroepen komen. Door middel van een speciaal protocol zorgt het museum dat het een inclusieve en verwelkomende werkomgeving is voor elke (potentiële) medewerker. De commissie vindt dit voor de hand liggende en passende stappen.

De commissie vindt dat de partnerschappen met organisaties als Framer Framed en The Black Archives en met makers uit de global South goed passen bij wat het museum wil bereiken op het gebied van programma en publiek. 

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.

De commissie is kritisch over de visie op de bedrijfsvoering, die zij weinig uitgesproken en op punten zelfs ontoereikend vindt. Op dit punt zoomt het ondernemingsplan uit naar de overkoepelende organisatie. Deze werkt vanuit de visie ‘horizontaal als het kan, verticaal als het moet’. Directie-, management- en toezichtstaken en een deel van de museale taken worden centraal voor de hele koepel verricht. Op dat niveau is de naleving van de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur volgens de commissie adequaat geborgd. Welke maatregelen en voorzieningen er zijn getroffen met het oog op de sociale veiligheid, heeft de commissie in het plan niet kunnen terugvinden. De commissie vindt dat een gemis: de bewaking van de bedrijfscultuur en de cohesie in het team vraagt in een organisatie met meerdere vestigingen juist extra aandacht.

Lokale teams zorgen volgens het museum voor de lokale inbedding wat betreft netwerken, publiek, partnerschappen en stakeholders. Het plan vermeldt niets specifieks over de invulling van het lokale team van Wereldmuseum Amsterdam. Ook constateert de commissie dat accenten of aandachtspunten voor de bedrijfsvoering van specifiek dit museum ontbreken. 

De reflectie op de bedrijfsvoering is eveneens grotendeels generiek. Belangrijk vindt de commissie de constatering dat de continuïteit van het Nationaal Museum voor Wereldculturen sinds 2021 verstevigd is door de wettelijke zekerheid van structurele rijksfinanciering. De aanvraag gaat alleen niet in op de eventuele gevolgen van deze ontwikkeling voor de financiering en de subsidiebehoefte van Wereldmuseum Amsterdam. De commissie ziet weinig verband tussen de reflectie en de visie en constateert ook dat de bedrijfsvoering van het museum niet expliciet in verband wordt gebracht met de toekomst van het museum en de maatschappelijke context. Zij vindt dat het ondernemingsplan ten aanzien van de bedrijfsvoering een soort vanzelfsprekendheid uitstraalt dat het museum zijn zaken voor elkaar heeft. Het museum verzuimt de lezer (en daarmee de commissie) daarin mee te nemen. 

De commissie maakt uit de aanvraag op dat de bedrijfsvoering van het museum er goed voor staat. De impact van corona bleef beperkt, dankzij de steunmaatregelen van de overheid en bezuinigingen van het museum. Wel ijlden de effecten nog lang na. Het museum boekte in 2022 en 2023 negatieve exploitatieresultaten doordat het vanaf de opheffing van de coronabeperkingen niet langer kon besparen op de lasten terwijl bezoekersaantallen en directe inkomsten nog lang niet op het oude niveau waren. Waar het museum met de bedrijfsvoering naar toe wil werken, wordt volgens de commissie in het ondernemingsplan niet duidelijk beschreven. De commissie leest tussen de regels door dat het museum de gezonde status quo wil handhaven en streeft naar herstel van de bedrijfsvoering tot het pre-coronaniveau. Specifieke risico’s worden niet benoemd. De toelichting op de begroting vermeldt alleen dat de directie op de hoogte is van de belangrijkste risico’s en onzekerheden binnen de branche en dat deze beheerst worden met de risicomanagement- en controlesystemen van de organisatie.

De commissie is van mening dat het plan in organisatorisch opzicht realistisch en uitvoerbaar is. Zij heeft vertrouwen in de beproefde werkwijze van het juniormuseum, de lange traditie van het museum op het gebied van cocreatie met partnerorganisaties en de professionaliteit van de organisatie. 

De commissie denkt dat het plan ook in financieel opzicht realistisch en uitvoerbaar is. Zij ontleent dat vertrouwen vooral aan de financiële huishouding van het museum, die zonder enige twijfel stevig genoeg is om dit plan te dragen. De projectkosten waarvoor de AFK-subsidie bedoeld is, vormen slechts een fractie van het totale budget van het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Met zijn gezonde balans en een toereikende vermogenspositie moet het museum zeker in staat zijn om dit plan ten uitvoer te brengen. 

Over de begroting is de commissie echter zeer kritisch, omdat deze nauwelijks is toegelicht. De meerjarenbegroting is op koepelniveau opgesteld en lijkt een geïndexeerde versie van de begroting van 2023, zonder enige toelichting op de begrote bedragen. Ook de voldoende gevarieerd ogende financieringsmix is niet toegelicht. De aanvraag specificeert voor elk van de drie projecten waarvoor de subsidie bedoeld is het daarvoor gewenste bedrag. Het overgrote deel, € 200.000 per jaar, is bedoeld voor personele lasten van de jeugdtentoonstelling. Hoe het museum tot dit bedrag en de andere bedragen komt, is niet onderbouwd. Het museum geeft geen inzicht in de begrotingen van deze onderdelen en de overige dekking daarvan.  Het plan geeft ook geen onderbouwing voor het feit dat het aangevraagde bedrag hoger ligt dan voorgaande jaren. De commissie vindt dat verwacht mag worden dat de kosten voor de jeugdtentoonstelling lager zou liggen. Aangezien de looptijd van de jeugdtentoonstelling twee jaar langer is dan die van de vorige editie, kunnen kosten voor bijvoorbeeld het werven en opleiden van de publieksbegeleiders over meer jaren worden uitgesmeerd.

Conclusie

De commissie vindt dat Wereldmuseum Amsterdam het gevraagde subsidiebedrag niet overtuigend heeft onderbouwd. Zij ziet daarom geen reden om de gevraagde verhoging toe te kennen. De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Wereldmuseum Amsterdam gedeeltelijk te honoreren met het bedrag van € 246.668 per jaar. 

De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget beschikbaar is om de aanvraag te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.