Rijksakademie van beeldende kunsten

Beeldende kunst en creatieve industrie
Aangevraagd: € 249.000
Toegekend: € 0

Inleiding

De Stichting Rijksakademie van beeldende kunsten (hierna: Rijksakademie) is als facilitator van uitzonderlijk talent een spil in het culturele ecosysteem van Amsterdam. In het tweejarig residency-programma werken circa vijftig kunstenaars (de helft uit Nederland, de andere helft uit de hele wereld) onder de meest optimale condities aan onderzoek, experiment en productie van nieuw werk. Het zijn kunstenaars die op een keerpunt staan in hun artistieke carrière en die met intensieve begeleiding en toegang tot een uitgebreid arsenaal aan faciliteiten en netwerk tot nieuwe baanbrekende werken komen. Een unieke gemeenschap van ‘high potentials’ in de voorhoede van beeldende kunst, die een belangrijke bijdrage levert aan het culturele veld in Amsterdam. Werk van de residents en alumni is te zien in musea, in de publieke ruimte en in bedrijfscollecties.

In de komende periode wil de Rijksakademie van betekenis zijn voor kunstenaars met diverse praktijken door hen te ondersteunen en te stimuleren, het begrip van wat kunst kan zijn en doen in de samenleving uit te dagen en een inclusieve, goed uitgeruste, actuele en deskundige omgeving te waarborgen. In en voor het kunstenveld wil de organisatie zorgen voor innovatie en diversiteit, en de ontwikkeling en het begrip van hedendaagse kunst voeden door best practices en kennisdeling. Ten behoeve van de samenleving wil de Rijksakademie kunstenaars in staat stellen nieuwe praktijken, ideeën en kennis te ontwikkelen die relevant en inspirerend zijn, en deze te verbinden met de breedte van de samenleving.

Voor de eigen organisatie ten slotte stelt de Rijksakademie zich ten doel om deskundig, veerkrachtig en duurzaam te blijven, al werkende te leren en met de tijd mee te bewegen. 

De Rijksakademie ontvangt een meerjarige subsidie van € 139.514 per jaar binnen het Kunstenplan 2021-2024 (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 249.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.

De commissie vindt dat de Rijksakademie een heldere signatuur heeft in haar faciliteiten voor de kunstenaars, maar dat deze signatuur voor het programma waarmee zij buiten haar eigen muren treedt minder scherp en eigen is. De commissie stelt vast dat deelnemers en partners weten waarvoor de Rijksakademie staat. Met het residency-programma heeft de Rijksakademie naar het oordeel van de commissie een heldere artistieke signatuur. Dit tweejarige programma voor ontwikkeling en facilitering biedt professionele kunstenaars uit binnen- en buitenland ondersteuning en een onafhankelijke positie. Het residency-programma is gericht op zowel artistieke ontwikkeling als technische innovatie. Zo zoekt de Rijksakademie voor de komende periode aanvullend naar residenten op gebieden als digitale en technische innovatie, duurzaamheid en social practice. Op die manier wil de organisatie haar voorhoedepositie in het ondersteunen van kunstenaars behouden. De commissie ziet dat de Rijksakademie een stimulerende omgeving is die niet alleen faciliteert in middelen maar ook zorgt voor peer-to-peeruitwisseling, bezoeken van kunstprofessionals (advisors) en deskundige begeleiding door technisch specialisten. De commissie vindt dit specifiek en eigen voor de Rijksakademie. De Rijksakademie begeleidt kunstenaars die (buurt)gemeenschappen willen betrekken bij de kunst met een social practice programma. De commissie constateert dat deze begeleiding vooral theoretisch van aard is. De social practice-specialist van de Rijksakademie adviseert de kunstenaar onder andere over een gewenste sociale setting, ethische samenwerking, de complexe positionering van kunstenaars en machtsdynamiek in de kunstenaarspraktijk. De relatie met de buurt wordt hierin weinig concreet gemaakt. De commissie vindt dit een eenzijdige basis voor projecten gericht op communitybuilding. De commissie constateert dat in het advies voor de vorige periode van het

Kunstenplan, er vergelijkbare kritiek op dit toen nieuwe initiatief van de Rijksakademie was en mist reflectie van de Rijksakademie hierop. 

