Paradiso Melkweg Productiehuis

Muziek en muziektheater
Aangevraagd: € 249.932
Toegekend: € 150.000

Inleiding

Paradiso Melkweg Productiehuis (hierna: PMP) faciliteert ruimte voor onderzoek naar nieuwe samenwerkingsvormen, bestaande uit minder gekaderde en fluïde kunstvormen. Dit doet PMP als productiehuis en talentontwikkelingsplek voor crossover producties met roots in de pop, en door bij te dragen aan verdieping en een duurzame ontwikkeling van de makers. PMP ondersteunt artiesten in opleiding, beginnende artiesten, ervaren en midcareer artiesten.

In de periode 2025-2028 wil PMP de samenwerking met Paradiso en de Melkweg en andere partners verdiepen. Dit beoogt het te doen door het starten van meer gezamenlijke projecten, meer contact in het aantrekken en begeleiden van artiesten en meer gebruik te maken van elkaars netwerk en faciliteiten. Daarnaast wil de organisatie studenten, autodidacten en beginnende makers een kans geven om met laagdrempelige projecten een eerste stap naar het veld zetten. Dit zijn projecten als: Bijlmer Talent Exchange, Het Debuut Pop, ONKRUID! en On Stage. In de komende periode begeleidt PMP midcareer artiesten als Jeangu Macrooy en ELMER in het ontwikkelen van producties voor de grotere popzalen. Ook biedt PMP in deze periode ruimte aan rosetta., het platform voor en door vrouwelijke en gender non-conforming muziekproducers en het event PMP Vibrations. 

PMP ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van  € 127.888 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 249.932 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zeer goed.

PMP heeft volgens de commissie een duidelijke artistieke signatuur. Dit ziet de commissie terug in de keuze voor artiesten en de werkwijze die het hanteert. Het productiehuis richt zich bewust op jonge artiesten voor wie identiteit fluïde is en die crossover producties maken, met roots in de pop en die andere verhalen op nieuwe manieren vertellen. 

Wat betreft de werkwijze ligt de focus op goede begeleiding bij het ontwikkelen van een identiteit als artiest, waarmee ook het artistieke product vorm krijgt. Dit mondt uit in eigenzinnig werk, dat PMP met hen produceert. Het productiehuis begeleidt de professionalisering van de werkpraktijk van de artiest. Voor elke artiest wordt een team gevormd van experts om de verschillende aspecten van de ontwikkeling te begeleiden; artistiek, productioneel en zakelijk. Deze integrale begeleiding op alle aspecten van het vak vindt de commissie passen bij de tijd. Dit vormt een solide basis voor artiesten om een volgende stap in hun carrière te maken. De PMP-methode, die beschreven wordt in het plan, spreekt bij de commissie tot de verbeelding. Met name ook de samenwerking met andere artiesten die makers geboden wordt, bijvoorbeeld met een choreograaf of theaterregisseur, vindt de commissie vanuit artistiek oogpunt interessant. Ze ziet onder meer bij de midcareer artiesten Babs en ELMER hoe dit hun performance kracht bij zet. 

De organisatie reflecteert in het plan op de artistieke ontwikkeling van de afgelopen jaren. Het productiehuis stelt dat er een brede blik is ontstaan die verder reikt dan producties alleen. In de afgelopen periode is PMP namelijk tot inzicht gekomen dat als zij echt verschil wil maken, zij al voor het productieproces in contact moet komen met de jonge makers. 

De commissie is overtuigd van de artistieke betekenis voor de deelnemende artiesten en voor de stad. PMP legt volgens de commissie waardevolle verbindingen en versterkt op deze manier het muzikale ecosysteem in de stad van binnenuit. Deelnemende artiesten krijgen de mogelijkheid om, binnen een budget en onder begeleiding, vrij te experimenteren zonder dat de uitkomst van tevoren vaststaat. Dit komt de komende periode terug in de programma’s Bijlmer Talent Exchange, Het Debuut Pop en ONKRUID! Midcareer artiesten kunnen binnen het werkgebied excelleren en grote crossover muziekproducties en theatrale concerten ontwikkelen, zoals met Jeangu Macrooy gebeurt. Bovendien faciliteert en stimuleert het productiehuis de uitwisseling tussen makers onderling, vanuit de visie dat elkaar versterken meer oplevert dan onderlinge competitie. Dit doet het door samen te werken met Fringe, Tolhuistuin en OT301. 

