Museum Het Schip

Erfgoed
Aangevraagd: € 566.000
Toegekend: € 483.218

Inleiding

Stichting Amsterdamse School Museum Het Schip (hierna: Het Schip) kwalificeert zichzelf als hét museum over de expressionistische kunst- en architectuurstroming die verweven is met de opkomst van de Amsterdamse volkshuisvesting vanaf het begin van de 20e eeuw. Het museum is gevestigd in twee van de architectonische hoogtepunten van deze stroming. Het is de missie van het museum om een zo divers mogelijk publiek te inspireren en te verrijken met en actief te betrekken bij het verhaal van de Amsterdamse School. Met het oog daarop organiseert het museum tentoonstellingen en aanvullende activiteiten.

De komende jaren wil Het Schip zich blijven profileren als toonaangevend museum voor de Amsterdamse School en volkshuisvesting. Het museum streeft ernaar een prikkelende programmering te realiseren, in cocreatie met partners die verschillende perspectieven kunnen inbrengen. Architectuur, kunst en volkshuisvesting blijven de pijlers waarop de programmering rust. Daarbinnen kiest het museum voor

(architectuur)historische thema’s zoals de tuinstadgedachte en het utopische denken, die gekoppeld worden aan nieuwe stedenbouwkundige opgaven en de behoeften van de stadsbewoners van vandaag. Het museum wil zichzelf bovendien manifesteren als Platform voor de Volkshuisvesting en fungeren als ontmoetingsplek voor initiatieven op dit gebied. 

Het Schip staat aan het begin van een fase van verdere professionalisering. De organisatie wil de bedrijfsvoering optimaliseren en versterken zodat de ambities ook op de langere termijn haalbaar blijven. 

Museum Het Schip ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 505.731.

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 566.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.

De commissie is van mening dat er sprake is van een specifieke artistieke signatuur. Zij ziet de artistieke eigenheid van Het Schip niet alleen terug in de gerichtheid op de Amsterdamse School. Ook de consequente en steeds weer verrassende manier waarop deze kunst- en architectuurstroming wordt verbonden aan het denken over volkshuisvesting vroeger en nu, is voor de commissie een herkenbaar element. Zij ziet deze terug in zowel de vaste presentatie als de andere activiteiten en producten, zoals de wandeltochten en excursies door de stad, de lezingen en het digitaal kennisplatform Wendingen. 

Het onderwerp huisvesting staat vandaag de dag weer volop in de belangstelling. Het Schip brengt de relevantie van het gedachtegoed van de Amsterdamse school in deze nieuwe tijden van woningnood, polarisatie, oorlog en inflatie volgens de commissie goed over het voetlicht, vanuit steeds weer nieuwe perspectieven. Daarom is de commissie van mening dat de activiteiten tot de verbeelding spreken. Zo maakt Het Schip zichtbaar dat in de Amsterdamse School verschillen van overtuiging en religie er niet toe deden en dat de samenwerking tussen verschillende zuilen zorgde voor verbinding in tijden van verdeeldheid. Door de relatie tussen de Amsterdamse School en de emancipatiebewegingen van bijvoorbeeld vrouwen en arbeiders te belichten, laat het museum zien wat hoogwaardige architectuur maatschappelijk teweeg kan brengen. De voorgenomen programmering vloeit volgens de commissie logisch voort uit de ontwikkeling die het museum de afgelopen jaren heeft laten zien. Zij is van oordeel dat het museum trouw is aan de wortels van de eigen identiteit, zonder daarbij in herhaling te vervallen. 

De commissie vindt de artistieke betekenis van Het Schip voor publiek en stad in potentie groot. Het museum heeft volgens haar goed voor ogen wat het teweeg wil brengen. Het wil de kennis van het publiek over de Amsterdamse School verbreden en verdiepen. Amsterdammers en buurtbewoners wil het museum door een andere bril naar hun leefomgeving laten kijken. Met de activiteiten beoogt Het Schip hen te laten nadenken over hoe zij hun omgeving het liefste zien en wat er nodig is om dat te bereiken. 

