Stichting Verzetsmuseum Amsterdam

Erfgoed
Aangevraagd: € 655.621
Toegekend: € 629.396

Inleiding

Stichting Verzetsmuseum Amsterdam (hierna: Verzetsmuseum) heeft als missie het levend houden van de geschiedenis van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland en het verzet tegen de koloniale bezetting in Indonesië, Suriname en op de Caribische delen van het Koninkrijk. Het museum wil bezoekers vanuit verschillende persoonlijke perspectieven laten stilstaan bij het belang van gelijkheid, tolerantie, rechtsstaat en democratie, ook in relatie tot het heden. Daartoe programmeert het museum wisseltentoonstellingen, bijeenkomsten, educatie- en participatieprogramma’s en reizende tentoonstellingen. De vaste opstellingen gaan over bezet Nederland en over de voormalige koloniën. Ook is er een speciale opstelling voor kinderen onder de noemer Verzetsmuseum Junior. 

Met het oog op de polarisering in de samenleving wil het Verzetsmuseum zich in 20252028 richten op verbinding en dialoog. Om nieuwe doelgroepen te bereiken wil het museum meer de wijken in, met onder meer een reizende tentoonstelling over verzet in de voormalige koloniën en bijbehorende participatie-activiteiten. Op het programma staan eigen wisseltentoonstellingen over Josephine Baker, verzet van vrouwen in Iran en over propaganda en de risico’s van sociale bubbels en nepnieuws. Daarnaast wil het Verzetsmuseum presentaties van en met partners exposeren. Het museum wil met de educatie aansluiting zoeken bij het vak Burgerschap. Bij de presentatie over de voormalige koloniën zal het museum nieuw educatief aanbod ontwikkelen voor laaggeletterden, inburgeraars en leerlingen met beperkingen. 

Verzetsmuseum Amsterdam ontvangt binnen het Kunstenplan 2021-2024 een vierjarige subsidie van € 656.870 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 655.621 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.  

De commissie is positief over de artistieke eigenheid van het Verzetsmuseum. Het museum heeft volgens de commissie een specifieke artistieke signatuur, met als kern het streven naar een genuanceerd beeld van beladen geschiedenissen. De organisatie neemt de bezoekers mee in de ingewikkelde keuzes die mensen in een oorlogssituatie moeten maken, hun uiteenlopende perspectieven, opvattingen en drijfveren. De commissie vindt dat de benadering vanuit uiteenlopende individuele perspectieven sterk tot de verbeelding spreekt. Het museum laat bezoekers als het ware door een 3D-bril kijken naar een historische werkelijkheid die maar al te vaak eendimensionaal wordt voorgesteld, maar dat natuurlijk niet is.

De artistieke signatuur is in de ogen van de commissie overtuigend vertaald naar de artistieke activiteiten. De commissie vindt het goed dat het museum zijn centrale thema verbreedt. Het verzet tegen Nederland als koloniale bezetter heeft sinds kort een plek in de vaste opstelling en de wisseltentoonstellingen en activiteitenprogrammering leggen de link met de actualiteit. Zo staat er onder andere een tentoonstelling over het vrouwenverzet in Iran op het programma. Ook wil men dialoogtafels organiseren, bijvoorbeeld tussen ouderen uit de Indische gemeenschap en jongeren met koloniale roots. De commissie ziet dat het museum in de omgang met actuele onderwerpen de keuze maakt om zich daar niet over uit te spreken maar er wel aandacht voor te vragen. De commissie vindt het museum op dit punt erg voorzichtig, maar ziet tegelijkertijd ook dat deze benadering past bij de artistieke signatuur. 

De commissie is van mening dat het museum adequaat reflecteert op de ontwikkeling die het de afgelopen jaren heeft doorgemaakt: de verbreding van de thematiek en de koppeling met de actualiteit. Afgaande op het plan wordt deze lijn in de komende periode doorgetrokken.

