Stichting Memorabele Momenten Amsterdam
Inleiding
Stichting Memorabele Momenten Amsterdam (hierna: MEMO) is een cultuureducatieve organisatie die zich richt op de ontwikkeling van het jonge kind in Amsterdam. Met het uitgangspunt ‘muziek als middel’ verzorgt MEMO theatraal-muzikale live voorstellingen, door een professionele muzikant, voor kinderen van nul tot zes jaar. Naar eigen zeggen laat de organisatie kinderen een variëteit aan muziekinstrumenten ervaren evenals een repertoire van mondiale en verschillende ‘volwassen’ muziek. MEMO wil de dagelijkse leeromgeving van kinderen vergroten en hun brede ontwikkeling stimuleren.
De organisatie richt zich op jonge kinderen op kinderdagverblijven en voorscholen.
MEMO zegt te streven naar gelijke kansen op cultuureducatie voor alle jonge Amsterdammers. De organisatie richt zich komende periode onder meer op het uitbreiden van het aantal voorscholen dat de organisatie bereikt. Muziek biedt volgens haar een gezamenlijke taal om kinderen te laten communiceren en verbinden. Daarnaast wil MEMO professionaliseren. Nieuwe artiesten krijgen opleidingstijd en bestaande artiesten studie-uren. Met het aanstellen van een zakelijk leider wil de organisatie meer toekomstbestendig worden.
MEMO ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2021-2024.
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 128.662 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.
In het plan van MEMO ziet de commissie artistieke eigenheid. MEMO vertrekt vanuit een onderbouwde artistieke en pedagogische visie op het belang van cultuureducatie en ontwikkeling voor jonge kinderen. Kenmerkend vindt de commissie de grote variatie aan muziekinstrumenten en met de benadering van muziek als een taal in theatraalmuzikale live voorstellingen geeft de organisatie volgens de commissie een eigen signatuur af. Weliswaar is de organisatie in de stad niet de enige aanbieder van activiteiten voor jonge kinderen door professionele kunstenaars, maar voor de commissie spreekt er een duidelijke artistieke lijn uit het plan waaraan MEMO herkenbaar is. Activiteiten zijn laagdrempelig, interactief en bieden ruimte voor expressie. Ook is MEMO’s werkwijze volgens de commissie goed doordacht, met een logische opbouw en veel ruimte voor variatie. De commissie ziet de signatuur terugvertaald in de activiteiten, die niet gericht zijn op taal maar op zintuiglijke ervaring, met vaste onderdelen als zingen, bewegen en luisteren. De variatie aan muziekaanbod en repertoire spreekt voor de commissie tot de verbeelding: van westerse klassieke componisten tot Indiase viool, opera en didgeridoo.
MEMO geeft aan de afgelopen periode beperkt aan artistieke kennisdeling te hebben kunnen doen en wil daar de komende tijd in investeren. De commissie vindt dat de artistieke kennisdeling passend is bij de ervaring en ontwikkeling van MEMO. De voorgestelde trainingsprogramma’s en studiedagen komen hier volgens haar dan ook logisch uit voort. Buiten dat vindt de commissie dat MEMO beperkt reflecteert in het plan op haar artistieke ontwikkeling. Dit had zij graag meer willen zien.
Het is de commissie helder wat MEMO teweeg wil brengen bij haar jonge deelnemers. Muziek wordt als middel ingezet om bij te dragen aan de ontwikkeling van het kind. MEMO noemt bijvoorbeeld emotionele, cognitieve en sociale competenties die bij de doelgroep ontwikkeld kunnen worden. De commissie verwacht dat dit met de activiteiten gaat lukken. De wijze waarop MEMO de activiteiten vormgeeft, is spelenderwijs en dat vindt de commissie passend bij de deelnemers, de jonge kinderen.
