Veem House for Performance

Dans
Aangevraagd: € 350.000
Toegekend: € 0

Inleiding

Veem House for Performance (hierna: Veem) is een ontwikkel- en presentatieplek in Werkgebouw ’t Veem in Amsterdam West, gericht op makers binnen de performance, mime en dans. Veem richt zich op ontwikkeling, experiment en uitwisseling en omschrijft zichzelf als een plek voor onderzoek, waar creatieve praktijken zich kunnen ontplooien zonder de druk van een vooraf bepaald eindresultaat. Veem beschrijft vertrouwen, sense of belonging en autonomie als haar uitgangspunten en doet afstand van wat zij de productie-waan van de dag noemt. Veem geeft aan een tussenruimte te willen zijn in een stad die veel gericht is op produceren.

Veem is voornemens de komende periode toe te werken naar een ‘artist run house’, door meer zeggenschap bij haar makers te leggen. Veem benadrukt dat zij zich niet richt op een format, maar werkt binnen een open visie.

Veem richt zich hiervoor op drie hoofdtaken, genaamd Veem & Programma, Veem & Partners en Veem & Verhuur. In Veem & Programma kunnen makers projecten binnen hun werkpraktijk ontwikkelen. In Veem & Partners wil Veem focussen op het creëren van ontmoetingen en mogelijkheden met vergelijkbare culturele organisaties. Veem & Verhuur richt zich op het verhuren van de ruimte als vergaderruimte of werkplek aan beleidsmakers, fondsen en onderwijsinstellingen.

Veem House for Performance ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 301.903 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 350.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.

De commissie leest in het plan geen duidelijke artistieke signatuur. Veem noemt zichzelf ‘in transitie’ en verdeelt het komende jaarprogramma in drie delen: Programma’s, Partners en Verhuur. Binnen het onderdeel Programma’s wil Veem makers ruimte en begeleiding bieden en noemt hierbij onder andere Floor van Leeuwen en Flavia Pinheiro als makers. Daarnaast wil Veem makers werven via een open call. De commissie leest in het plan echter geen artistiek uitgangspunt, artistieke motivatie of selectiecriteria die de ondergrond voor de keuzes vormen. Ook bij een plek en werkwijze die vanuit de kunstenaar vertrekt, zullen immers toch keuzes worden gemaakt. Het is voor de commissie niet duidelijk hoe Veem haar beoogde rol als tussenruimte voor zich ziet, en hoe de onderdelen Programma’s en Partners zich tot elkaar verhouden in de ‘artist driven’ plek die Veem beoogt te worden. Hierdoor kan de commissie de artistieke eigenheid niet duiden. Ook de vertaling naar de artistieke activiteiten voor de komende periode roept bij de commissie nog vragen op. De beoogde residenties binnen het onderdeel Programma, waarin uitwisseling plaatsvindt tussen een internationale kunstenaar en een in Nederland gevestigde kunstenaar, vindt de commissie niet artistiek onderbouwd. Het plan maakt niet duidelijk wat dit Veem of de betrokken makers artistiek oplevert.

De beoogde samenwerkingen in het onderdeel Partners, zoals met het initiatief GREENHOUSE of ICK, vindt de commissie in beginsel positief, maar worden algemeen beschreven, met intenties om makers en organisaties te koppelen. Ook hier had de commissie meer artistieke onderbouwing willen lezen. De commissie leest bijvoorbeeld niet wat de toegevoegde waarde voor Veem en de betrokken makers is en vindt de beschreven opzet nog erg vrijblijvend.

Het plan reflecteert op de artistieke ontwikkeling van de afgelopen jaren. De commissie ziet dat Veem met het plan niet voortbouwt op deze artistieke ontwikkeling, maar uit de geleerde lessen in afgelopen periode een nieuwe artistieke koers gaat varen. De commissie vindt het zeer te waarderen dat met een nieuw team in korte tijd tot een plan is gekomen. Ze kan wel duidelijk zien dat de artistieke koers nog niet uit is ontwikkeld.

Dat Veem ‘artist driven’ wil zijn, vindt de commissie in potentie waardevol. De artistieke betekenis voor de makers komt nu echter te weinig naar voren. Veem beschrijft in algemene zin wat ze makers gaat bieden bij hun onderzoek, waaronder testmomenten voor publiek en feedbackmomenten met ‘peers’. Een werkwijze of zicht op wat het de makers zal gaan brengen, biedt het plan niet. Zo ziet de commissie bijvoorbeeld niet terug hoe Veem de artistieke ontwikkeling van de makers binnen hun onderzoek bewaakt. De commissie ziet ook niet hoe de verschillende makers zich tot elkaar gaan verhouden. Over het geheel krijgt de commissie daarmee geen goed beeld hoe Veem’s invulling van ‘artist driven’ van artistieke betekenis voor de makers zal zijn. Verder geeft Veem aan dat er elke vierde week van de residenties publiekspresentaties plaatsvinden en dat hiervoor ‘stemmen van buiten’ zullen worden uitgenodigd, maar wijdt verder geen woorden aan wat zij artistiek teweeg wil brengen bij dit publiek. De commissie kan niet goed beoordelen hoe de activiteiten, voor zowel makers als publiek, aansprekend zullen zijn.

