Museum Ons' Lieve Heer op Solder
Inleiding
Stichting Museum Ons’ Lieve Heer op Solder (hierna: Ons’ Lieve Heer op Solder) is gevestigd in een grachtenpand met een zeventiende-eeuwse schuilkerk. De stichting stelt dit pand open en wil het koppelen aan de brede historische en maatschappelijke context van de stad. Het museum ontvangt jaarlijks ruim 100.000 bezoekers uit de hele wereld. Sinds 2015 richt het zich op het bespreekbaar maken van tolerantie, culturele en religieuze identiteit en diversiteit, met het erfgoed als startpunt. De organisatie vindt deze thema’s essentieel in de polariserende samenleving en beoogt huis en kerk op deze manier te verbinden aan een nieuw publiek.
In 2025-2028 wil het museum zich blijven inzetten voor een breed publieksbereik, met een accent op Amsterdamse en Nederlandse bezoekers. Het is de bedoeling om de educatie-activiteiten voort te zetten en te consolideren, waaronder Voices of Tolerance voor vmbo en de Gebedshuizentour voor basisscholen. Ons’ Lieve Heer op Solder werkt, samen met wetenschappers en religieuze gemeenschappen, verder aan een digitale kaart die Amsterdam vanuit een nieuw cultureel divers perspectief laat zien.
Het museum wil experimenteren met museale maatschappelijke kunstproducties. Daarvoor wil het makers uit de stad inzetten die zich laten inspireren door de immateriële waarden van de schuilkerk en hedendaagse stemmen uit de stad. Ook wil het museum internationale samenwerkingsverbanden opzetten vanuit het Europese netwerk. Daarnaast zijn het onderhoud, de verduurzaming en de fysieke toegankelijkheid van het monument aandachtspunten.
Museum Ons’ Lieve Heer op Solder ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 704.691 per jaar.
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 703.351 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als zeer goed.
De commissie vindt dat het museum een zeer heldere artistieke signatuur heeft. Die is volgens haar gelegen in de overtuigende en participatieve manier waarop het museum het materiële erfgoed van huis en kerk en het immateriële erfgoed van religieuze (in)tolerantie verbindt aan actuele maatschappelijke vraagstukken rondom verdraagzaamheid, identiteit en vrijheid. Het museum blijft in de ogen van de commissie dicht bij de oorspronkelijke functie van de kerk als plek van bezinning en samenkomst.
Het museum wil zich in 2025-2028 verder ontwikkelen tot een vrijplaats voor experiment en nieuwe ideeën. De commissie vindt dat deze ambitie en de bijbehorende artistieke activiteiten goed aansluiten bij de signatuur en stelt vast dat het museum hier serieus werk van maakt. In het pand is de afgelopen periode een werkatelier ingericht waar jonge makers en studenten reageren op het pand en op kunst en objecten die daar te zien zijn. Reflecterend op de eerste ervaringen hiermee, stelt het museum vast dat het werkatelier zijn aanpak van co-creatie en participerend leren verdiept en zorgt voor verlevendiging van het museum. De commissie beaamt dit en vindt het daarom een goede keuze dat het museum de werkplaats de komende jaren doorontwikkelt. Zij is ook positief over de aanstelling van een curator Cultuur en Maatschappij die de komende jaren nieuwe maatschappelijk georiënteerde en vormvrije kunstproducties zal realiseren in co-creatie met (jonge) makers en kunstcollectieven zoals No Limits! Art Castle.
De commissie constateert dat het museum ook met de educatieprogramma’s goed aansluit bij de eigen signatuur en ervaring. Het beproefde programma Voices of Tolerance bijvoorbeeld, laat vmbo-leerlingen van en met elkaar leren over het omgaan met verschillen in religie, cultuur en seksuele geaardheid. Volgens de commissie is dit programma voorbeeldstellend voor andere musea. Scholen in Arnhem en omgeving doen inmiddels mee en in Utrecht neemt het Catharijneconvent het over. De commissie vindt het goed dat het museum dit programma ook doorontwikkelt voor het mbo.
De thematiek die het museum zich zo succesvol heeft toegeëigend, is volgens de commissie in deze tijd van polarisatie relevanter dan ooit. De commissie vindt daarom dat de signatuur en de activiteiten van het museum zeer tot de verbeelding spreken.
Ons’ Lieve Heer op Solder is volgens de commissie maatschappelijk alert en artistiekinhoudelijk steeds in ontwikkeling, met gebruikmaking van en respect voor zijn wortels.