De commissie vindt het Verzetsmuseum van grote artistiek-inhoudelijke betekenis, zowel voor het publiek als voor de buurt en de stad. Zij vindt dat uit het plan duidelijk naar voren komt wat het museum teweeg wil brengen. Het museum benadert het thema verzet vanuit uiteenlopende persoonlijke perspectieven en nodigt bezoekers uit om in de schoenen van ‘de ander’ te gaan staan. Zo wil het de complexiteit van de geschiedenis inzichtelijk maken, het publiek aanzetten tot nadenken en begrip kweken voor nieuwkomers in de stad. De commissie vindt dat, zeker in tijden van polarisatie, een benadering die waardevol is voor het publiek en voor de stad. Zij is van mening dat de voorgenomen activiteiten, vooral door de nadruk op interactie, begrip en empathie, goed passen bij de impact die het museum wil maken. In de buurt waar het Verzetsmuseum te midden van andere oorlogsgerelateerde musea gevestigd is, wil de organisatie helpen om de Tweede Wereldoorlog tastbaar en invoelbaar te maken en meerstemmig te benaderen. De commissie vindt het evident dat het museum daar met

zijn activiteiten een bijdrage aan levert. Wel denkt zij dat de opening van het Holocaustmuseum en de Hollandsche Schouwburg vragen om een scherpere profilering van het Verzetsmuseum. 

De wijze van presenteren vanuit uiteenlopende persoonlijke perspectieven maken de artistieke activiteiten volgens de commissie zeer aansprekend voor het beoogde publiek, ongeacht of dat afkomstig is uit de buurt, de stad of van verder weg. De commissie heeft zelf ervaren dat de vaste presentaties veel indruk maken op de bezoekers: mensen worden er stil van. De commissie stelt vast dat de programmering voor 2025-2028 een brede range aan activiteiten en historische en actuele onderwerpen bevat. Daarom vindt zij het aannemelijk dat het museum hiermee de aansluiting zal weten te vinden met het beoogde publiek.

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.

De commissie vindt de visie over het bereik in de stad duidelijk en stelt vast dat deze goed onderbouwd is vanuit de reflectie van het museum op de huidige samenstelling van het publiek. Het museum streeft naar meer bezoekers met een migratieachtergrond omdat het in de afgelopen jaren, ondanks alle vernieuwingen, nog niet goed gelukt is om deze doelgroep te bereiken. Het museum vindt het belangrijk om op deze groep in te zetten, omdat het de polarisatie in de stad wil tegengaan met dialoog. De commissie vindt dat een goed streven en denkt dat de thematiek van het museum daar bij uitstek geschikt voor is, omdat oorlog en verzet thema’s zijn die vele Amsterdammers persoonlijk raken en omdat de verschillende ervaringen van mensen met oorlog en verzet een goede basis vormen om met elkaar in gesprek te gaan en naar elkaar te luisteren.  

De commissie vindt dat het museum per soort activiteit heel precies de doelgroepen benoemt en deze redelijk onderbouwt. De wisseltentoonstelling Propaganda, Bubbels & Nepnieuws bijvoorbeeld, is vanwege het belang van mediaopvoeding primair gericht op familiebezoek met tieners en op scholieren van het basisonderwijs en mbo. Volgens het museum bezoeken middelbare scholen vooral de vaste opstelling. De commissie vindt dat het educatieprogramma een goede naam en een goed bereik heeft en vindt het daarom passend dat het museum daarmee door blijft gaan. 

De commissie constateert dat de aard en omvang van de activiteiten goed aansluiten bij de aard en omvang van de doelgroepen. Het museum gaat uit van een gestage groei van 114.000 bezoekers in 2023 naar 130.000 in 2028. Veruit de meeste bezoekers komen volgens het museum voor de vaste opstelling. Daarom vindt de commissie het realistisch dat het museum zelf nog maar één wisseltentoonstelling per jaar maakt. Deze zijn vooral gericht op families en bezoekers met een cultureel diverse achtergrond. Nevenprogramma’s zijn thema- en doelgroepgericht. Dat vindt de commissie logische keuzes: zo kan het museum met steeds andere onderwerpen en accenten steeds andere groepen aanspreken.

Uit het plan blijkt volgens de commissie dat het museum goed zicht heeft op de samenstelling van zijn publiek en een realistische en passende communicatie- en marketingaanpak toepast. Deze bestaat uit een mix van outdoor, print en online communicatie. Voor landelijke en internationale marketing werkt het museum samen met verschillende resellers. De commissie stelt vast dat het museum ook een groot netwerk heeft van media- en culturele partners. Zij verwacht dat samenwerkingspartners zoals OSCAM, het Slavernijmuseum-in-oprichting en de cocreatiepartners behulpzaam zijn om een verbinding met een diverser publiek te kunnen aangaan. 