De commissie is van mening dat het museum inhoudelijk alles in huis heeft om deze impact te realiseren. De Amsterdamse School gaat over sociale gelijkwaardigheid, meerstemmigheid en emancipatie. Dat is actueler dan ooit en kan ook groepen aanspreken die niet vanzelfsprekend in aanraking komen met musea. In de programmering komt dat volgens de commissie goed tot uiting. De wisselwerking tussen architectuur en maatschappelijke ontwikkelingen wordt in de tentoonstellingen en andere publieksactiviteiten steeds vanuit nieuwe invalshoeken en contexten zichtbaar gemaakt. Ook de aard, vorm en wijze van totstandkoming van de activiteiten lenen zich volgens de commissie voor het overdragen van kennis, voor goed leren kijken en voor het aanzetten tot reflectie. De commissie vindt het sterk dat het museum steeds meer in cocreatie werkt en de wisselwerking met de samenleving zoekt. Zo wil Het Schip voor de tentoonstelling Gebouwen door Vrouwen samenwerken met onder andere Atria, feministische platforms, onderzoekers van het onderzoeksprogramma De Andere Helft en de Argentijnse architecte, en vrouwenrechtenactiviste Ana Falú.

De commissie ziet dat het museum ook aan de vaste collectiepresentatie regelmatig nieuwe elementen en perspectieven toevoegt. Zij is daar op zich positief over, maar constateert ook dat de presentatie nu al enigszins overladen is. Het basale verhaal van de Amsterdamse School komt daardoor volgens de commissie in de opstelling minder goed uit de verf dan zij wenselijk vindt gezien de missie van het museum. Dat kan ervoor zorgen dat dit deel van het museum minder aansprekend wordt voor het publiek. Om de potentiële artistieke betekenis te kunnen verzilveren en de beoogde impact te realiseren, is het volgens de commissie belangrijk dat de hoofdlijnen van de aard, geschiedenis en betekenis van de Amsterdamse School worden verteld op een manier die duidelijk en behapbaar is voor iedereen. Alleen dan zullen nieuwe doelgroepen zich volgens de commissie herkennen in en aangesproken voelen door de overige programmering van Het Schip. 

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.

De commissie is van mening dat het plan een duidelijke visie bevat op het bereik in de stad. Er is een geleidelijke groei voorzien van het bezoekersaantal: van circa 50.000 in 2023 naar 60.000 bezoekers in 2028. Het is de commissie duidelijk welke doelgroepen het museum in de komende periode wil bereiken en waarom. Het museum is overtuigd van zijn cultureel-maatschappelijke relevantie voor de stad en wil daarom vooral meer Amsterdammers bereiken. Het identificeert een aantal subgroepen die nog onvoldoende vertegenwoordigd zijn in de publieksmix en gaat zich daar extra op richten. De commissie vindt deze doelgroepen grotendeels passend bij de aard en inhoud van de geprogrammeerde publieksactiviteiten. Omdat in de programmering verschillende perspectieven en uiteenlopende soorten activiteiten aan bod komen, kan het museum ook steeds net iets andere doelgroepen aanspreken. In het ondernemingsplan reflecteert het museum volgens de commissie goed op de ervaringen die het daarmee heeft opgedaan. De in sociaal en cultureel opzicht diverse doelgroep van Amsterdammers uit (voormalige) arbeiderswijken bijvoorbeeld is een zeer relevante maar ook uitdagende doelgroep voor Het Schip. Het museum werkt volgens de commissie samen met partners die geschikt zijn om te helpen om deze groepen te bereiken, waaronder OBA Mercatorplein, Huis van de Wijk en De Horizon in West. Ook de werkwijze van cocreatie zal naar verwachting helpen om deze doelgroep te bereiken. Met wat voor soort activiteiten de doelgroep van jonge gezinnen zal worden bereikt, vindt de commissie minder goed uitgewerkt. 