De commissie vindt het museum van zeer grote artistieke betekenis voor publiek en stad. Zij vindt dat het museum duidelijk voor ogen heeft wat het teweeg wil brengen bij het publiek: het wil bezoekers laten stilstaan bij de vraag hoe vrij je bent als je je geloof en overtuigingen moet verbergen. Voor de stad en de buurt zet het museum vooral in op het bevorderen van het onderling begrip en de sociale cohesie in de cultureel diverse Amsterdamse samenleving.
Zij vindt dat de organisatie er steeds beter in slaagt om het bijzondere monumentale gebouw met zijn activiteiten inhoudelijk zo te laden dat het de beoogde impact heeft op en aansprekend is voor publiek en stad. Met de introductiefilm, audiotours in veel talen en met thematische rondleidingen zet het museum het verhaal van huis en kerk goed in context. Het biedt informatie voor wie niet vertrouwd is met kerkgeschiedenis en christendom en belicht het erfgoed vanuit meerstemmige perspectieven. Met het uiteenlopende aanbod van educatie, talentontwikkeling en kunstproducties brengt het museum volgens de commissie niet alleen een dialoog tot stand tussen mensen van verschillende religies en culturen, maar ook tussen het zeventiende-eeuwse erfgoed en de huidige tijd. De commissie vindt dat van grote waarde.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
Het museum heeft volgens de commissie een duidelijke en onderbouwde visie op het bereik. Het museum verwacht in 2028 dertig procent meer bezoekers te trekken. De commissie verwacht dat de recente toekenning van het Europese Erfgoedlabel zal bijdragen aan het waarmaken daarvan. Het museum koestert de toeristische bezoekers uit binnen- en buitenland, die veruit de grootste bezoekersgroep vormen. Voor deze groep is de programmering van ondergeschikt belang; zij komen vooral voor huis en kerk als zodanig. De activiteiten zijn er vooral op gericht meer Amsterdammers te bereiken en nieuwe stedelijke netwerken aan het museum te verbinden. De commissie maakt uit het plan op dat die keuze vooral voortvloeit uit de missie van het museum om bij te dragen aan het bevorderen van tolerantie en het tegengaan van polarisatie. Zij constateert dat het museum de laatste jaren consequent heeft ingezet op Amsterdammers en daar dus al de nodige ervaring mee heeft. Zij vindt het logisch dat deze focus gehandhaafd wordt.
Met de programmering sluit het museum volgens de commissie goed aan op de aard en omvang van Amsterdamse doelgroepen. Het educatieaanbod is al breed en wordt door het doortrekken van Voices of Tolerance naar het mbo nog breder. Door via talentontwikkeling en in de hedendaagse kunstproducties jonge makers een werkplek en podium te bieden, slaat het museum de brug naar Amsterdamse jongvolwassenen. De commissie stelt vast dat het museum voor al deze activiteiten samenwerkt met veel partners in de stad. Het plan laat goed zien hoe deze over de stad verspreid zijn en om wat voor soort instellingen (onderwijs, religie, kunstcollectieven) het gaat.
Het plan gaat uitvoerig in op de digitale kaart Religieus Amsterdam. Deze is bedoeld om de religieuze diversiteit van Amsterdam zichtbaar en toegankelijk te maken voor Amsterdammers in alle buurten en wijken. In het kader van Amsterdam 750 krijgt de kaart een fysieke vertaling in de vorm van een QR-code op de gebouwen die op de kaart zijn vermeld. De commissie vindt dat een in potentie interessante ontwikkeling, vergelijkbaar met Het Grootste Museum van Nederland. Zij heeft echter de indruk dat de kaart nog geen rol speelt in de andere publieksactiviteiten en evenmin in de publieksstrategie. De kaart wordt alleen bij de doelgroep ‘stakeholders en betrokkenen bij onderzoek’ als relevant product genoemd.
De commissie vindt dat het plan laat zien dat het museum zijn doelgroepen goed kent en weet hoe het deze moet bereiken. Per doelgroep wordt gereflecteerd op de behoefte, de meest gekozen bezoekmomenten, de voorkennis die mensen hebben en de geschikte marketing- en communicatiekanalen. Zo vermeldt het plan dat de cultuurtoerist meestal 35+ is, zich vooraf enigszins heeft voorbereid en goed te bereiken is via dagbladen en uitagenda’s.
