Stichting Het Volksoperahuis

Muziek en muziektheater
Aangevraagd: € 120.000
Toegekend: € 0

Inleiding

Het Volksoperahuis ziet het als zijn missie om met ontroerende en onderhoudende muziektheatervoorstellingen, thema’s en problematieken aan te snijden die spelen in de buurt, stad, land en op het wereldtoneel. Het wil hiermee een publiek aanspreken dat een afspiegeling is van de multiculturele en sociaal gelaagde lokale en wereldwijde samenleving. Het Volksoperahuis voelt zich onderdeel van de veranderende samenleving. Het gezelschap geeft daar en in zijn werk, naar eigen zeggen, rekenschap van door de tegenstellingen die daarin ontstaan te benoemen. Volgens het gezelschap zit diversiteit en inclusie in zijn DNA doordat het doelbewust werk maakt voor een divers publiek met makers en uitvoerenden uit alle windstreken.

In de komende kunstenplanperiode wil Het Volksoperahuis de transitie die het in 2021 heeft ingezet met nieuwe makers voortzetten. Deze nieuwe makers hebben zich de speelstijl van de Volksopera eigen gemaakt en nemen dit DNA in hun eigen werk mee, met toevoeging van hun persoonlijke kleur. In de komende jaren wordt er door het gezelschap stapsgewijs meer ruimte voor deze makers gecreëerd. Met deze ontwikkeling wil Het Volksoperahuis een waardevolle en duurzame impuls aan zijn organisatie geven met als doel op langere termijn Het Volksoperahuis als muziektheatercollectief voort te zetten.

Stichting Het Volksoperahuis ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 86.615 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 120.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.

De commissie vindt dat Het Volksoperahuis een specifieke artistieke signatuur heeft. Door het gebruik van zijn directe volkse speelstijl dicht op het publiek wil het gezelschap toegankelijk onderhoudend muziektheater bieden. Daarbij wil het op muzikale en humoristische wijze actuele maatschappelijke thema’s aansnijden die spelen in de stad en in de wereld. De commissie is van mening dat Het Volksoperahuis hieraan herkenbaar is en dat deze signatuur ook overtuigend wordt vertaald naar de voorstellingen zoals in de buurtsoap Chicken Haalhaal. Dit gaat over een pas gestarte onderneming van een familie in een bepaalde multiculturele wijk waarbij de strubbelingen binnen de familie en de problemen waar ze tegenaan lopen in hun wijk worden gevolgd. De commissie vindt de activiteiten echter niet overtuigend tot de verbeelding spreken omdat deze, in haar ogen, in de vorm en stijl wat gedateerd overkomt en daardoor niet prikkelt en niet onderscheidt. 

Uit reflectie van het gezelschap blijkt dat de thematiek de afgelopen jaren is verschoven van postkoloniaal naar diversiteit in dialoog met andere makers. Volgens Het Volksoperahuis blijven de thema’s in de komende kunstenplanperiode over postkoloniale effecten en biculturele verhalen een rol spelen. De focus legt het gezelschap echter meer op de thematieken die de nieuwe generatie theatermakers met zich meebrengen zoals De moderne mens anno nu, in Parttime Junkie. De commissie ziet dat er een verschuiving is van de thema’s. Dit vindt zij vanuit artistiek oogpunt passend bij de ervaring en ontwikkeling van Het Volksoperahuis, omdat het gezelschap aansluiting zoekt bij maatschappelijke thema’s die nou eenmaal veranderen. De commissie is niet overtuigd of de voorgestelde activiteiten logisch voortbouwen, omdat het plan niet duidelijk beschrijft op welke wijze de stem van de nieuwe theatermakers vorm krijgt in de komende activiteiten.

De commissie vindt het duidelijk wat Het Volksoperahuis inhoudelijk teweeg wil brengen bij het publiek en de buurt. Het wil dicht op zijn publiek zitten en cohesie in de buurt creëren door met het publiek als deelnemer in dialoog te gaan en hen stof te bieden voor reflectie. Dit doet het gezelschap onder andere door kleinschalig muziektheater te maken, in een intieme setting en met maatschappelijke thema’s vertaald in liederen met als doel het hart raken van zijn publiek en hiermee bruggen te bouwen tussen verschillende lokale en internationale culturen. De commissie vindt de tangoliederen in Nederlandse vertalingen in De moed om te vertrekken, over Italianen die het geluk zochten in de nieuwe wereld, hier een aansprekend voorbeeld van. De commissie verwacht dat de activiteiten aansprekend zijn, met name voor de vaste intimi van het gezelschap. Het plan overtuigd echter niet in hoeverre de bruggen daadwerkelijk gebouwd worden tussen de verschillende culturen van de bezoekers. De commissie is daarbij van mening dat door het spelen in buurthuizen er niet vanzelfsprekend publiek uit de buurt komt maar verwacht wel dat de toegankelijke manier van presenteren en de actuele maatschappelijke thema’s aansprekend zullen zijn voor publiek, de buurt en de stad.