De bijdrage die PMP levert aan het popcircuit als geheel vindt de commissie van artistieke betekenis voor de stad. Het productiehuis zoekt verbinding met talenten in de haarvaten van de stad. Een voorbeeld hiervan is de Bijlmer Talent Exchange. Dit is een project waarbij het gaat om uitwisseling tussen de artiesten van PMP en de talenten uit onder meer Zuidoost. Een ander voorbeeld van het zoeken naar verbreding vindt de commissie het programma rosetta., het platform voor en door vrouwelijke en gender non-conforming muziekproducers, dat onder de vleugels van PMP tot wasdom kan komen.  

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.

De commissie leest uit het plan een duidelijke en onderbouwde visie op het bereik in de stad. Zo richt PMP zich op artiesten, beginnend, midcareer en gevestigd, die samenwerken en waarbij de inzet van de maker strookt met de werkwijze van het productiehuis. Onmiskenbaar sluiten voor de commissie de aard en omvang van de artiesten logisch aan op de aard en omvang van de activiteiten. De commissie constateert dat de organisatie een open houding heeft naar andere partijen in de stad en heel benaderbaar is. PMP blijft in verbinding met de stedelijke samenleving middels buurtgerichte projecten en samenwerkingen, die ook bijdragen aan de keuzes voor talent. Zoals de eerdere genoemde samenwerking Bijlmer Talent Exchange en de meet ups voor young creatives in de muziekindustrie van Wat is die Mo. Daarnaast vindt er vier keer per jaar een redactieoverleg plaats met Paradiso en Melkweg, waarin artiesten worden voorgedragen die in staat zijn om interessante crossovers te maken. Naast makers richt het productiehuis zich op een publiek van bezoekers tussen de 20 en 45 jaar en avontuurlijke popliefhebbers. En dan met name op jongeren die zich niet herkennen in het reguliere aanbod van podia en theaters, met een biculturele achtergrond of jongeren die buiten de heteronormatieve status quo vallen. De commissie verwacht dat de activiteiten ook aansluiten op de beoogde doelgroep van bezoekers. Maar het plan onderbouwt dit verder niet en de algemene en brede omschrijving van deze doelgroep (de avontuurlijke popliefhebbers en het jongvolwassen publiek tussen de 20 en 45 jaar) en draagt hier volgens de commissie ook niet aan bij. 

De marketing en werving die in het plan benoemd wordt, is met name gericht op het bereiken van nieuwe makers en het showcasen van de deelnemende artiesten en actuele projecten. Dit vindt de commissie voor dit deel van de doelgroep een realistische en passende aanpak, die bovendien zwaar weegt omdat de kerntaak die van productiehuis is. Ze vindt wel dat de aanpak voor de andere (bezoekende) publieksgroepen meer aandacht had mogen krijgen. 

De spreiding van de activiteiten is in het plan evenwichtig over de stad verdeeld. Bijna een kwart van de activiteiten in Amsterdam vindt plaats in Noord, ongeveer een tiende in Nieuw-West en bijna een zevende in Zuidoost. Dit getuigt volgens de commissie van een redelijke bijdrage aan de spreiding van het culturele aanbod en publieksbereik in de betreffende stadsdelen. Wel merkt de commissie op dat bij sommige activiteiten zoals On Stage in het plan niet duidelijk is waar ze plaatsvinden. Daarnaast vindt de commissie niet bij ieder programma even sterk naar voren komen welke bijdrage het productiehuis levert aan programmering in deze stadsdelen, zoals bij Wat is die Mo.  De commissie vindt het overtuigend dat het productiehuis met de activiteiten voldoende draagvlak heeft in de stadsdelen. Onder meer door de samenwerking met partners die al in de stadsdelen opereren zoals GRAP, de Kunstbende, Likeminds en de podia Meervaart in Nieuw-West en Tolhuistuin in Noord. Mede door deze samenwerkingen en de kennis en ervaring van PMP is de commissie overtuigd dat de voornemens passend en haalbaar zijn. 

Diversiteit & Inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als goed.