De Rijksakademie is, zo constateert de commissie, minder opvallend eigen dan in het verleden, omdat kunstinstellingen in debat en internationalisering meer naar elkaar toegroeien. Dit vraagt volgens de commissie om een duidelijkere positionering van haar publieke programma, om onderscheidend te blijven in de toekomst. De commissie vindt dat de Rijksakademie weinig reflecteert op deze veranderingen in het culturele veld. Desondanks vindt de commissie de eigenheid nog steeds voldoende, vanwege de omvang en de kwaliteit van de begeleiding en het innovatieve karakter van de technische faciliteiten beschikbaar in de werkplaatsen ten dienste van de residency.

Het programma van de Rijksakademie sluit volgens de commissie goed aan bij wat kunstenaars nodig hebben. De Rijksakademie voorziet in een uitstekend begeleide en geoutilleerde residency waar kunstenaars zich onafhankelijk kunnen ontwikkelen. Deze artistieke lijn, waarbij kunstenaars zich ongestoord kunnen toeleggen op hun artistieke praktijk, ervaart de commissie als heel waardevol en de artistieke betekenis voor de kunstenaars is dan ook groot.

De organisatie wil betekenisvolle betrokkenheid en uitwisseling creëren via publieksprogramma’s. De Rijksakademie bedient een buurtgroep op locatie middels de social practice. De commissie ziet, vanwege het gekozen theoretische kader voor de kunstenaar, de zo gewenste verbinding met een breder publiek niet van de grond komen. De nieuwe doelgroepen blijven zo onzichtbaar in het artistieke programma van dit onderdeel en de commissie vindt dat de artistieke betekenis voor hen daardoor niet is geborgd. 

Een breder kunstminnend publiek wordt bereikt via de Open Studio’s, waarbij de stad kennis kan nemen van de (inter)nationale kunstenaars en recente ontwikkelingen in de kunst. Veel kunstenaars blijven na afloop in de stad. Met deze instroom van kunstenaars levert de Rijksakademie volgens de commissie een artistieke bijdrage aan het culturele ecosysteem in de stad voor de stad en publiek. 

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.

De visie op het publieksbereik is volgens de commissie helder en duidelijk verwoord in het plan. Open Studio’s is voor de Rijksakademie het moment en het event bij uitstek om het publiek te bereiken. Vijf dagen lang staan de deuren open om bezoekers toegang te geven tot de rijkdom en diversiteit van het werk van de residents. Als doelgroepen ziet de organisatie het professionele kunstenveld, kinderen en jongeren van lokale scholen, studenten en docenten van de Nederlandse kunstacademies en het brede publiek. De commissie vindt dit logische en passende doelgroepen, alhoewel de laatste doelgroep erg generiek is. 

De Rijksakademie communiceert volgens de commissie via geëigende kanalen en passende media met zijn doelgroepen. Het netwerk van kunstinstellingen, kunst gerelateerde organisaties en (aankomend) professionals is als vanzelfsprekend goed. Met deze groepen staat de Rijksakademie in nauw contact. Het contact met scholen en het brede publiek is minder vanzelfsprekend en vergt gerichte communicatie en marketing. Amsterdamse scholen bereikt de organisatie onder andere doordat de residents samenwerken met het naburige Metis Montessori Lyceum en door samenwerking met de stichting Toeval Gezocht, een kenniscentrum voor cultuureducatie voor jonge kinderen en coaching voor scholen en instellingen, netwerk van basisscholen in Amsterdam Oost. De commissie vindt dat een geschikte aanpak, maar krijgt uit het plan wel de indruk dat bij de uitvoering van de aanpak het zwaartepunt vooral ligt bij de samenwerkingspartner.