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende. 

Het Volksoperahuis geeft aan dat het alle lagen van de bevolking in Amsterdam wil bereiken. De commissie waardeert dit streven, maar leest geen duidelijke onderbouwing terug in het plan van deze, volgens haar, algemene visie. 

De beoogde doelgroepen zijn helder geformuleerd zoals ‘de Volksoperahuis-fans’, die nagenoeg alles van het gezelschap volgen. Andere doelgroepen zijn 45+ cultuurminnaars en ‘de nieuwe Volksoperahuis-bezoekers’, die zich op Nederlanders met een Nederlands-Indische, Surinaamse en Antilliaanse (bi-culturele) achtergrond richt. Hoewel de commissie het duidelijk vindt waarom het gezelschap zich, gezien zijn achtergrond en thematiek, op de biculturele en postkoloniale doelgroepen richt, vindt de commissie de motivatie vrijblijvend omdat deze zich enkel focust op de gastspeler en zich daarnaast niet ook richt op doelgroepen die niet aan de gastspeler verbonden zijn. Om zijn doelgroepen te bereiken leunt het Volksoperahuis op de achterban van locaties zoals De Roode Bioscoop en de hiervoor genoemde gastspelers. Hoewel de commissie dit een summiere marketingstrategie vindt is de koppeling van Bigi Yari met Jörgen Raymann aan de Surinaamse Nederlander en breed in comedy geïnteresseerd publiek in haar ogen logisch. Daarnaast vindt de commissie het een goed initiatief van Het Volksoperahuis om publiekwerkers in te zetten om mensen die nooit naar het theater gaan persoonlijk uit te nodigen. Wel had de commissie graag een meer gedegen aanpak willen lezen in het plan hoe het gezelschap daarnaast zelf zijn publiek wil bereiken en vast wil houden. Met de nieuwe makers wil Het Volksoperahuis jonge mensen van generaties Y en Z aanspreken. Hoewel de commissie de motivatie hiervoor mist, vindt ze het wel passend dat Parttime Junkie in clubs als het Skatecafé en op festivals speelt om deze doelgroep te bereiken. 

De activiteiten van Het Volksoperahuis dragen volgens de commissie bij aan de spreiding van het culturele aanbod en publieksbereik in de stadsdelen Noord, Zuidoost en Nieuw-West. 

Chicken Haalhaal is in broedplaats De Vlugt in Nieuw-West te zien en Parttime Junkie in het Skatecafé en mogelijk op het Over het IJ Festival in Noord. De commissie leest echter niet voldoende in het plan terug welke productie(s) in Zuidoost spelen. Het plan stipt aan dat bij projecten van Aldaïr Pieters het Bijlmer Parktheater betrokken wordt. Maar welke producties dit zijn, wat de motivatie is en of ze daadwerkelijk in dit theater plaats zullen vinden leest de commissie niet terug. 

De commissie mist een onderbouwing in hoeverre er draagvlak is voor de voorstellingen in deze stadsdelen. Naar verwachting zal er sprake zijn van draagvlak omdat Het Volksoperahuis dicht op de gemeenschap speelt, maar een toelichting blijft uit. Gezien de kennis en ervaring van Het Volksoperahuis en de historische band die het, naar eigen zeggen, heeft met het Bijlmer Parktheater en de Tolhuistuin verwacht de commissie dat de voornemens haalbaar zijn.

Diversiteit & Inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als goed.

