Muziekgebouw aan 't IJ

Podia
Aangevraagd: € 3.338.000
Toegekend: € 3.233.561

Inleiding

Het Muziekgebouw aan ’t IJ (hierna: het Muziekgebouw) is naar eigen zeggen dé concertzaal voor hedendaags gecomponeerde muziek en aanverwante genres. Het Muziekgebouw is een presenterende en producerende instelling, waarbij de nadruk op de productiefunctie toeneemt. Het Muziekgebouw is een thuis voor ensembles, makers en festivals. Het podium presenteert ongeveer 300 concerten per seizoen, waarvan ruim de helft hedendaagse muziek uit de tweede helft van de twintigste eeuw tot nu ten gehore brengt. Naast het reguliere programma presenteert het Muziekgebouw 25 tot 30 wereld- en Nederlandse premières. Het podium stelt dat het hiermee een unieke positie binnen de Nederlandse concertzalen heeft. Met SoundLAB en het educatieaanbod draagt het Muziekgebouw naar eigen zeggen bij aan de vernieuwing van muziekeducatie in Nederland.

Voor de periode 2025-2028 rusten de artistieke toekomstplannen op vier pijlers: programmering, productiehuis, educatie en placemaking/publiekswerking. Het Muziekgebouw streeft naar een diverser programma met muziek die aansluit bij de interesse en de belevingswereld van zo veel mogelijk Amsterdammers. Daarnaast wordt het Muziekgebouw Productiehuis geprofessionaliseerd om meer eigen producties te realiseren. Verder wil het Muziekgebouw door samen te werken zijn educatieaanbod verbreden en verdiepen. 

Muziekgebouw aan ’t IJ ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 3.344.430 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 3.338.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.

Het Muziekgebouw stelt in zijn artistieke signatuur het ‘nu’ centraal, waarbij de uitvoering van muziek tijdelijk, uniek en eenmalig is. Het ziet zichzelf als voorvechter en aanjager van het unieke en betekenisvolle wat zich precies op dat moment van het ‘nu’ afspeelt tussen maker en het publiek. Het Muziekgebouw programmeert van middeleeuwse tot hedendaagse muziek. Daarbij presenteert het Muziekgebouw voor jong en oud, met in zijn eigen woorden, ‘het beste van straks naast verrassingen van vroeger’. Als voorbeeld noemt het Muziekgebouw dat elektronicapionier Suzanne Ciani voor de een vroeger is, en voor de ander Umm Kulthum straks kan zijn. De commissie beaamt dat het Muziekgebouw een gedurfde en experimentele programmering heeft waarin de signatuur helder tot uitdrukking komt. Het Muziekgebouw kiest volgens de commissie niet voor de breedte, maar voor de diepte van de muziek, waarbij vernieuwing de gemene deler is en van daaruit ruimte wordt geboden aan verschillende makers en hun perspectieven. Dit maakt dat er sprake is van een duidelijk en onderscheidend eigen profiel. 

De activiteiten worden onderverdeeld in drie pijlers: de programmering, het productiehuis en educatie. De programmering kenmerkt zich onder andere door de donderdagavondserie met nieuwe muziek, vernieuwing en actuele maatschappelijke thema’s, door vernieuwing van tradities met de The Rest is Noise, een programma met alternatieve muziekculturen uit SWANA en zijn diaspora en familieprogrammering met hiphopcollectief DIEHELEDING. Dit zijn enkele voorbeelden van programmering die de commissie aansprekend vindt vanwege verschillende perspectieven die worden gepresenteerd.