Het breder publiek zegt de organisatie te bereiken door vooral Open Studio’s breed in de stad bekend te maken, via de lokale en nationale pers en via de communicatiekanalen van samenwerkingspartners, zoals de Amsterdam Art Week. De commissie is van mening dat de publiciteit voor dit event hoofdzakelijk plaatsvindt via Amsterdam Art Week. De Rijksakademie geeft aan dat het publiek van de Open Studio’s, gemiddeld zo’n 8.000 per jaar, de basis vormt voor het bereiken van publiek gedurende het hele jaar via het publieksprogramma. Omdat de Open Studio’s echt een evenement is en de programma’s door het jaar heen een ander meer beschouwend karakter hebben, vindt de commissie dit niet overtuigend. De Rijksakademie bereikt, naar eigen zeggen, het bredere publiek via de reguliere communicatiekanalen zoals website, sociale media en de nieuwsbrief. De commissie vindt dit een erg generieke en weinig uitgewerkte aanpak. De commissie heeft de indruk dat de Rijksakademie mede daardoor nog altijd geen bestemming wordt voor een algemeen kunstpubliek.

De Rijksakademie heeft zijn locatie in het centrum. De commissie leest in het plan dat er twee residenties zijn in Noord. Daar krijgen de social practices vorm in De Molenwijk, gehost door Framer Framed. De commissie ziet dat dit gaat om een zeer beperkt aandeel (2,5 procent) van de activiteiten en goed is voor naar schatting 5 procent van het publieksbereik. Van een echte eigen inbedding in Noord, geschraagd door kennis en ervaring en samenwerkingsrelaties, is volgens de commissie echter geen sprake omdat de Rijksakademie hiervoor leunt op anderen. De commissie concludeert dat de activiteiten van de Rijksakademie nauwelijks bijdragen aan spreiding van het culturele aanbod en het publieksbereik in de stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost.

Diversiteit & inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.

De commissie herkent in de aanvraag geen volwaardige visie op diversiteit en inclusie. Het plan benoemt slechts wat de Rijksakademie onder diversiteit verstaat, namelijk de verschillen tussen de individuen in overtuigingen en posities, religie, etnische, sociale en culturele achtergrond, seksuele geaardheid, fysieke en mentale conditie en levenservaring. Volgens de Rijksakademie geldt dit voor de kunstenaars, het publiek en het team en neemt zij hierin een proactieve houding aan. De commissie mist echter een reflectie op het diversiteit en inclusiebeleid van de afgelopen periode. Daardoor geeft de aanvraag de commissie geen zicht op de resultaten van de afgelopen jaren en evenmin op de manier waarop de organisatie daarop denkt voort te bouwen. De Rijksakademie komt in de ogen van de commissie niet verder dan wensdenken en is in deze te weinig resultaatgericht. De commissie merkt tevens op dat een reactie op vergelijkbare kritische opmerkingen uit het vorige advies niet terug te vinden is in de aanvraag. Zo moet de commissie constateren dat met betrekking tot de aanwezige culturele diversiteit onder de deelnemende Nederlandse kunstenaars, een analyse over de ontwikkeling ervan in de afgelopen periode ontbreekt in het plan. Hierdoor ontbreekt houvast en richting in de stappen die de Rijksakademie gaat nemen om de op dit gebied, volgens de commissie, nog steeds noodzakelijke verbeteringen aan te brengen.

De commissie ziet in het plan wel enige reflectie op de diversiteit en inclusie van de eigen organisatie. Er is een werkgroep diversiteit, gelijkheid en inclusie opgericht om ontwikkelingen aan te jagen en de voortgang te bewaken. De commissie ziet in de aanvraag echter geen concrete resultaten van deze werkgroep beschreven. Ook concrete doelstellingen voor de komende vier jaar ontbreken in het plan. De commissie vindt dit zeer teleurstellend. 

De commissie constateert dat het ondernemingsplan op alle P’s een uitgebreide lijst bevat met stappen voor een verdere ontwikkeling van diversiteit en inclusie binnen de Rijksakademie. De commissie vindt dat hier wel een besef uit spreekt dat er nog veel te doen is, maar ziet ook dat het, mede door het ontbreken van concrete doelstellingen niet veel meer is dan een bonte wensenlijst. Veel items op de lijst zijn ongericht en iteratief, bijvoorbeeld ‘doorgaan met het verbreden van samenwerkingsverbanden’; ‘feedbackmogelijkheden bieden aan Open Studio’s-publiek’ en ‘zorgen voor diversiteit op bestuursniveau’. Van enige prioritering is geen sprake. De commissie is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een concrete, realistische en overtuigende aanpak om te komen tot een divers en inclusief aanbod, bereik en organisatie. 

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.

