Museum Van Loon
Inleiding
Stichting Van Loon is de rechtspersoon achter Museum Van Loon. Dit historisch huismuseum bestaat uit een ensemble van een monumentaal grachtenpand, koetshuis, tuin, interieurs en collectie. Het museum heeft als missie om een divers (inter)nationaal publiek te inspireren en verrijken door prikkelende en verrassende wendingen te geven aan dit erfgoed. Het museum zegt de eerder ingezette omslag naar participatief werken en meerstemmigheid bestendigd te hebben in zowel de programmering als de partnerships, het publieksbereik en het team.
Museum Van Loon kiest ervoor niet méér te gaan doen, maar de basis op orde te brengen. Het is de bedoeling om het planmatige beheer en behoud van huis en collectie te verstevigen. Er staan acht tentoonstellingen op de planning die verweven zijn met het huis en de collectie. Deze zijn gekoppeld aan de thema’s Ruimte delen, Stad maken, Het persoonlijke universeel en Oog voor esthetiek. Volgens het museum komt de helft van de tentoonstellingen participatief tot stand. Nieuwe inzichten die dat oplevert, worden verwerkt in de publieksinformatie en de collectiepresentatie. Bij vier tijdelijke tentoonstellingen en de vaste opstelling wil men cultuureducatie voor primair onderwijs aanbieden. Er zijn plannen om een internationale alliantie voor het participatieve gesprek over koloniaal verleden te initiëren en de collectie uit te breiden met objecten gerelateerd aan het koloniale verleden van de familie Van Loon. Om dit alles te kunnen realiseren wil het museum investeren in het team, publieksbereik en development.
Museum Van Loon ontvangt een tweejarige subsidie 2023-2024 uit de Regeling Ontwikkeling van € 100.000 per jaar (toekenningsbedrag 2023).
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 320.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als zeer goed.
Museum Van Loon is volgens de commissie door de compleetheid van het ensemble van de panden en collectie een uniek huismuseum dat bij uitstek geschikt is om te laten zien hoe gelaagd geschiedenis is en hoeveel stemmen er schuilgaan in en achter erfgoed. De commissie vindt dat de artistieke eigenheid van het museum gelegen is in de transhistoriciteit. Zij ziet deze ook duidelijk in het plan naar voren komen. Het museum brengt heden en verleden samen in programmering waarin verschillende culturele en (kunst)historische contexten elkaar raken en verdiepen. Museum Van Loon kiest (de geschiedenis van) het huis en zijn bewoners als vertrekpunt en blijft deze bevragen. De commissie vindt dat de nieuwe invalshoeken en verhaallijnen die dat oplevert vaak verrassend actueel zijn en door het museum op een tot de verbeelding sprekende manier worden ingevuld. Het verhaal over de verkoop van Rembrandts Marten en Oopjen door de familie wordt aangegrepen om het publiek te laten stilstaan bij de waarde en het behoud van cultureel erfgoed in relatie tot (nationale) identiteit. Met digitale en audiovisuele technieken wil het museum de vele portretten in de collectie tot leven wekken en interactie uitlokken tussen de geportretteerden en het publiek. De commissie vindt dat het museum zijn artistieke signatuur daarmee overtuigend vertaalt naar artistieke activiteiten.
De commissie ziet dat het museum logisch voortbouwt op de ervaringen die het heeft opgedaan met het verbinden van zijn koloniale geschiedenis aan het ensemble. Museum Van Loon laat steeds meer lagen van het ensemble zien, waaronder de geschiedenis van het huis en zijn bewoners tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook is zij te spreken over de natuurlijke manier waarop het museum alle tentoonstellingsonderwerpen een actuele draai geeft.