Het Schip heeft naar eigen zeggen de afgelopen jaren hard gewerkt aan de professionalisering van de marketing en communicatie en de vergroting van de naamsbekendheid. De commissie beaamt dat en ziet dat deze lijn in het ondernemingsplan wordt doorgetrokken. Het museum heeft volgens de commissie goed voor ogen hoe iedere doelgroep het beste kan worden bereikt en differentieert de marketing- en communicatiemix dan ook per doelgroep. Zo denkt het museum de deelnemers aan het eigen talentontwikkelingstraject in te zetten als ambassadeurs richting de doelgroep van Amsterdamse jongeren en zorgt het ervoor zichtbaar te zijn op uitjeswebsites met het oog op de gezinnen met jonge kinderen. De commissie heeft vertrouwen dat deze aanpak goed zal werken.

De commissie is van oordeel dat de activiteiten van Het Schip een geringe bijdrage leveren aan de spreiding van het culturele aanbod en publieksbereik in de stadsdelen Nieuw-West, Noord en Zuidoost. In het museum in stadsdeel West vinden begrijpelijkerwijs veruit de meeste activiteiten plaats en wordt het meeste publieksbereik gerealiseerd. Daarnaast bereikt het museum ook publiek in de locatie De Dageraad in Zuid, dat ook onderdeel uitmaakt van Het Schip. De commissie stelt vast dat het museum zich structureel inspant om ook buiten de museummuren te programmeren. De thematiek leent zich daar uitstekend voor, omdat de Amsterdamse School in veel stadsdelen is terug te vinden en volkshuisvesting overal een opgave en een ruimtelijke factor is. Het museum organiseert jaarlijks ongeveer honderd fiets-, wandel- en bustochten door grote delen van de stad, met in totaal zo’n 1.500 à 2.000 deelnemers per jaar. Naar eigen zeggen voeren deze rondleidingen incidenteel door Noord en Nieuw-West. 

In het plan is sprake van voorgenomen samenwerking met partners in Zuidoost. De commissie ziet daar echter nog geen concrete uitwerking van en ook de meegestuurde intentieovereenkomsten geven hier geen inzicht in.  

Diversiteit & inclusie

De commissie beoordeelt de diversiteit en inclusie als voldoende.

De commissie is over het algemeen positief over de visie van Het Schip op diversiteit en inclusie, maar heeft er ook enkele kritische kanttekeningen bij. Het streven om een inclusief museum te worden, is een van de vier ambities voor de komende periode. Het museum omarmt het gedachtengoed van de Amsterdamse School, waarin sociale gelijkwaardigheid, meerstemmigheid en emancipatie centraal staan. Vanuit dit gedachtengoed en aan de hand van het bijbehorende erfgoed wil men met bezoekers met diverse achtergronden in gesprek over het samenleven in de stad. 

De commissie vindt dat deze visie goed aansluit bij de aard en inhoud van het museum en al enige jaren zichtbaar is in de programmering. Zij ziet dat Het Schip zijn collectie en verzamelgebied in de afgelopen jaren in een steeds breder en cultureel diverser perspectief heeft geplaatst, bijvoorbeeld door te laten zien hoe de Amsterdamse School is beïnvloed door andere culturen, waaronder de Indonesische. Ook stelt de commissie vast dat het museum de afgelopen periode moeite heeft gedaan om inclusiever te worden en zich nadrukkelijk opengesteld heeft voor eenzamen uit de buurt, blinden en slechtzienden, mensen met dementie, senioren en mensen met een verstandelijke beperking. 

In de komende jaren wil het museum zich naar eigen zeggen richten op het vergroten van de culturele diversiteit, kansengelijkheid en fysieke toegankelijkheid. Daarnaast wil het museum de programma’s verankeren en uitbouwen voor de hierboven genoemde doelgroepen die in 2021-2024 centraal stonden in het diversiteits- en inclusiebeleid. De commissie mist een expliciete uitleg en onderbouwing van deze keuzes. Zij ziet dat het plan op alle vier de P’s van de Code Culturele Diversiteit brede doelstellingen formuleert. Deze zijn zo generiek geformuleerd dat er weinig sturing en inspiratie van uitgaat. Zo vermeldt het plan bijvoorbeeld op het punt van publiek dat het museum ‘een brede doelgroep op het gebied van culturele diversiteit, sociaaleconomische kansengelijkheid en leeftijd’ wil aanspreken. 