Met Muziekgebouw Productiehuis richt de organisatie zich onder andere op internationalisering van Nederlandse mid-career makers en realiseert jaarlijks drie à vier grootschalige internationale projecten. Voorbeelden zijn een serie met Amsterdams Andalusisch Orkest waarbij gewerkt wordt aan een Umm Kulthum-traditie in Amsterdam en het queer hiphopcollectief LIONSTORM, dat een eigen avond ontwikkelt met internationale partners als Ancienne Belgique. De commissie merkt op dat de uitwerking van het productiehuis erg beknopt beschreven is, zeker gezien de omvang van de producties en belangrijke rol die het productiehuis inneemt binnen het Muziekgebouw. Het plan geeft bijvoorbeeld geen toelichting op hoe het Muziekgebouw tot de keuze is gekomen voor artiesten en repertoire en hoe er structureel wordt samengewerkt met partners zoals de Meervaart en MAQAM. Hoewel deze samenwerkingen de commissie nieuwsgierig maakt, gaat het plan slechts beknopt in op de artistieke invulling ervan. De gezamenlijke afdeling Educatie van het

Muziekgebouw en BIMHUIS ontwikkelt en organiseert volgens de commissie passende programma’s voor alle onderwijsvormen, van primair onderwijs tot speciaal (voortgezet) onderwijs, van vmbo tot universiteit. SoundLAB en Groove Beest zijn volgens de commissie aansprekende voorbeelden van educatieve programma’s.  De commissie vindt dat het Muziekgebouw met het geheel van de activiteiten goed lukt om een verbinding te maken tussen muzikale voorhoede van vroeger en nu. Wel vindt ze dat het avontuurlijke karakter dat het Muziekgebouw zich toedicht, veel meer in

samenhang had mogen worden getoond en benoemd. De commissie had graag meer duiding gezien wat het Muziekgebouw zelf als avontuurlijk ziet in relatie tot zijn artistieke profiel. 

Het plan reflecteert duidelijk en uitgebreid op de afgelopen periode. Deze periode werd gekenmerkt door de coronacrisis, die in de organisatie haar sporen naliet. In de periode 2020-2022 ging alle aandacht naar het annuleren en verplaatsen van geplande concerten. Daardoor kon vervolgens geen ruimte worden geboden aan een nieuwe generatie makers en hun achterban en het verrijken van bestaande programmering, zoals beoogd in het vorige beleidsplan. Het Muziekgebouw ontwikkelde wel nieuwe formats zoals livestreams en terrasconcerten om makers en musici werk en ruimte te bieden. Het ontwikkelen van het productiehuis was volgens het Muziekgebouw voor beide doelstellingen van groot belang. De commissie vindt mooi dat het gelukt is om in en rondom coronatijd toch stappen te zetten voor het productiehuis, zodat na deze periode de start echt gemaakt kon worden. Een belangrijke beweging die het Muziekgebouw de komende periode maakt, is dat het niet meer uitsluitend in de traditie wil programmeren vanuit de 20ste-en 21ste-eeuwse westerse klassieke en hedendaagse muziek. Het wil de focus verleggen naar het zijn van een inspirerende plek voor publiek, makers en muziek. 

De commissie is ervan overtuigd dat het Muziekgebouw zijn artistieke betekenis voor publiek en stad hiermee zal vergroten. In alle activiteiten wil het podium iets ten positieve veranderen in de levens van mensen en in community’s. Dit wil het Muziekgebouw doen langs de lijnen ‘van canon naar meerstemmigheid’, ‘avontuurlijke muziek voor avontuurlijk publiek’ en ‘van zaal naar plek’. De commissie ziet dat het Muziekgebouw daarbij vertrouwt op de emotionele en persoonlijke impact die muziek kan hebben: van het gevoel van ultieme schoonheid tot onbehagen. De commissie vindt het positief dat Muziekgebouw in zijn keuzes voor vernieuwende muziek uit een groter spectrum van tradities en stijlen gaat putten die elders in de stad niet of weinig te horen zijn en toereikend om van betekenis te zijn. Zo wordt er kerst gevierd met Musica Temprana met muziek uit Midden- en Latijns-Amerika; met Pasen wordt de rebellenclub Pynarello uitgenodigd, dat met singer-songwriter en gitarist Shishani een paasprogramma biedt voor een divers Amsterdams publiek. De commissie verwacht dat deze programma’s aansprekend zijn voor het publiek.