De commissie vindt dat Museum Van Loon duidelijk beschrijft wat het teweeg wil brengen bij het publiek en in de stad. Het museum wil werelden samenbrengen door inzicht te geven in, en gebruik te maken van, het verleden. Het is de bedoeling om (gemeenschappen van) inwoners van de stad via participatieve en educatieve trajecten museale (mede)zeggenschap te geven en (mede)eigenaarschap te laten ervaren. De commissie vindt dat deze voornemens overtuigend uitwerking krijgen, zowel in de toepassing van participatieve verzamelmethodes als in het educatiebeleid. Zo gaat het museum voor de tentoonstelling Thuis in de stad stadgenoten uitnodigen om te midden van de huiselijke collectie van de familie Van Loon ook objecten in te brengen die hun eigen migratie- en familiegeschiedenis symboliseren. Op die manier koppelt het museum de migratiegeschiedenis van de familie Van Loon niet alleen aan de diverse stad die Amsterdam altijd al was, maar ook aan de universele menselijke behoefte om iets stoffelijks uit de eigen familiegeschiedenis te bewaren. De commissie verwacht dat deze werkwijze, die in samenwerking met Imagine IC gestalte krijgt, ertoe zal leiden dat zowel de participanten als de museumbezoekers steeds opnieuw worden verrast en dat de activiteiten aansprekend zullen zijn. De commissie is ook positief over het voornemen om samen met Fawaka lesprogramma’s te blijven maken voor het primair onderwijs, om kinderen al jong te laten ervaren dat erfgoed van iedereen is en dat iedereen daar vanuit zijn eigen gezichtspunt iets aan kan toevoegen.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie vindt dat Museum Van Loon in zijn plan een duidelijke en goed onderbouwde visie op het bereik geeft. Het museum realiseert zich dat het twee soorten bezoekers trekt: mensen die primair komen voor het huis en de collectie en mensen die inhoudelijke verdieping zoeken en daarom naar de tijdelijke tentoonstellingen komen. Het museum wil deze groepen verleiden tot cross-overs, dus bezoekers van het huis de programmering laten bezoeken en bezoekers van de programmering ook interesseren voor het huis. Het museum zegt deze visie mede te ontlenen aan zijn bezoekersonderzoek en de informatie uit het kassasysteem. Dat geeft het museum goed inzicht in wie de bezoekers zijn, wat hun behoefte is en hoe en waarom ze het museum waarderen.
Het museum heeft volgens de commissie een goed beeld van de samenstelling van beide hoofdstromen van bezoekers. De liefhebbers van het huis zijn vooral binnenlandse en buitenlandse toeristen, Museumkaarthouders en cultuurliefhebbers. De primair inhoudelijk geïnteresseerde doelgroep bestaat vooral uit jonge
Amsterdammers met uiteenlopende culturele achtergronden. De afgelopen periode is het museum zich naar eigen zeggen met de programmering nadrukkelijker gaan richten op deze laatste groep. De commissie ziet in het plan dat het museum het hele jaar door activiteiten organiseert om deze groep te stimuleren. De extra inspanningen op educatie voor het primair onderwijs ziet de commissie terug in de beoogde tweeëntwintig procent groei van het aantal bereikte leerlingen. Voor de toeristische bezoeker houdt de organisatie het huis in de zomer tentoonstellingsvrij. De commissie concludeert uit deze keuzes dat het museum de aard en de omvang van de activiteiten goed afstemt op de aard en de omvang van de doelgroepen. De keuze om geen tentoonstellingen in de zomer te programmeren begrijpt de commissie vanuit de primaire interesse van deze doelgroep en vanuit de noodzaak om de drukte in de zomermaanden behapbaar te houden, maar vindt zij niet helemaal in lijn met de visie, die juist uitgaat van cross-overs.
De commissie vindt de marketing- en communicatiestrategie zeer doordacht. Met corporate communicatie zorgt het museum voor zijn positionering. Voor de programmering kiest men per thema een passende aanpak en bijbehorende kanalen. Voor de Amsterdamse doelgroepen is goed relatiebeheer met de bij de participatieve trajecten betrokken groepen de basis.
Het museum gaat ervan uit in 2026 terug te zijn op het niveau van voor corona met 80.000 bezoekers per jaar en door te groeien naar 90.000 in 2028. De commissie mist wat reflectie op het feit dat het museum in 2023 met 54.000 bezoekers nog ver verwijderd bleef van het bereik van voor de pandemie. Gezien de stijgende lijn, de goede marketingaanpak, de participatieve werkwijze, het structurele publieksonderzoek, de partners en de gevarieerde thematiek, heeft de commissie er niettemin vertrouwen in dat de bereikdoelstelling realistisch is.
De commissie vindt dat Museum Van Loon een betekenisvolle maar, door zijn vestigingsplaats in het centrum, in omvang kleine bijdrage levert aan de spreiding van het culturele aanbod en publieksbereik in Nieuw-West, Noord en Zuidoost. Het museum is in samenwerking met Imagine IC, actief in Zuidoost in het kader van de participatieve werkwijze rondom het koloniale verleden. Het museum heeft het voornemen om het participatief werken uit te breiden naar Nieuw-West en Noord. Dit voornemen krijgt echter nog geen nadere invulling.