Tevens verwacht de commissie dat MEMO met haar activiteiten inhoudelijke impact op de stad zal genereren. MEMO richt zich in deze aanvraag specifiek op haar activiteiten op voorscholen, om daarmee bij te dragen aan kansengelijkheid. De organisatie wil met haar aanbod ook bijdragen aan taalontwikkeling en het inlopen van een leerachterstand. De verwachtingen van de commissie zijn positief, omdat MEMO goed onderbouwt hoe kinderen hun auditief geheugen met de activiteiten kunnen trainen.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
MEMO heeft volgens de commissie een duidelijke visie op het bereik in de stad. De organisatie richt zich op jonge kinderen op kinderdagverblijven en voorscholen en op hun ouders en docenten. Vanuit het streven naar kansengelijkheid, richt de organisatie zich komende periode extra op kinderen op Amsterdamse voorscholen. Volgens MEMO ontbreekt het kinderen op voorscholen nog aan een gemeenschappelijke taal, anders dan bij kinderdagverblijven. De formulering van doelgroepen is volgens de commissie helder en goed gemotiveerd: primair richt MEMO zich op kinderen (ingedeeld op leeftijd) en daarnaast op ouders en leerkrachten.
De aard en omvang van de activiteiten passen bij de doelgroepen. De variatie in het aanbod per leeftijd vindt de commissie passend. De commissie vindt dat ervaringen van ouders en leerkrachten in het plan meer zichtbaar hadden mogen zijn om te overtuigen dat deze doelgroepen goed bereikt worden.
De aanpak voor het bereiken en betrekken van de doelgroepen vindt de commissie passend en realistisch. MEMO bouwt succesvol aan langlopende samenwerkingen, verschillende intentieverklaringen onderschrijven dit. Daarnaast bereikt MEMO ouders via de communicatiekanalen van voorscholen en de eigen website MEMOthuis.
Activiteiten van MEMO vinden plaats in de hele stad, maar het merendeel in de stadsdelen West en Zuid. Uit het oogpunt van gelijkheid wil MEMO cultuureducatie voor elk kind mogelijk maken en daarom de komende periode met name investeren en groeien in Nieuw-West en Zuidoost. Dat vindt de commissie een mooi uitgangspunt. De organisatie heeft eerdere ervaring opgedaan in deze stadsdelen, maar de commissie ziet dat er nog geen concrete afspraken zijn gemaakt met voorscholen in Nieuw-West en Zuidoost. Het plan gaat ook niet in op een specifieke aanpak. Ook wordt het alternatieve scenario, waarbij de middelen zullen worden ingezet om kleutergroepen op de basisscholen in deze twee stadsdelen te bereiken, in het plan niet volledig uitgewerkt. Daarom is de commissie niet overtuigd van de haalbaarheid van de ambities van MEMO om bij te dragen aan spreiding van het culturele aanbod in Nieuw-West en Zuidoost.
Diversiteit & Inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.
Uit het plan spreekt een visie op diversiteit en inclusie die de commissie overtuigt. MEMO wil kinderen van nul tot zes jaar, ongeacht culturele of sociaal-economische achtergrond, bereiken omdat iedereen aanleg heeft om van muziek te genieten en omdat muzikale ervaringen kunnen helpen in communicatie en verbinding. Ook wil de organisatie dat alle jonge Amsterdammers zich kunnen herkennen in haar personeel en het aangeboden muziekrepertoire. Verschillende muzikale achtergronden verrijken het aanbod, aldus MEMO. In het zoeken naar partners en personeel worden waarden als diversiteit, authenticiteit en sensitiviteit genoemd, dat vindt de commissie goede uitgangspunten.
De commissie vindt de reflectie op voorgaande periode en gezette stappen beperkt. MEMO benoemt vooral successen, zoals dat de diversiteit binnen de artiestenpool op peil is gebleven. Het komt op de commissie weinig zelfkritisch over en de nieuwe doelstellingen komen hier volgens haar niet logisch uit voort. MEMO benoemt een aantal percentages van de huidige samenstelling van betrokken artiesten en streeft naar een cultureel divers samengestelde docentengroep. Maar hieruit wordt het de commissie niet duidelijk welke nationaliteiten of culturele achtergronden dit betreft (westers of niet-westers) en in welke mate dit aansluit bij het publiek. Ook mist de commissie reflectie op de eigen organisatie, zoals op de samenstelling van het kantoorteam en de raad van toezicht.