Het Muziekgebouw ziet zichzelf als een plek waar men kan samenkomen, waar ademruimte is. Muziekgebouw deelt zijn ruimtes graag, en is daarbij geïnspireerd geraakt door voorbeelden van placemaking, waarbij kwaliteit van de openbare ruimte en het leven van de mensen die er gebruik van maken, verbeterd wordt. Het Muziekgebouw wil daartoe de focus verschuiven van ‘aanvangstijd 20.15 uur’ naar variabele tijdslots. Hierdoor verwacht Muziekgebouw een nog meer bruisende, betekenisvolle plek voor muziek van nu te kunnen zijn. Het ziet daarbij een relatie met de manier waarop het is ontstaan, op de schouders van ‘communitybouwers pur sang’ als Reinbert de Leeuw en Louis Andriessen. De commissie waardeert de ambitie, maar plaats een kritische kanttekening bij de beoogde rol van het Muziekgebouw als daadwerkelijke placemaker. De commissie vindt het gebouw, de plek en het gepresenteerde programma hier onvoldoende bij aansluiten. Ze is niet overtuigd dat het Muziekgebouw daadwerkelijk deze rol kan vervullen omdat het geen openbaar toegankelijk gebouw is waar men in samenspraak met de wijk en het stadsdeel de kwaliteit van de ruimte en levens van mensen die er gebruik van maken kan verbeteren. De commissie ziet kansen in de nieuwe benadering van aanvangstijden. Zij vindt de relatie die het Muziekgebouw legt met de historie van Reinbert de Leeuw en Louis Andriessen echter weinig praktisch en inhoudelijk houvast bieden voor actuele communitybuilding. De commissie is hierdoor niet overtuigd van het omgevingsbewustzijn van het Muziekgebouw en de bijdrage aan de artistieke betekenis voor de buurt. 

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.

De commissie leest een onderbouwde visie op het bereik in de stad. Muziekgebouw wil de komende vier jaar op zoek naar een perfecte match tussen vraag en aanbod voor een bredere en cultureel diverse groepen mensen en gaat ook meer aandacht besteden aan incidentele bezoekers in Amsterdam. Het Muziekgebouw richt zich op de Startende Cultuurspeurders, de Proevende Buitenwijker en de Nieuwsgierige Toekomstgrijper als doelgroepen, afkomstig uit het Culturele Doelgroepenmodel. De commissie vindt de doelgroepen helder geformuleerd en de accenten daarin goed gemotiveerd. Het Muziekgebouw stipt kort aan op welke manier de doelgroepen aansluiten op de programma’s. The Rest is Noise en Minimal Music Festival worden interessant gevonden door de Startende Cultuurspeurders en de Nieuwsgierige Toekomstgrijper. De commissie is wel van mening dat dit ook voor de andere doelgroepen uitgewerkt had kunnen worden. Het Muziekgebouw heeft, mede door de zijn CRM-systeem en bezoekersonderzoek en de cijfers die hieruit voortkomen, goed inzicht in zijn publiek. Deze gegevens maken duidelijk wie de incidentele bezoekers zijn en op wie het Muziekgebouw zich het beste kan richten. Inwoners van Noord, Nieuw-West en Zuidoost blijken bijvoorbeeld specifieke programma’s te bezoeken en vooral incidenteel. Zij dragen volgens de commissie bij aan het verbreden van het publiek van het Muziekgebouw.  