Veem beschrijft een plek voor ontwikkeling, experiment en uitwisseling te willen zijn. Een dergelijke plek vindt de commissie op zich van artistieke betekenis voor Amsterdam. Maar Veem geeft volgens de commissie te weinig inzicht in hoe Veem dit gaat invullen of hoe zij artistiek een dergelijke plek zal bestendigen. Hetzelfde constateert de commissie bij wat Veem artistiek teweeg wil brengen in Amsterdam. Veem benoemt graag een ontmoetingsplek van de stad te willen zijn. De wijze waarop een artistiek-inhoudelijke verbinding tussen Veem en de stad tot stand kan komen, leest de commissie niet terug.

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.

De commissie ziet een beperkt onderbouwde visie op het bereik in de stad. Ze vindt dat Veem haar grootste doelgroep, de Veem House Community, duidelijk in beeld heeft. Veem richt zich onder andere op kunststudenten, professionals, makers en performancepubliek. Veem is zich bewust van dit niche publiek en het feit dat ze vooral gericht is op professioneel publiek. De gekozen makers vindt de commissie passen in deze niche. Deze community, onder meer bestaande uit de achterban van de makers, vindt de commissie duidelijk betrokken bij de activiteiten van Veem. Daarmee vindt de commissie overtuigend dat deze doelgroepen worden bereikt en dat deze doelgroepen aansluiten op de aard van de activiteiten. Echter kon de commissie niet uit het plan opmaken voor hoeveel makers er plek is, wat het moeilijk te beoordelen maakt of de omvang de activiteiten ook aansluit op de omvang van deze doelgroep.

De commissie leest geen duidelijke visie op het bereik van regulier publiek, dat Veem beschrijft aan de hand van doelgroepen zoals de jonge wereldverbeteraar, kunst- en performance liefhebbers en de buurt. De commissie vindt deze weinig toegespitst op de praktijk van Veem, waardoor het de commissie niet goed duidelijk wordt op welk toeschouwend publiek Veem zich wil richten. De commissie leest ook geen overtuigende marketingaanpak om dit publiek te bereiken. Er wordt beschreven welke sociale media-kanalen worden ingezet aan de hand van twee pijlers, namelijk content vanuit Veem zelf en content vanuit de makers. Ook worden buurtgenoten uitgenodigd voor activiteiten zoals de Veem Dinners. Op de commissie komen deze marketinginstrumenten vooral over als losse elementen, zonder overkoepelende visie. De publieksaantallen die Veem wil bereiken, vindt de commissie wel passend voor de organisatie en de aard en omvang van de activiteiten. 

Veem levert volgens de commissie nauwelijks een bijdrage aan de spreiding van activiteiten en publiek in de stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw-West. Door de locatie van Veem in West, vinden daar overwegend alle activiteiten plaats. Er zijn wel wat activiteiten in Noord, door de samenwerking met Over Het IJ Festival en Platform PickUp. PickUp verhuurt oefenruimtes in de NDSM-loods en Veem beschrijft met hen ‘samen op te trekken’, maar maakt verder niet inzichtelijk hoe dit zich vertaalt naar de activiteiten.

Diversiteit & Inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.

Veem beschrijft volgens de commissie een beknopte visie op diversiteit en inclusie. Wel maakt Veem volgens de commissie overtuigend aannemelijk dat zij binnen dit onderwerp tot doel heeft zichzelf als safe place neer te zetten, met name voor de lhbtiq+-gemeenschap. De commissie ziet hierin diversiteit in gender en seksualiteit terug als onderwerp in Veem’s visie.

Het plan geeft een reflectie op wat in de afgelopen periode op dat gebied is gebeurd en de commissie ziet dat Veem daarbij voortgang heeft geboekt in met name programma en partners. Zo noemt Veem de samenwerkingen die zij is aangegaan ten behoeve van diversiteit en inclusie, zoals ROTOR en Moha. Veem beschrijft ook de hiermee behaalde resultaten op het gebied van diversiteit en inclusie. De commissie vindt dat positief.

Voor de komende periode ziet de commissie dat Veem met name inclusiviteit als uitgangspunt blijft nemen. De commissie ziet dat de doelstellingen voortkomen uit de terugblik op de voorgaande periode, maar vindt de doelstellingen die Veem stelt nog wel globaal beschreven. Het blijft daarin bij het benoemen van ambities, zoals inclusiviteit als uitgangspunt voor het programma blijven nemen, doelgericht publiek uit de arbeidersbuurt betrekken en aandacht houden voor het diversifiëren van de organisatie. De commissie vindt dit nog weinig gericht of tastbaar.