De commissie ziet een overtuigende visie op het gebied van diversiteit en inclusie terug in het plan. Het theatraal vormgeven van verhalen van nieuwe Nederlanders en zo hun zichtbaarheid op het toneel en in de maatschappij bevorderen is voor Het Volksoperahuis een belangrijke beweegreden. In de ogen van de commissie formuleert het gezelschap heldere concrete doelstellingen voor de periode 2025-2028 aan de hand van vijf P’s die volgens haar logisch voortvloeien uit een reflectie op de voorgaande jaren. Volgens het gezelschap bestaat er al een goede representatie van verschillende culturele achtergronden en leeftijden op toneel en in de directie. Om meer diversiteit in het team achter de schermen te bewerkstelligen is daar volgens het gezelschap sinds 2022 een betere verhouding in gekomen en bestaat het gezelschap nu voor meer dan de helft uit medewerkers met verschillende culturele achtergronden. Dit vindt de commissie een goede ontwikkeling en is positief over deze culturele diversiteit in het gezelschap. Op het gebied van programma maakte Het

Volksoperahuis altijd al voorstellingen rond de postkoloniale en biculturele thematiek vanuit de achtergrond van de artistiek leiders. Vaak zijn deze gekoppeld aan thema’s die op verschillende manieren spelen tussen nieuwkomers en autochtonen met oog voor zowel culturele als sociaal-economische verschillen. Dit blijft het doen zoals met Bibi Snèk, en het wil met de nieuwe makers onder andere thema’s aansnijden zoals gender en ongelijkheid. Qua publiek wil het gezelschap naar eigen zeggen ‘een gouden mix van mensen’ bereiken. Deze bestaat uit zijn reguliere publiek, mensen die een directe relatie met de thema’s hebben, en mensen die nooit naar het theater gaan. Zijn partners blijft het kiezen op basis van hun kennis op het gebied van diversiteit en inclusie. De vijfde P die Het Volksoperahuis heeft toegevoegd is die van presentatiewijze. Het gezelschap voert zijn programma’s uit op toegankelijke locaties waar zijn publiek al aanwezig is zoals in het café of buurthuis. Dat vindt de commissie een originele en passende toevoeging.

Als het gaat om de aanpak om de doelstellingen te verwezenlijken ziet de commissie dit terug in de keuze voor verjonging en meer culturele diversiteit. In de eigen organisatie blijkt dit uit het werken met drie jonge makers met diverse achtergronden. Daarnaast stelt Het Volksoperahuis een diverser bestuur samen. Het gezelschap heeft daarom, en voor een goede mix van deskundigheid, in 2023 gekozen voor een bestuur van vijf leden. In 2023 zijn drie nieuwe leden toegetreden waarbij gelet is op expertise, leeftijd, culturele achtergrond en man-vrouwverhouding. Dat vindt de commissie positief. Hoewel de commissie het waardeert dat het gezelschap ook zijn publiek wil verjongen middels zijn nieuwe makers en een ‘gouden mix van mensen’ wil bereiken, ziet ze hiervan geen duidelijke stappen en acties terug in het plan. Op dit specifieke punt vindt de commissie daarom dat deze doelstellingen niet haalbaar zijn zonder duidelijke aanpak. De commissie verwacht echter dat de doelstellingen in de eigen organisatie met betrekking tot een meer cultureel divers team, partners en thematiek dat wel haalbaar zijn gezien dit een logische voortzetting is van reeds bestaande doelstellingen. De commissie vindt de partners waar Het Volksoperahuis mee samenwerkt passend en verwacht dat deze bij zullen dragen om een divers publiek te trekken. Coproducenten en samenwerkingen met makers gaat het gezelschap alleen aan als deze inhoudelijk aansluiten zoals met Theater RAST. Ook de partnerlocaties waar gespeeld wordt zoals de Roode Bioscoop en het Bijlmer Parktheater vindt de commissie passend vanwege de toegankelijkheid en hun achterban en vindt het overtuigend dat deze bijdragen aan de haalbaarheid van de doelstellingen van Het Volksoperahuis.

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.

De commissie ziet een heldere visie op de bedrijfsvoering terug in het plan waarin het duidelijk is hoe het gezelschap om wil gaan met mensen en middelen. Volgens Het Volksoperahuis opereert het lean-and-mean, met een kleine backoffice, flexibele professionals en met een realistische verdeling van bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven. Het Volksoperahuis streeft daarbij naar openheid en transparantie op de werkvloer en het benaderen van zijn medewerkers zonder hiërarchie. De dagelijkse omgangsvormen liggen bij de directie en de vertrouwensfunctie legt het gezelschap bij het bestuur, omdat dat op een grotere afstand staat. Dit vindt de commissie een goede eerste stap maar in het kader van sociale veiligheid vindt de commissie een aangewezen externe vertrouwenspersoon een mooie volgende stap. De commissie waardeert hierbij het bewustzijn van het gezelschap dat er in elke structuur machtsverhoudingen zijn die meespelen en dat er op sociale veiligheid nog een slag is te slaan. De commissie had echter willen lezen welke concrete stappen het gezelschap in de komende periode wil zetten op dit vlak. Op het gebied van fair pay hanteert Het