De commissie is positief over het voornemen om een participatieraad in te stellen voor structureel participatief onderzoek en over de samenwerking met partners zoals het Stadsarchief, Speak Up World en Imagine IC, die de brug kunnen slaan naar het publiek waarvan de medewerking wordt gevraagd. De commissie denkt dat dit kan bijdragen aan het creëren van draagvlak in de stadsdelen.
Diversiteit & inclusie
De commissie beoordeelt de diversiteit en inclusie als goed.
De commissie ziet in het plan een overtuigende visie op diversiteit en inclusie, met als kernbegrip ‘mentale toegankelijkheid’. Het museum beseft dat het bezoek aan een grachtenpand niet voor iedereen comfortabel voelt, vanwege de sociale en/of historische context ervan. Daarom kiest de organisatie consequent voor participatieve werkwijzen, adresseert zij de noden en behoeften van specifieke publieksgroepen en gaat zij aanpassingen doen in de merkidentiteit. De commissie ziet in het plan en in de prestaties van de afgelopen jaren, dat de focus op meerstemmigheid en de cultureel diverse blik op het ensemble inmiddels een onderscheidend kenmerk is van de museale visie van Museum Van Loon. De organisatie komt op de commissie over als sterk intrinsiek gemotiveerd ten aanzien van diversiteit en het delen van de museale zeggenschap met doelgroepen. Het plan bevat een reflectie op de stappen die het museum hierin de afgelopen jaren heeft gezet. Deze zijn volgens het museum inhoudelijk, wat betreft samenwerkingsrelaties en op het gebied van publieksbereik en personeel verrijkend geweest, zodat men er vol overtuiging voor kiest om door te gaan op de ingeslagen weg. Zeer positief vindt de commissie dat het team een stuk diverser is geworden, mede dankzij instroom van mensen die eerder op projectbasis bij de participatieve en meerstemmige activiteiten van het museum betrokken waren. Het museum geeft de komende jaren prioriteit aan het publieksbereik en wil een diversiteit aan doelgroepen de mogelijkheid geven om het museum te ervaren op een zelfgekozen wijze: in stilte (prikkelarm), met hulp, zonder hulp, met of zonder dialoog. De commissie vindt dat deze doelstellingen voor de toekomst logisch voortvloeien uit de in het plan beschreven resultaten van de voorgaande jaren.
De commissie vindt de aanpak op het gebied van diversiteit en inclusie concreet en op de meeste punten overtuigend en realistisch. Het plan benoemt duidelijke stappen en acties ten aanzien van aanbod, bereik en de eigen organisatie. Deze sluiten volgens de commissie goed aan op de eerdere resultaten en ervaringen van het museum. Zo gaat het museum zorgen dat de meerstemmige resultaten van de participatietrajecten ook zullen doorklinken in de verbeterde collectiepresentatie. Ook gaat het museum door met de participatieve werkwijze en met de samenwerking met partners zoals Imagine IC, Fawaka, Poldertheater en Speak Up World, die de brug naar cultureel diverse groepen kunnen helpen slaan. De tentoonstellingsthema’s en de activiteiten zijn volgens de commissie goed afgestemd op het jonge en cultureel diverse Amsterdamse publiek.
De commissie begrijpt de behoefte van het museum om een voortrekkersrol te blijven spelen in het op gang brengen en houden van de dialoog over het koloniale verleden. Zij vindt het voornemen om het internationale gesprek daarover op Koninkrijksniveau te initiëren te prijzen maar niet helemaal logisch ingebed in het plan. Zij vraagt zich af of dit wel past bij de bewuste keuze van het museum om niet méér te gaan doen maar te focussen op het op orde brengen van de basis van de museale bedrijfsvoering. Het museum focust niet alleen op culturele diversiteit maar wil ook veel aandacht geven aan de toegankelijkheid van het museum voor mensen met een beperking en voor mensen die een prikkelarme omgeving nodig hebben. Veel van de voornemens in dat verband kunnen worden uitgevoerd in de context van de verbetering van de collectiepresentatie en de (digitale) informatievoorziening over de collectie. De commissie vindt dat een slimme en haalbare aanpak en verwacht dat deze leidt tot verbeterde toegankelijkheid van de collectie voor onder andere deze doelgroepen.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.