Wat betreft de aanpak om het gewenste publiek te bereiken, stelt Muziekgebouw dat het samenwerkt met mensen uit de beoogde doelgroepen. De commissie vindt dit een zeer algemeen geformuleerde werkwijze. Een duidelijke toelichting ontbreekt op wie deze mensen zijn en hoe deze samenwerking werkt. Het Muziekgebouw laat zich daarnaast adviseren over de juiste communicatiemiddelen, kanalen en uitstraling door op te trekken met een groeiend aantal programma- en marketingpartners. Het Muziekgebouw werkt veel samen in de programmering, wat vaak ook tot een gezamenlijke aanpak in het publieksbereik leidt, bijvoorbeeld met de Cello Biënnale, de Strijkkwartet Biënnale, BIMHUIS. Daarnaast zijn er diverse mediapartners waaronder AT5, De Groene Amsterdammer, Gonzo, DPG Media en NRC. Om bruggen te slaan naar voor het Muziekgebouw onbekender publiek, helpen samenwerkingspartners als de Meervaart, Amsterdams Andalusisch Orkest, MAQAM, Ud Festival, Marmoucha Orchestra en Afrovibes. De commissie vindt dat logische en bij het Muziekgebouw passende partners. De commissie vindt de aanpak voor het verbreden van het publieksbereik grotendeels realistisch. Ze vindt de inschatting van het Muziekgebouw dat substantiële verandering tijd en energie kost, terecht. Naarmate de organisatie meer aandacht heeft voor het incorporeren van de inzichten die worden opgedaan in samenwerking, gaat dit sneller. 

Het Muziekgebouw draagt volgens de commissie bij aan enige spreiding van activiteiten en publieksbereik in stadsdeel Nieuw-West. Dit gebeurt via de educatieve activiteiten van het podium in dit stadsdeel, zoals met het educatieprogramma Groove Beest: concerten met energieke jonge bands waar scholen en families zelf hun eigen groove ontdekken. In de periode 2025-2028 gaat dit project on tour naar scholen en wijken in Nieuw-West. Gezien de eigen kennis van het project in het huidig

Kunstenplan, de kennisoverdracht in de Alliantie Muziekeducatie Amsterdam (AMA) en de partner Aslan Muziekcentrum, verwacht de commissie dat er sprake is van draagvlak. Dat het Muziekgebouw in Aslan Muziekcentrum, een gerenommeerde muziekschool uit West/Nieuw-West, een partner heeft gevonden om deze activiteitenserie verder te ontwikkelen voor de wijken geeft de commissie vertrouwen. Het Muziekgebouw heeft met zijn pijler muziekeducatie als belangrijkste doel om kinderen en jongeren te bereiken die vanuit hun omgeving minder vanzelfsprekend kansen krijgen en als doel de doelgroep te diversifiëren. De commissie verwacht dat Aslan hier zeker een rol in kan spelen. 

Diversiteit & Inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.

Het Muziekgebouw vat zijn visie op diversiteit en inclusie samen met de woorden ‘van canon naar meerstemmigheid’. Door middel van een nieuw artistiek beleid, waarbij er actief gezocht wordt naar nieuwe musici, makers en organisatoren met een biculturele achtergrond, wil het Muziekgebouw meerstemmigheid faciliteren in zijn programmering en dit vervolgens doorvertalen naar de rest van de organisatie. Het Muziekgebouw wil hiermee een betere aansluiting vinden op een veranderende grootstedelijke culturele publiekssamenstelling. In programma, in publiek maar ook binnen het personeelsbestand. De commissie ziet hierin een positieve basis voor een visie. Het Muziekgebouw stelt dat in de afgelopen jaren diversiteit organisch haar weg heeft gevonden naar het podium, doordat het een waaier aan genres en stijlen in zijn programma biedt. De commissie verwacht meer van een visie op diversiteit en inclusie dan dat het programma organisch zorgt voor een toename van een diverse samenstelling van het publiek. De commissie vindt de genoemde doelstellingen weinig concreet en mist daarin samenhangende keuzes. Het Muziekgebouw schrijft dat de culturele diversiteit van de Amsterdamse samenleving een vertrekpunt van diversiteit en inclusie is waar doorlopend aan wordt gewerkt. Het plan maakt volgens de commissie niet duidelijk op wat voor vormen van diversiteit Het Muziekgebouw zich wil richten en waarom. Er wordt gesteld dat er in muziek geen onderscheid wordt gemaakt (in culturele achtergrond, gender, seksualiteit of religie). De commissie oordeelt echter dat er in programmering, publieksbenadering, hospitality en tone of voice wel degelijk onderscheid gemaakt moet worden om de aansluiting bij meer diverse doelgroepen te kunnen vinden en te behouden. 