De commissie is van mening dat het Verzetsmuseum een geringe bijdrage levert aan de spreiding van het culturele aanbod en publieksbereik in Nieuw-West, Noord en Zuidoost. Zij ziet en waardeert dat het museum zich structureel inzet voor bijvoorbeeld Verzetsmuseum Junior op Wielen en de reizende tentoonstellingen en participatieprojecten over de koloniale geschiedenis die samen met de OBA worden ontwikkeld. Zij stelt echter vast dat slechts drie procent van de activiteiten plaatsvindt in de stadsdelen en dat daar ook maar drie procent van de bezoekers bereikt wordt. Volgens het museum komt dat deels doordat de drempel voor scholen om de bus van Junior op Wielen te boeken te hoog is geworden door de kosten van de benodigde parkeerontheffing.

Diversiteit & inclusie

De commissie beoordeelt de diversiteit en inclusie als goed.

De commissie vindt dat het Verzetsmuseum een sterke visie heeft op diversiteit en inclusie. Gelijkwaardigheid is het uitgangspunt van het museum en de kernboodschap van alle programmering. Het toekomstbeeld, een museum met een cultureel divers publiek waar een open dialoog plaats kan vinden over actuele thema’s, vloeit hier volgens de commissie logisch uit voort. Het museum focust vooral op culturele diversiteit. De commissie vindt dat deze keuze grotendeels in lijn is met de voorgaande periode. De nieuwe focus op laaggeletterden vindt zij goed onderbouwd: de laaggeletterdheid neemt toe, zit gelijke kansen in de weg en vormt een drempel voor museumbezoek.

De commissie ziet dat het museum goed reflecteert op de doelstellingen uit het vorige plan. Zo geeft het museum aan dat de toegankelijkheid voor mensen met een beperking is verbeterd. De vernieuwde vaste opstelling over de Tweede Wereldoorlog bevat een diverser palet aan persoonlijke verhalen dan voorheen. De nieuwe presentatie over de voormalige koloniën gaat ook in op de doorwerking van kolonialisme in de hedendaagse samenleving. De commissie stelt vast dat het museum de meeste doelen heeft bereikt. Zij ziet daarnaast ook dat het museum helder is over wat (nog) niet is gelukt. Zo is de samenstelling van het vrijwilligersteam en het publiek volgens het museum nog niet voldoende cultureel divers. Het museum stelt zichzelf voor de komende periode dan ook ten doel om een jonger en cultureel diverser publiek te bereiken en de culturele diversiteit van het team te vergroten. De commissie vindt dat deze doelstellingen logisch voortvloeien uit de ervaringen en resultaten van de voorgaande jaren.

De commissie vindt de aanpak voor een divers en inclusief aanbod, bereik en organisatie op de meeste punten realistisch en overtuigend. De voorgenomen cocreatieprojecten dragen volgens haar bij aan een divers en inclusief aanbod. De commissie is ook positief over het plan om de wijken in te gaan met een programma over de koloniale geschiedenis. Zij vindt het een logische stap om de jonge en diverse doelgroep actief op te zoeken nu die groep het museum nog niet weet te vinden. De commissie vindt de OBA een sterke partner voor de wijkprogrammering. Zij is ook positief over de samenwerking met Stichting Unseen met het oog op het bereik van de doelgroep van twintig- tot vijfendertigjarigen met een biculturele achtergrond en met mediapartners zoals OneWorld. De commissie heeft vertrouwen in de effectiviteit van deze nieuwe aanpak. Zij is wel van mening dat het goed zou zijn om daarnaast ook partners te zoeken die echt geworteld zijn in de wijken en de gemeenschappen die het museum wil bereiken.

Op het gebied van de eigen organisatie, en dan met name het personeel, vindt de commissie de aanpak minder overtuigend. Het plan vermeldt niet hoe het museum het vrijwilligersteam diverser denkt te maken. De commissie vindt het goed dat het museum een medewerker Diversiteit en Inclusie heeft, maar zij vindt de aanpak om het team als geheel cultureel diverser team te maken wat mager. Het museum geeft alleen aan dat het daarvoor gebruik wil maken van werkervaringsplaatsen. Tegelijkertijd kiest de organisatie ervoor om de naderende vacature van de directeur-bestuurder intern op te vullen. Het plan reflecteert niet op deze keuze, terwijl hier volgens de commissie een mooie kans ligt om de diversiteit van het team te vergroten.

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.

Het plan bevat een volgens de commissie overtuigende visie op de bedrijfsvoering. Deze houdt in dat het museum een professionele organisatie is die oog heeft voor haar oorsprong als vrijwilligersorganisatie. Het museum zegt veel te doen met weinig mensen en geeft aan dat dat begint te knellen. Daarom investeert het museum de komende jaren vanuit de eigen reserves in personele versterking. Ook investeert het museum ten behoeve van de culturele diversiteit in nieuwe wijkgerichte programma’s en digitale outreach. De commissie is dan ook van mening dat de visie rekening houdt met de toekomst en de maatschappelijke context.