De commissie stelt vast dat het ondernemingsplan een overtuigende visie op de bedrijfsvoering bevat. Museum Van Loon wil niet meer gaan doen, maar de komende jaren vooral investeren in het op orde brengen van de basis. Deze visie vloeit naar het oordeel van de commissie logisch voort uit de reflectie op de afgelopen jaren, waarin het museum naar eigen zeggen maximaal presteerde met een minimale bezetting. De commissie herkent en erkent dat en vindt het dan ook een verstandige keuze om een periode van consolidatie en versterking in te lassen. Zij vindt dat het museum zijn visie ook goed uitwerkt in concrete en zinnige voornemens. Zo wil het museum tijd, aandacht en geld investeren in het onderhoud van de collectie - inclusief de gebouwen -, de collectiepresentatie, de technische installaties en bovenal in de versteviging van het team. Het beloningsverschil met de Museum cao wordt verder ingelopen. Uitbreiding van het team wordt nodig geacht om de te hoge werkdruk beheersbaar te maken. De commissie vindt het erg goed dat in het ondernemingsplan veel aandacht wordt besteedt aan de organisatiecultuur en de sociale veiligheid. Het museum koestert en onderhoudt de open cultuur, onder andere met een reflectietraject van het team op het leiderschap van de directie en met een teambreed overleg over de inhoud van projecten waarin de directeur faciliterend optreedt en het team gedragen besluiten neemt.
De commissie stelt vast dat het museum in de toelichting op de begroting risico’s benoemt en goed aangeeft hoe het deze beheersbaar denkt te houden. Zo zegt het museum in de begroting rekening te hebben gehouden met voortgaande inflatie en geeft hij aan dat in geval van een eventuele btw-verhoging de prijzen zullen worden verhoogd.
De commissie acht het plan grotendeels uitvoerbaar en realistisch. De begroting is helder en ambitieus en wordt goed toegelicht. Voor de dekking is een passende financieringsmix voorzien; het museum heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in de relatie met fondsen en andere organisaties die wellicht willen en kunnen bijdragen aan financiering van (projecten van) het museum. De organisatie heeft daar goede resultaten mee behaald. Het museum verwacht op grond van onderzoek nog aanzienlijk betere resultaten te kunnen boeken met fondsenwerving. De commissie vindt het verstandig dat de begroting niet uitgaat van het maximale scenario, maar aan de voorzichtige kant blijft. Meevallers kunnen dan wellicht gebruikt worden voor de verduurzamingsplannen die nog op uitwerking wachten en waarvoor de begroting nog maar weinig ruimte biedt.
Het beoogde publieksbereik is volgens de commissie in lijn met de cijfers en ontwikkeling van voor de pandemie en lijkt in die zin realistisch. De commissie denkt dan ook dat de begrote stijging van de publieksinkomsten haalbaar moet zijn, zeker omdat het museum in 2027 de entreeprijs zal verhogen.
Het museum heeft mede door corona moeten interen op de reserves en heeft daardoor weinig buffer om tegenvallers op te vangen. Dat doet vermoeden dat er bij tegenvallers onderdelen van het ondernemingsplan zullen sneuvelen, maar waar het ‘wisselgeld’ zit, wordt in het plan niet duidelijk gemaakt. Tegelijkertijd constateert de commissie dat het museum bedrijfseconomisch zelfs zonder langjarige subsidie een stabiel trackrecord heeft en ook een grote crisis als de coronapandemie goed gemanaged heeft. Dat geeft de commissie het vertrouwen dat het museum in staat zal zijn om de voorgenomen plannen te realiseren.
Conclusie
Alles overziend is de commissie van mening dat de aanvraag van Museum van Loon in principe volledig subsidiabel is. Het budget voor erfgoed is echter niet toereikend om alle subsidiabele aanvragen te honoreren. De commissie heeft zich daarom genoodzaakt gezien om op de subsidiehoogte van alle aanvragen die veertien punten of meer hebben gescoord, waaronder die van Museum Van Loon, vier procent korting toe te passen om alle aanvragen met veertien punten of meer te kunnen honoreren. In de inleiding wordt deze keuze nader toegelicht. De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Museum Van Loon te honoreren met een bedrag van € 307.200 per jaar.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.