Op het gebied van personeel wil het Muziekgebouw nog meer een afspiegeling worden van de cultureel diverse samenstelling van Amsterdam. De commissie is positief over de eerdere resultaten op dit vlak die het plan beschrijft. In de reflectie op de afgelopen periode benoemt het Muziekgebouw onder meer het aannemen van een hr-adviseur als aanjager van diversiteit en inclusie en sociale veiligheid. In de samenstelling van het team zijn ook concrete resultaten geboekt op het gebied van gender en culturele achtergrond. Zo heeft de helft van de afdeling publieksservice inmiddels een biculturele of lhbtiq+-achtergrond en werken er meer vrouwen op de afdeling techniek. Ook overige afdelingen hebben een meer diverse samenstelling. De commissie vindt het positief dat er een divers samengesteld personeelsbestand opgebouwd is en dat er een diverse samenstelling binnen de raad van toezicht ontstaan is. De rvt bestaat uit drie mannen en twee vrouwen, waarbij twee leden een biculturele achtergrond hebben. De commissie is positief over het motto dat het Muziekgebouw wat betreft diversiteit in de programmering hanteert: Nieuw voor Oud. Dit betekent dat oude programmering plaats zal maken voor nieuwe, diversere en meerstemmige programmering. Het Muziekgebouw wil deze programmalijn, die gericht is op een diverser aanbod, in de komende periode nog meer ruimte geven. Wel had de commissie graag gezien dat het Muziekgebouw concreet had gemaakt hoeveel nieuwe programma’s er voor oude programmering in de plaats komt. Wanneer het Muziekgebouw dit beter had geconcretiseerd had de omvang hiervan door de commissie beter op waarde geschat kunnen worden.

De aanpak om de doelstellingen voor diversiteit en inclusie te verwezenlijken mist op onderdelen volgens de commissie concretisering. In het plan benoemt Het Muziekgebouw doelstellingen voor programma en publiek. Het Muziekgebouw stelt dat nieuw, meerstemmig programma ruimte krijgt en dat dit op termijn ook een diverse samenstelling van het publiek met zich meebrengt. De commissie had graag een duidelijkere onderbouwing gezien van hoe het beoogde publiek ook daadwerkelijk op een dergelijk programma afkomt in de periode 2025-2028. De commissie ziet met name dat er bij het programma wordt samengewerkt met partners als de Meervaart en Ud Festival, waarmee in gezamenlijkheid in de stad ondervertegenwoordigd aanbod gebracht gaat worden. Volgens de commissie kan dit positief bijdragen aan het realiseren van meer divers programma.

Wat betreft de organisatie geeft Het Muziekgebouw aan dat het de weg vervolgt die het reeds is ingeslagen in het diversifiëren van het personeel. Hierbij kijkt de organisatie vooral naar de samenstelling van de teams, waarbij het elk team zo divers mogelijk probeert te maken vanuit de overtuiging dat diverse teams effectief zijn. Verder worden er trainingen gegeven aan personeel en heeft het Muziekgebouw een werkgroep diversiteit en inclusie die advies geeft.

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.

De commissie herkent in het plan een visie op de bedrijfsvoering. De visie op de bedrijfsvoering van het Muziekgebouw is gebaseerd op het streven naar optimale inzet van mensen en middelen. Het doet dit door voortdurend te kijken naar de inzet en deze aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Het Muziekgebouw reflecteert uitvoerig op de bedrijfsvoering in de afgelopen periode.

Zo worden investeringen in streamingdiensten, licht, geluid en nieuwe stoelen vanuit de vervangingsreserve benoemd. Maar ook de financiële impact van de inflatie en hogere energieprijzen komen aan bod. Zo is het Muziekgebouw in de afgelopen periode noodgedwongen afgeslankt in personeel.