Er is een weinig concrete aanpak uit het plan te lezen om de globale doelstellingen ten aanzien van diversiteit en inclusie te realiseren. Wel is het duidelijk dat inclusiviteit ook voor de komende periode is geborgd via de betrokken makers, met name op gebied van gender en seksualiteit. Dit vindt de commissie lovenswaardig. Veem geeft aan dat deze makers uit de lhbtiq+-gemeenschap allemaal wat van zichzelf hebben moeten achterlaten om iemand, iets of ergens anders te zijn. Daarin heeft Veem volgens de commissie een rol als safe haven, zoals Veem ook beoogt te zijn. Hoe Veem in dit kader een sociaal-economisch diverser publiek wil bereiken, zoals publiek uit de arbeidersbuurt, ziet de commissie niet concreet uitgewerkt. Een aanpak voor het diversifiëren van de organisatie ziet de commissie evenmin. Veem beschrijft te zoeken naar cultureel en sociaal-economisch diverse partners, maar de commissie ziet dit evenmin uitgewerkt terug in het plan.

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.

 De commissie leest in het plan een summiere visie op de bedrijfsvoering. Veem beschrijft haar organisatorische kader in te willen richten naar een bottom-up-structuur. De commissie ziet dat Veem zich bewust is van de hiervoor benodigde stappen, zoals het werven en begeleiden van een nieuw artistiek directeur. Uit het plan blijkt echter niet duidelijk hoe Veem de gewenste transitie zal doormaken of wat de uiteindelijke organisatiestructuur zal zijn.

Veem beschrijft de Governance Code Cultuur in algemeenheden. De commissie vindt het opmerkelijk dat Veem weinig reflecteert op de afgelopen periode, waar de directie is vervangen door een kwartiermaker en interim zakelijk leider en de organisatie door een moeilijke financiële periode is gegaan. De commissie had graag meer gelezen over de rol van het stichtingsbestuur in de komende organisatorische transitie en hoe zij deze transitie waarborgt. De commissie onderschrijft dat Veem een voorloper was van het toepassen van de Fair Practice Code. Ook in het huidige plan betaalt Veem makers conform de cao Toneel en Dans. Wat betreft sociale veiligheid neemt Veem aanbevelingen uit het rapport ‘Schaduwdansen’ ter harte. Zo stuurt Veem een veiligheidsprotocol mee met contracten. 

De commissie leest een risico-inventarisatie terug, maar vindt de genoemde risicofactoren vrij algemeen en ziet niet hoe Veem tegenvallers opvangt. Veem zegt te willen werken aan een duurzame, financieel gezonde organisatie door meer ruimte te maken voor verhuur. Naast het inruimen van tijd en ruimte, ziet de commissie hiervoor geen concrete aanpak. Juist in het licht van de ontwikkelingen in de afgelopen periode, is een heldere risicoanalyse en een duidelijke koers om op risico’s te anticiperen belangrijk om de organisatie in rustiger vaarwater te brengen. 

De commissie heeft kanttekeningen bij de organisatorische en financiële haalbaarheid. Omtrent de nieuwe organisatiestructuur moet veel nog worden opgestart. Positief en passend bij de financiële en organisatorische uitgangspositie vindt de commissie dat Veem ten opzichte van voorgaande periode minder activiteiten wil realiseren. De financiële huishouding van Veem is uiterst kwetsbaar; de eigen vermogenspositie is niet sterk genoeg om financiële tegenvallers op te vangen. Daarbij maakt de commissie uit het plan op dat makers zelf zowel artistiek als financieel verantwoordelijk zijn voor hun onderzoek. De commissie leest niet terug wat dit in de praktijk betekent voor de maker, hoe dit gemonitord wordt en hoe dit zich verhoudt tot de financiële bedrijfsvoering van Veem zelf. Ook ziet de commissie niet hoe dit zich verhoudt tot de beschreven vergoedingen voor de maker en hoe hierin Fair Practice gewaarborgd kan blijven.

De begroting vindt de commissie weinig realistisch. Het aandeel beheerslasten is opvallend hoog en dit wordt niet goed onderbouwd. De commissie vindt in het plan ook niet duidelijk terugkomen wat de vergoedingen voor de verschillende categorieën makers zijn.

De financieringsmix is risicovol door de grote afhankelijkheid van de gevraagde bijdrage aan het AFK, temeer omdat er niet wordt toegelicht waar de andere inkomstenbronnen, zoals private fondsen, vandaan komen of waarom voor die fondsen gekozen is. Ook voor de begrote eigen opbrengsten, waaronder huurinkomsten, ziet de commissie geen nadere toelichting. Een aanpak of onderbouwing voor het verwerven van de inkomsten naast de AFK-bijdrage ontbreekt.  

Conclusie

De commissie adviseert de aanvraag van Veem House for Performance niet te honoreren omdat deze tien of minder punten heeft behaald.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Dans.