Ons’ Lieve Heer op Solder levert volgens de commissie een kleine maar betekenisvolle bijdrage aan de spreiding van het aanbod en bereik van cultuur in Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Zij ziet en waardeert dat het museum al jarenlang veel doet voor en met scholen in de stad. Het museum bouwt de komende jaren voort op deze ervaring en deze samenwerkingsrelaties. Op twee scholen in Noord en in Nieuw-West organiseert het museum lestrajecten van meerdere weken over vrijheid en tolerantie. Dat levert een klein bereik in deze stadsdelen op. Ook zegt het museum onder andere in het kader van de religieuze kaart samen te werken met veel religieuze gemeenschappen in de stad, zoals De Koptische Kerk in Noord, de migrantenkerken in Zuidoost en de Westermoskee in de Baarsjes. Het plan maakt echter niet duidelijk of er in dat kader daadwerkelijk activiteiten worden uitgevoerd in de wijken waar deze partners zich bevinden en zo ja: hoeveel.
Diversiteit & inclusie
De commissie beoordeelt de diversiteit en inclusie als voldoende.
De commissie vindt dat Ons’ Lieve Heer op Solder een op sommige punten overtuigende visie op diversiteit en inclusie heeft, die als vanzelfsprekend voortvloeit uit en past bij het verhaal van de schuilkerk en religieuze (in)tolerantie. Het museum wil culturele diversiteit vanuit historische en actuele maatschappelijke perspectieven belichten en het gesprek daarover bevorderen. Behalve op culturele diversiteit is het museum ook gericht op mensen met een beperking. Aangezien het museum fysiek erg moeilijk toegankelijk te maken is, realiseert de organisatie zich dat er voor deze groep creatieve oplossingen nodig zijn.
De commissie is van mening dat het ondernemingsplan laat zien dat diversiteit en inclusie geïntegreerd zijn in het doen en denken van het museum. De totale programmering staat in het teken van tolerantie en interculturele dialoog. Het museum streeft ernaar om kinderen en jongeren uit alle wijken en van alle achtergronden in aanraking te laten komen met het museum en het museum beleefbaar te maken voor mensen met een visuele en motorische beperking. De commissie vindt dat deze beide doelstellingen vergelijkbaar zijn met die van de voorgaande jaren en in die zin goed aansluiten en voortbouwen op de ervaring van het museum. Wel is zij van mening dat het plan vooral in beschrijvende zin terugkijkt op de in de afgelopen periode behaalde resultaten maar dat daaraan weinig conclusies worden verbonden over waar het beter moet en hoe dat zou kunnen.
Over de organisatie zegt het plan dat het traject The Theory of Change doorlopen is, waardoor de maatschappelijke waarde en de inclusieve missie van het museum door het hele team omarmd wordt. Ook wordt vermeld dat 20 à 25% van de medewerkers een cultureel diverse achtergrond heeft. De commissie vindt het onduidelijk in hoeverre dat beter is dan voorheen en of het museum vindt dat dit goed genoeg is. Duidelijke doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie ontbreken.
De commissie vindt dat Ons’Lieve Heer op Solder een ten dele overtuigende aanpak heeft om te zorgen voor een divers en inclusief aanbod en publieksbereik. De aanpak zit volgens de commissie in het hele plan verweven. Zij is van mening dat het museum in zijn activiteiten met veel inzet doorgaat met alles wat de afgelopen jaren tot goede resultaten leidde. De meeste activiteiten komen tot stand via co-creatie met cultureel diverse makers, docenten en partnerinstellingen. Zo ziet de commissie in het plan dat dichter Gershwin Bonevacia en fotograaf Lesley Adu-Darkwah als workshopdocenten actief zijn en dat sociaal-activisten zoals Abdelhamid Idrissi (Supermarkt FRIS) betrokken zijn. De commissie verwacht op grond daarvan dat het museum opnieuw een divers en inclusief aanbod zal weten te realiseren. De educatie- en outreachactiviteiten zijn volgens de commissie in de afgelopen jaren effectieve instrumenten geweest om meer cultureel divers publiek te bereiken. Dat het museum deze activiteiten nog verder wil uitbreiden, vindt de commissie realistisch. Datzelfde geldt voor de aanpak ten aanzien van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Met de audiotour Samen zie je meer! en de CoVisit laat het museum mensen met een beperking als het ware meekijken door de ogen van een andere bezoeker die wel in staat is om de trappen te beklimmen en het interieur te zien. Het museum participeert in een collegiaal netwerk om kennis over toegankelijkheid te delen en traint zijn medewerkers in een gelijkwaardige bejegening van mensen met een beperking. De commissie vindt dat goede en concrete stappen.
Over het diversiteitsbeleid ten aanzien van de organisatie vindt de commissie de aanvraag niet concreet genoeg. Het museum geeft in haar ogen geen helderheid over wat het museum in de komende periode wil met diversiteit en inclusie in relatie tot personeel en organisatie.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zeer goed.