Uit het plan spreekt volgens de commissie een overtuigende visie op diversiteit en inclusie, die het anker is voor de keuzes die PMP maakt voor zijn werk, en die gebaseerd is op intersectionaliteit. De organisatie is zich ervan bewust dat verschillende identiteiten op basis van culturele achtergrond, gender en seksualiteit, sociaal-economische positie en een beperking elkaar op materieel, institutioneel en symbolisch niveau beïnvloeden. In de huidige tijd gaat het volgens PMP over fluïditeit, het gevoel te willen uitdragen dat je als mens steeds in ontwikkeling bent en blijft. De organisatie stelt dat deze generatie – de jongeren van nu- zichzelf steeds opnieuw wil vormgeven en vrij wil zijn. Dit gevoel van vrij zijn, en nog niet gevormd zijn, is wat PMP wil laten zien in de makers en diens producties, wat de commissie een mooie en passende aansluiting vindt op zijn visie. PMP stelt zich ten doel met makers samen te werken die een divers samengesteld en inclusief profiel hebben, in de breedste zin, en op die manier meerstemmigheid mogelijk te maken. De commissie heeft waardering voor de integrale aanpak, waarbij de organisatie bewust een veelheid aan perspectieven naast en in relatie tot elkaar plaatst.  

Dit geldt voor het programma, maar ook voor de organisatie. In het plan staat dat PMP bij het werven van personeel het belangrijk vindt om niet alleen met mensen te werken die op elkaar lijken, maar juist ook met mensen die verder bij elkaar vandaan staan. De organisatie blikt terug op de afgelopen vier jaar, waaruit de noodzaak van een brede afspiegeling van de samenleving blijkt en waarin verder kijken en werken dan je eigen bubbel centraal stond. Dit is ten aanzien van het aanbod gelukt, met onder andere Arabische clubnachten met Yallah! Yallah! en van de multidisciplinaire biculturele jamsessies Slice it Up van Kay Slice. De commissie constateert dat in het plan een reflectie op de stappen binnen de eigen organisatie ontbreekt. De komende jaren wil het productiehuis een stap verder gaan op het terrein van diversiteit en inclusie door te kiezen voor intersectionaliteit. Concrete doelstellingen op het gebied van diversiteit voor de eigen organisatie ziet de commissie niet.

De aanpak van diversiteit en inclusie komt in het programma bijvoorbeeld tot uitdrukking in de keuze voor artiesten met een biculturele achtergrond en de ruimte die het biedt voor representatie van verschillende verhalen en manieren van produceren. Dit draagt niet alleen substantieel bij aan een divers en inclusief aanbod in de stad, maar ook aan een divers en inclusief bereik van mensen. Samenwerkingen met partners zoals Bijlmer Got Talent en On Stage helpen volgens de commissie ondervertegenwoordigde groepen te presenteren, wat ook weer een divers samengesteld publiek bereikt. PMP richt zich op artiestenbegeleiding en helpt artiesten hun publiek te vinden. De commissie vindt het aannemelijk dat artiesten met een biculturele achtergrond of niet-heteronormatieve identiteit een divers publiek aantrekken.

De aandacht voor diversiteit in opleidingsniveau binnen het team vindt de commissie ook positief, omdat deze kan bijdragen aan kansengelijkheid. Het productiehuis is een erkend leerbedrijf en werkt met mbo-stagiairs en freelancers met een mbo-opleiding. De commissie krijgt echter geen duidelijk beeld van de stappen die de organisatie neemt op het gebied van culturele diversiteit en genderdiversiteit binnen het team.

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.

Uit het plan komt volgens de commissie een summiere visie op bedrijfsvoering naar voren. PMP stelt voor iedere artiest een passend team samen met een op maat gemaakte benadering, omdat het productiehuis ervan overtuigd is dat hoe beter het team past bij de maker, hoe succesvoller de samenwerking zal zijn. De commissie mist een duidelijke visie op de toekomst van het productiehuis binnen de maatschappelijke context. Hoewel het plan continuïteit voor de organisatie en haar makers nastreeft, leest de commissie te weinig over de borging hiervan. De commissie is positief over de manier waarop de organisatie fair pay toepast. Vaste medewerkers worden, vanuit Paradiso, eerlijk beloond volgens de cao Poppodia en Festivals. Voor freelancers gelden de minimum zzp-tarieven uit de cao Poppodia en Festivals en de cao Toneel en Dans, en artiesten worden vergoed volgens de Sena-norm. De organisatie heeft aandacht voor sociale veiligheid. Zowel vaste als freelancemedewerkers kunnen gebruikmaken van de vertrouwenspersoon van Paradiso. Het productiehuis let erop dat artiesten niet overwerkt raken en voldoende vrije tijd hebben. De commissie vindt echter wel dat er te weinig aandacht is voor de werkbalans van de medewerkers van de organisatie zelf. 