Volksoperahuis de cao Toneel en Dans. Daarnaast onderschrijft het de Governance Code Cultuur en op het gebied van duurzaamheid werkt het onder andere met minimale decors en hergebruikte materialen. Dit vindt de commissie positief. Het gezelschap reflecteert in het plan op voorgaande periode. Als gevolg van de coronaperiode kon Het Volksoperahuis een aantal voorstellingen niet maken maar daar kwamen nieuwe, kleinschalige projecten op buurtgerichte locaties voor in de plaats zoals Kantoorsessies en Chicken Haalhaal. In de komende kunstenplanperiode worden beide vormen gecontinueerd in een andere en soms grotere vorm. Dit vindt de commissie een logische voortzetting.

De commissie begrijpt dat de directie nieuwe makers opleidt om haar werkwijze te continueren en hierdoor de keuze maakt om minder werk zelf te maken. De commissie vindt dit positief maar mist in het plan hoe Het Volksoperahuis om wil gaan met de mogelijke risico’s die daaruit kunnen ontstaan wanneer deze samenwerkingen bijvoorbeeld vroegtijdig zouden stoppen. 

De commissie vindt het activiteitenplan 2025-2028 realistisch en uitvoerbaar in organisatorisch en financieel opzicht. De commissie vindt het passend dat Het Volksoperahuis, met een kleine backoffice, flexibele professionals en zonder langlopende contractafspraken, niet vastzit aan hoge kosten. Dit wordt volgens de commissie ondersteund doordat het gezelschap per project alleen relevante medewerkers zoals creatief producenten en publiekswerkers inzet en het team van makers en uitvoerenden beperkt zodat dit, naar eigen zeggen, in verhouding staat tussen investering en bereik. Hiermee laat Het Volksoperahuis in de ogen van de commissie zien dat het organisatorisch en financieel wendbaar is.

De begroting is in de ogen van de commissie helder en passend. De commissie is echter kritisch over het aanzienlijk toegenomen bedrag in de begroting voor deze aanvraag en over de groei in publieksinkomsten die in haar ogen nauwelijks onderbouwd worden. Het Volksoperahuis begroot namelijk meer bezoekers bij publieksinkomsten terwijl er geen groei in activiteiten is. Volgens de commissie kan de verwachte groei in publieksinkomsten echter niet alleen worden verklaard door een geplande grote zaal voorstelling. Tevens geeft het gezelschap in het plan aan dat normaliter publieksinkomsten relatief laag zijn omdat het voor zijn vaak nietdraagkrachtige publiek de toegankelijkheid wil behouden. Het is voor de commissie dan ook niet duidelijk op welke manier de inkomsten nu zijn berekend. De overige posten van de financieringsmix van uitkoopsommen, partages, publieke en private middelen, sponsorinkomsten en coproductiebijdragen vindt de commissie passend. Hoewel risico’s hierdoor worden gespreid, valt de commissie de verhouding in bijdrage van het Fonds Podiumkunsten en de fors toegenomen gevraagde bijdrage bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst op. Indien deze niet of gedeeltelijk worden toegezegd zal dit naar verwachting zorgen voor een financieel risico. Gezien het gezonde eigen vermogen en liquiditeitspositie is het gezelschap echter in staat om eventuele financiële tegenvallers op te vangen. De commissie is positief over de financiële huishouding en vindt het aannemelijk dat het gezelschap het plan voor de komende vier jaar kan dragen.

Conclusie

Er is volgens de commissie geen sprake van een redelijke verhouding tot de begroting van Het Volksoperahuis in de periode 2021-2024 en tot de in die jaren ontvangen subsidiebedragen van het Amsterdams Fonds voor de Kunst in vergelijking met deze aanvraag. De commissie ziet in het plan geen onderbouwing voor het toegenomen bedrag in de begroting ten opzichte van voorgaande periode, in de begroting of door toename van de activiteiten.

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Het Volksoperahuis gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 92.500 per jaar.  De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget beschikbaar is om de aanvraag te honoreren. 

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Muziek en Muziektheater.