De commissie vindt dat de visie logisch voortvloeit uit de reflectie op de bedrijfsvoering. Het museum heeft naar eigen zeggen een solide financiële positie. Daarom durft het reserves in te zetten om de geplande ontwikkelingen te bekostigen. De commissie ziet dat de voorgenomen professionalisering nodig is om de continuïteit van het museum en de invulling van belangrijke functies zoals communicatie te garanderen. Ook ziet zij dat extra inspanningen nodig zijn om een diverser publiek te bereiken, aangezien dat tot nu toe nog niet lukte in de mate waarin het museum dat wenselijk vindt. 

De commissie vindt dat het museum goed reflecteert op mogelijke risico’s. Zo ziet het museum dat er een kans is dat de bezoekpiek volgend op de heropening van de vaste opstelling afvlakt of inzakt. Voor de komende periode verwacht men desondanks opnieuw een stijging van de bezoekersaantallen. De commissie vindt dat het museum deze verwachting goed onderbouwt door te verwijzen naar de recente toevoeging van de koloniale presentatie, de wijkgerichte activiteiten en de oplevering van nieuwe educatieve programma’s en meertalige audiotours. 

Het plan maakt volgens de commissie duidelijk dat het museum de Governance Code

Cultuur en de Fair Practice Code naleeft. Wel vindt de commissie de keuze om de directeurspositie zonder wervingsprocedure intern op te vullen vanuit het oogpunt van good governance minder gelukkig. De commissie constateert dat het museum veel aandacht besteedt aan sociale veiligheid. Zo is de organisatie aangesloten bij meldpunt Mores en vraagt zij van medewerkers die werken met kwetsbare groepen een VOG aan te leveren en een gedragscode te onderschrijven. De afgelopen periode heeft het museum te maken gehad met heftige reacties vanuit de samenleving, bijvoorbeeld toen het in de nieuwe vaste opstelling afstand nam van de term ‘verzetsheld’. De commissie is van mening dat het museum daar goed op heeft gereageerd door beveiliging in te schakelen en de medewerkers te trainen in de omgang met weerstand.

De commissie ziet het plan als grotendeels realistisch en uitvoerbaar. In organisatorisch opzicht heeft zij slechts wat twijfels bij de haalbaarheid van de extra belasting die de wijkgerichte activiteiten opleveren voor het kleine team. De commissie constateert dat begroting over de hele linie in lijn is met de conceptrealisatie van 2023. Ten opzichte van 2021-2022 is er sprake van een verdubbeling van de begrotingsomvang. De commissie vindt dat passend omdat de stijgende baten en lasten gepaard gaan met meer dan een verdrievoudiging van het aantal activiteiten en met een groeiende formatie. De commissie vindt het verstandig dat de begroting op veel punten voorzichtig is. Het museum rekent zich niet rijk wat betreft de inkomsten uit verhuur, horeca en de opbrengsten per bezoeker. Zo worden volgens de commissie grote tegenvallers voorkomen. De keuze om te investeren vanuit de reserves vindt de commissie zoals gezegd goed onderbouwd. Uit de balans blijkt volgens haar dat het museum de meerkosten van de professionalisering kan dragen. Het museum weet volgens de commissie jaar na jaar een goede financieringsmix te realiseren. De zevenenzestig procent eigen inkomsten voor de komende periode vindt zij dan ook realistisch en haalbaar. Het plan gaat ook in op de mogelijkheid dat de publieksinkomsten tegenvallen, bijvoorbeeld door de concurrentie van het Holocaustmuseum. In dat geval zullen er na 2028 bezuinigingen nodig zijn. De commissie vindt het goed en realistisch dat het museum hier nu al over nadenkt.

Conclusie

Alles overziend is de commissie van mening dat de aanvraag van het Verzetsmuseum in principe volledig subsidiabel is. Het budget voor erfgoed is echter niet toereikend om alle subsidiabele aanvragen te honoreren. De commissie heeft zich daarom genoodzaakt gezien om op de subsidiehoogte van alle aanvragen die veertien punten of meer hebben gescoord, waaronder die van het Verzetsmuseum, vier procent korting toe te passen om alle aanvragen met veertien punten of meer te kunnen honoreren. In de inleiding wordt deze keuze nader toegelicht.

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Stichting Verzetsmuseum Amsterdam gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van  € 629.396 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.