Het Muziekgebouw concludeert op basis van zijn reflectie dat er in de periode 2025-2028 geen ruimte is voor bezuinigingen, mede door de hogere kosten en broodnodige investeringen. De commissie vindt dat onderbouwd en begrijpt dat Het Muziekgebouw daarom voor de komende periode vooral wil kijken naar inkomstenverhoging. Het plan benoemt dat het Muziekgebouw meer wil gaan doen met minder mensen. De commissie ziet hier mogelijk risico’s voor een verhoogde werkdruk, maar zij begrijpt ook dat het Muziekgebouw zich vanwege zijn beoogde inkomsten het niet kan permitteren om minder activiteiten te brengen.

De commissie ziet in het plan wel dat het Muziekgebouw oog heeft voor de impact van de roerige pandemiejaren op zijn medewerkers. En zij vindt het dan ook positief dat er aan sociale veiligheid bijgedragen wordt door interne en extern vertrouwenspersonen. Maar ook door het opstellen van een ethische code voor medewerkers, bezoekers en bespelers. De Fair Practice Code wordt gehanteerd, onder meer door het volgen van de cao Nederlandse Podia. Fair pay wordt door het Muziekgebouw als een grote financiële uitdaging benoemd, maar de organisatie voldoet hier wel aan en geeft in het plan ook aan dit te blijven doen. Ook wordt de Governance Code Cultuur gevolgd. Zo zijn bijvoorbeeld alle verantwoordelijkheden en bevoegdheden van directie en raad van toezicht transparant vastgelegd en is er een ondernemingsraad.

In grote lijnen is het plan van het Muziekgebouw volgens de commissie realistisch en uitvoerbaar. De organisatie is gestructureerd en professioneel ingericht en er is veel ervaring aanwezig binnen de organisatie. Het Muziekgebouw geeft aan dat de keuze om zijn artistieke en maatschappelijke koers te continueren leidt tot scherpe keuzes in de bedrijfsvoering. Zo zal het Muziekgebouw minder randprogrammering brengen in de algemene ruimte rondom de activiteiten. De commissie vindt dit een bewuste en verstandige keuze omdat het de artistieke lijn niet fundamenteel aantast. Ze kan echter niet goed inschatten of het minimaliseren van randprogrammering genoeg is om werkdruk te beheersen en rust te creëren in de organisatie. De commissie ziet in deze werkdruk een risico voor de uitvoerbaarheid in organisatorische zin. 

De financieringsmix van het Muziekgebouw is op orde en passend bij een organisatie van deze omvang, met naast een structurele subsidie van het AFK, ook andere structurele bijdragen uit andere fondsen en private middelen. Het dekkingsplan kent wel onzekerheden. Om meer inkomsten te genereren gaat het Muziekgebouw meer zakelijke evenementen faciliteren om de huuropbrengsten te vergroten. De commissie vindt dit een logische keuze. Ondanks dat de plannen hiervoor nog niet heel concreet zijn verwacht de commissie dat er vraag is naar de huur van een gebouw met de statuur van het Muziekgebouw. In de begroting is een toename van sponsoring te zien, maar een overtuigend plan van aanpak ontbreekt op dat vlak. Ook de bijdrage van de Vrienden van het Muziekgebouw neemt significant toe, maar ook daar ontbreekt een onderbouwing van hoe dit te realiseren.

Het Muziekgebouw stelt dat het eind 2028 een financieel gezonde organisatie is. De commissie waardeert dit, maar merkt op dat de realisatie hiervan onder meer afhangt van de mate waarin financiële tegenslagen kunnen worden opgevangen. Indien deze zich voordoen zal de organisatie haar eigen vermogen aan moeten spreken. Een plan op dit eventuele risico had de commissie graag gelezen. 

Conclusie

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Muziekgebouw aan ’t IJ te honoreren met een bedrag van € 3.338.000 per jaar. Gezien het beschikbare budget na beoordeling van alle aanvragen binnen de adviescommissie Podia voor Podiumkunsten & Debat is voor het Muziekgebouw aan ’t IJ € 3.233.561 subsidie beschikbaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Podia voor Podiumkunsten & Debat.