PMP volgt de Governance Code Cultuur en werft openbaar leden voor de raad van toezicht. Deze leden worden getoetst op belangenverstrengeling. Het plan reflecteert op de bedrijfsvoering van 2021-2023, waarin de honorering voor artiesten, freelancers en medewerkers werd aangepast naar fair pay richtlijnen. In het plan staan doelstellingen voor de bedrijfsvoering voor de komende periode, zoals het aantrekken van een bureaumanager en het werken met meer makers. Echter, de commissie vindt dat het plan niet duidelijk maakt hoe groot de gewenste uitbreiding is of waar het productiehuis momenteel staat met de bedrijfsvoering. De PMP-methode wordt uitgebreid beschreven, maar de commissie krijgt hieruit onvoldoende inzicht in de dagelijkse praktijk en taakverdeling van het productiehuis.

Risico’s worden summier beschreven. Het compacte team biedt schaalbaarheid, maar risico’s zoals bij langdurige ziekte of andere uitval worden niet onderkend. Het activiteitenplan is volgens de commissie realistisch en organisatorisch uitvoerbaar door de beproefde werkwijze en het team. PMP heeft bovendien een dienstverleningsovereenkomst met Paradiso, die een ondersteunende rol speelt in de bedrijfsvoering. De commissie vindt dat de uitwerking van deze ondersteuning in het plan echter minimaal is. Omdat de samenwerking ook overkomt als achtervang voor en aanvulling op het kleine team, had ze daar graag meer over willen weten. 

De commissie vindt het plan in financiële zin niet in alle opzichten even realistisch. Zo vindt de commissie de begroting ambitieus ingeschat. De inkomsten en uitgaven voor de komende kunstenplanperiode zijn fors hoger dan in de huidige periode. Het gaat om bijna een verdubbeling. Het plan stipt aan waarom extra subsidie wordt aangevraagd. Echter een onderbouwing die dieper ingaat dan, in eigen woorden meer rust, continuïteit en zekerheid te hebben, vindt de commissie niet overtuigend. Door de beknopte toelichting is het voor de commissie niet duidelijk waar deze hogere begroting op gebaseerd is, meer dan op de stijging van de activiteitenlasten. De financieringsmix bestaat uit publieksinkomsten, coproductiebijdragen, private fondsen, incidentele publieke subsidies en meerjarige subsidie van het AFK. Met deze variatie aan inkomstenbronnen zijn financiële risico’s voldoende gespreid. Naar verwachting zullen de publieksinkomsten stijgen en de inkomsten uit coproductie. Deze kosten verdubbelen ten opzichte van de periode 2021-2023. Hoewel een stijgende lijn in producties en samenwerkingen te verwachten is na de coronaperiode, vindt de commissie de groei ambitieus. Een heldere berekening hoe de organisatie dit zal bewerkstelligen, ziet de commissie niet terug. De financiële huishouding is op orde en voldoende om het plan de komende vier jaar te dragen. De begroting is schaalbaar en bij tegenvallende inkomsten kan het activiteitenprogramma financieel worden aangepast. Dit heeft dan echter wel artistiek-inhoudelijke gevolgen. Hoe deze keuzes worden gemaakt en welke opties er zijn, wordt niet toegelicht.

Conclusie

De commissie is van mening dat de begroting voor de komende periode te ambitieus is en daardoor niet realistisch. Er wordt bijna een verdubbeling aan subsidie gevraagd ten opzichte van voorgaande periode. Het plan biedt volgens de commissie weinig onderbouwing voor de grote sprong die de begroting maakt, en in het verlengde daarvan voor het hogere subsidiebedrag. 

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van PMP gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 150.000 per jaar. 

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Muziek & Muziektheater.