De Rijksakademie weet in het plan een heldere en uitvoerige visie op haar bedrijfsvoering over te brengen. Het bedrijfsmodel van de Rijksakademie staat naar eigen zeggen ten dienste van de residenten. De organisatie zegt daarom behoefte te hebben aan een bedrijfsmodel dat zij voortdurend kan aanpassen aan de veranderende omgeving en de behoeften van de gemeenschap van de deelnemende kunstenaars. Met het oog daarop monitort de Rijksakademie de bedrijfsvoering actief, zodat er tijdig aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Dat getuigt volgens de commissie van een organisatie die goed zicht heeft op de mensen en middelen en daar steeds beter zicht op wil krijgen omdat zij weet hoe belangrijk dat is. Onlangs is er een zakelijk leider aangesteld met als belangrijke aandachtspunten het financiële beheer, de planning en de duurzaamheid. Het fair pay beleid, de sociale veiligheid en de governance krijgen volgens de commissie ruime en adequate aandacht in het ondernemingsplan. De Rijksakademie volgt de museum cao en benchmarkt de freelance- en andere tarieven. De financiering voor kunstenaars is gebaseerd op het solidariteitsprincipe. De organisatie werft voor elke kunstenaar een beurs. Degenen voor wie dat niet lukt krijgen evenveel geld als de anderen. Dat vindt de commissie zeer prijzenswaardig. 

De hoge benodigde kosten voor onderhoud van het gebouw (rijksmonument), duurzaamheidsinvestering en verbetering in toegankelijkheid (volgend uit het opgestelde MOP), blijft echter een flinke financiële uitdaging voor de nabije toekomst, temeer omdat er de afgelopen jaren geen onderhoudsvoorziening kon worden opgebouwd. De commissie ziet dit als een risico voor de toekomst, waarover in het plan niet voldoende op is gereflecteerd. 

De commissie beoordeelt het ondernemingsplan als realistisch en uitvoerbaar in zowel organisatorische als in financiële zin. Rijksakademie heeft volgens de commissie een redelijk stabiele organisatie en werkt met veel partners binnen en buiten de stad samen. Daarmee ligt er een goed fundament om de activiteiten ten uitvoer te brengen.  De begroting vindt de commissie goed toegelicht. De bedrijfsvoering staat er volgens de commissie goed voor. Dit blijkt onder meer door de aanzienlijke fondsenwerving (een derde van de jaarlijkse omzet van 1,5 miljoen euro). Hierdoor is er sprake van een goede financieringsmix. De subsidiebehoefte van het AFK is toegelicht; deze is nodig voor Open Studio’s publieksprogramma’s en de social practice werkplaats, Tech Fellowship programma en digitaal onderzoek.

Er is de wens bij de Rijksakademie om de kunstenaarstoelages te kunnen verhogen in verband met stijgende (woon-, verblijf en materiaal) kosten. De Rijksakademie zegt zich ten doel te stellen om de stipendia voor kunstenaars te verhogen gezien de stijgende kosten en de financiële druk op de deelnemers, die contraproductief werkt op hun ontwikkeling. De commissie onderschrijft dit. Volgens de commissie is de realisatie ervan echter afhankelijk van een hogere bijdrage van het Rijk of andere bronnen. De commissie constateert dat de liquiditeit van de Rijksakademie in 2022 onvoldoende is geweest om de onderhoudsvoorziening te kunnen financieren. De Rijksakademie is van plan om een lening voor het onderhoud aan te gaan en heeft de verwachte aflossingskosten opgenomen in de begroting. Dat vindt de commissie een noodzakelijke maar ook kwetsbare oplossing, die op de lange termijn voor extra lasten zorgt. 

Conclusie

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van de Rijksakademie gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 139.514 per jaar. De commissie constateert dat de verhoogde subsidiebehoefte bij het AFK in deze aanvraag door de Rijksakademie onder meer is gemotiveerd op basis van het opgenomen programmaonderdeel de social practice werkplaats. De commissie heeft in haar beoordeling van de aanvraag op dit onderdeel substantiële punten van kritiek en adviseert daarom om het huidige subsidieniveau te handhaven.

De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget beschikbaar is om de aanvraag te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Beeldende Kunst en Creatieve Industrie.