De commissie vindt de aanpak om de doelstellingen ten aanzien van diversiteit en inclusie te verwezenlijken gedeeltelijk overtuigend. Er worden in het plan acties ten aanzien van bereik genoemd en deze acht de commissie haalbaar. De commissie verwacht dat MEMO met haar brede bereik op en samenwerking met voorscholen in de stad een cultureel divers samengesteld publiek zal bereiken. De muzikale activiteiten met nauwelijks taalbarrières zijn daarin volgens haar passend. Licht punt van kritiek is voor de commissie dat zij niet leest hoe MEMO afstemt op de verschillende muzikale voorkennis onder kinderen.
Komende periode werft MEMO negentien nieuwe musici en legt de focus op Arabische en Afrikaanse instrumentatie en muziekstijl. De commissie vindt dit een overtuigende aanpak om zowel de diversiteit in aanbod als onder de artiestenpool te vergroten. Ten aanzien van directie en raad van toezicht benoemt de organisatie dat de zakelijk leider en de raad van toezicht de diversiteit van de raad van toezicht zullen realiseren en bewaken, maar dit vindt de commissie een weinig overtuigende aanpak om diversiteit te vergroten.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
De organisatie maakt in het plan duidelijk hoe zij om wil gaan met mensen en middelen, daaruit spreekt een visie op de bedrijfsvoering die de commissie overtuigt. MEMO reflecteert goed op de verschillende codes. De Fair Practice Code wordt al een tijd toegepast, het is goed dat MEMO beleid rond de code gaat vastleggen in een reglement. De organisatie ziet verbetermogelijkheden wat betreft governance, zoals het publiceren van een rooster van aftreden van de toezichthouders. Positief vindt de commissie dat er aandacht is voor sociale veiligheid, met het aanstellen van een externe vertrouwenspersoon en het opstellen van een gedragscode. De organisatie blikt terug op de bedrijfsvoering van afgelopen periode, waarbij projectmanagement door artiesten een belangrijk en inmiddels gerealiseerd doel is. De toekomstvisie komt hier volgens de commissie logisch uit voort, met aandacht voor scholing en het verdelen van verantwoordelijkheid over meerdere personen om de organisatie toekomstbestendig te maken. MEMO benoemt een aantal financiële en maatschappelijke risico’s en hoe daarmee om te gaan. Zo licht de organisatie toe dat zij enkel met freelancers werkt om hoge overheadkosten te voorkomen. De commissie heeft hier begrip voor, maar ziet wel een risico op mogelijk verkapt dienstverband.
Het plan voor de aankomende activiteiten vindt de commissie op de meeste aspecten realistisch en uitvoerbaar. MEMO is ervaren in haar werkwijze en ook de sterke verbinding met partners geeft het plan zekerheid. De beoogde organisatie vindt de commissie minder passend om de plannen ten uitvoer te brengen. Het is op zich een goede ontwikkeling dat MEMO een zakelijk leider aan wil stellen en dat de artistiek leider ruimte krijgt voor ontwikkeling en productverbetering. Op die manier is er aandacht voor inhoudelijke verdieping, zonder dat de lopende bedrijfsvoering hieronder lijdt. Maar de commissie vindt het aantal voorgenomen fte´s voor de zakelijk leider, artistiek leider en algemeen directeur erg krap bemeten en niet passend bij de ambities van professionalisering en groei. De nog aan te stellen zakelijk leider krijgt onder meer de taak de financieringsmix te verbeteren. Dat is voor de commissie een goede en nodige ontwikkeling, de financieringsmix is in haar ogen erg beperkt met enkel subsidie en inkomsten uit activiteiten. Wat de begroting betreft vindt de commissie de verwachte publieksinkomsten niet volledig realistisch, omdat zij door de concurrentie van vergelijkbare aanbieders niet volledig overtuigd is van de groeiambities. Buiten dat vindt de commissie de begroting wel passend bij voorgestelde activiteiten. Verder ziet de commissie genoeg positieve punten die de haalbaarheid in financieel opzicht onderschrijven. MEMO is namelijk volgens haar een financieel stevige organisatie. Het eigen vermogen van MEMO stelt de organisatie in staat om eventuele risico’s op te vangen.
Conclusie
De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Stichting Memorabele Momenten Amsterdam te honoreren met het gevraagde bedrag van € 128.662 per jaar.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Cultuureducatie.