De commissie vindt de visie van het museum op de bedrijfsvoering zeer overtuigend. Het museum verwacht de komende tijd meer bezoekers en inkomsten te kunnen genereren en gaat mede met het oog daarop investeren en verbouwen. De expositieruimte gaat van de tweede naar de eerste etage en wordt ruimer. De commissie vindt dat verstandig, omdat zij verwacht dat hierdoor de maatschappelijke kunstproducties beter tot hun recht komen. Dat is belangrijk voor de artistieke ontwikkeling en voor de gewenste groei van het Amsterdamse en herhaalbezoek. De koffiehoek gaat naar de begane grond, zodat deze naar verwachting beter exploitabel wordt.
In de reflectie van het museum op 2021-2024 valt het de commissie op hoe wendbaar en ondernemend het museum tijdens de pandemie is geweest. De organisatie wist middelen binnen te halen voor nieuwe, vooral digitale projecten. Zo konden de meeste medewerkers in dienst en aan het werk blijven. Projectresultaten waren bijvoorbeeld geautomatiseerde toegang, een nieuwe website en online ticketing. Hierdoor is de museale operatie volgens de commissie efficiënter en toekomstbestendiger geworden. De claim van het museum dat de kosten voor de panden, het team en de activiteiten beheersbaar en onder controle zijn, onderschrijft de commissie dan ook. De commissie maakt uit het plan op dat het museum goed omgaat met zijn medewerkers. De organisatie volgt de cao voor Rijksmusea en betaalt makers, rondleiders en zzp’ers volgens de geldende richtlijnen. Het plan besteedt ruim aandacht aan sociale veiligheid. De commissie stelt vast dat de daarvoor benodigde maatregelen en voorzieningen getroffen zijn. Zo is er een gedragscode en een externe vertrouwenspersoon. Het museum werkt met een directeur-bestuurder en een raad van toezicht en voldoet aan de Governance Code Cultuur.
De commissie ziet dat het plan duidelijk is over de risico’s en blijk geeft van een gedegen risicobeheersing. Brandrisico wordt beheerst door cameratoezicht en vernieuwing van de brandmeldingsinstallatie. Het risico op tegenvallende inkomsten is op te vangen uit de reserves. Verlies van de Kunstenplansubsidie ziet het museum niet in de eerste plaats als financieel risico maar vooral als risico op verlies van relevantie. De commissie vindt dat de juiste benadering: relevantie is de basis, ook van de bedrijfsvoering. Het museum zegt het vorige advies van het AFK daarom ter harte te hebben genomen. De commissie ziet dat inderdaad terug in het plan en in de prestaties van de afgelopen jaren.
De commissie vindt het ondernemingsplan op het gebied van bedrijfsvoering zeer realistisch en uitvoerbaar. Zij stelt vast dat het museum zijn zaken organisatorisch goed op orde heeft. Het team is weer op sterkte, is verjongd en uitgebreid met een curator voor de maatschappelijke kunstprojecten. Het museum heeft veel en goede cocreatiepartners die gecommitteerd zijn aan de samenwerking.
Kijkend naar de gezonde eigen vermogens- en liquiditeitspositie is de commissie van mening dat het museum in staat is om financiële tegenvallers op te vangen. Zij verwacht dan ook dat de financiële huishouding stevig genoeg is om de plannen volledig uit te kunnen voeren.
De commissie is van mening dat de begroting in lijn is met de recente resultaten en in balans is met het voorgenomen activiteitenniveau. De afhankelijkheid van het AFK is met 29% beperkt. Punt van aandacht, maar zeker niet van kritiek, vindt de commissie de afhankelijkheid van publieksgerelateerde inkomsten, die maar liefst zeventig procent van de begroting uitmaken. Omdat het museum over het algemeen succesvol is in het werven van projectfinanciering, verwacht de commissie dat de financieringsmix in werkelijkheid wat gevarieerder zal worden.
Conclusie
Alles overziend is de commissie van mening dat de aanvraag van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in principe volledig subsidiabel is. Het budget voor erfgoed is echter niet toereikend om alle subsidiabele aanvragen te honoreren. De commissie heeft zich daarom genoodzaakt gezien om op de subsidiehoogte van alle aanvragen die veertien punten of meer hebben gescoord, waaronder die van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder, vier procent korting toe te passen om alle aanvragen met veertien punten of meer te kunnen honoreren. In de inleiding wordt deze keuze nader toegelicht.
De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 675.217 per jaar.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.