De commissie ziet in het plan een adequate aanpak om te komen tot een divers en inclusief aanbod, bereik en organisatie. Zij ziet de keuze voor de focus op culturele diversiteit, kansengelijkheid en fysieke toegankelijkheid vooral terug in de voorgenomen programmering en de partnerschappen. De Amsterdamse School werd beïnvloed door uiteenlopende religieuze stromingen. Die krijgen aandacht in de onderzoeksactiviteiten en (tijdelijke) tentoonstellingen. De tentoonstelling over de tuinsteden staat in het teken van sociaaleconomische (on)gelijkheid. Onder de titel ‘Droomstad’ trekt het museum de lijn van het utopisme door van de Amsterdamse School naar de hedendaagse stad met zijn superdiverse bevolking. Het museum spreekt de wens uit om daarbij samen te werken met partners uit verschillende wijken, zoals woningcorporaties, het Van Eesteren Museum en de OBA Zuidoost. De commissie vindt deze voornemens goed, maar, zoals eerder geconstateerd, niet concreet. 

De commissie vindt dat het museum wel redelijk concrete plannen heeft voor het bereiken van mensen met een beperking. Dit ziet de commissie terug in verbeterplannen voor de bewegwijzering in het museum en voor de toegankelijkheid van de website. Minder sterk uitgewerkt vindt de commissie de voornemens om een cultureel diverser publiek te bereiken. Het museum rekent hier vooral op de aansprekendheid van de tentoonstellingsonderwerpen en op de samenwerkingspartners. De commissie constateert dat er, net als in de vorige periode, geen sprake is van concrete partnerschappen met organisaties uit en van cultureel diverse gemeenschappen. Zij vindt dat het museum kansen laat liggen om met deze groepen daadwerkelijk verbinding tot stand te brengen.

In het advies over de vorige vierjarige aanvraag merkte de toenmalige commissie ook op dat de vernieuwing van de directie, de voorgenomen professionalisering en de vorming van een raad van toezicht gelegenheid boden om de organisatie diverser te maken. De commissie vond dat destijds ook nodig. Het nieuwe plan reflecteert volgens de commissie nauwelijks op hetgeen het museum daarmee heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd. Of en in hoeverre de organisatie diverser is samengesteld dan voorheen is de commissie niet duidelijk. Daardoor kan zij niet goed beoordelen of het realistisch en haalbaar is om de komende tijd te streven naar consolidatie van de bestaande personeelsmix door inclusief te werven en daarbij extra aandacht te besteden aan culturele en opleidingsachtergronden. 

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.

De visie op bedrijfsvoering is volgens de commissie helder en overtuigend. Om de organisatie ook in de toekomst goed te laten functioneren vindt het museum professionalisering nodig. Tegelijkertijd hecht de organisatie aan de korte lijnen en de intensieve interne samenwerking die het museum kenmerken en wil men deze organisatiecultuur behouden. De commissie vindt dit een verstandige en logische koers die past bij het ontwikkelingsstadium van het museum nu er met het vertrek van de oprichters een nieuwe fase aanbreekt. 

Afgaande op de reflectieparagraaf in het ondernemingsplan, heeft het museum in de afgelopen jaren een goed begin gemaakt met de professionalisering, vooral op het gebied van marketing en communicatie. De komende jaren wordt deze lijn voortgezet. Interne werkprocessen worden waar mogelijk gestroomlijnd en geautomatiseerd. Er komt een afdeling Tentoonstellingen met een vaste conservator aan het roer en een wisselende bezetting van junior- en gastcuratoren. Het museum biedt uitvoerende medewerkers via de Schippersacademie de mogelijkheid zich onder begeleiding te ontwikkelen naar meer coördinerend en/of inhoudelijk werk. Ook in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden ziet de commissie dat er sprake is van professionalisering. Het museum is sinds 2023 aangesloten bij de Museum-cao, zegt eerlijke tarieven te hanteren bij inhuur en werkt met een externe vertrouwenspersoon om de rust en de veiligheid in de organisatie te borgen. De commissie is van mening dat dit goede stappen zijn met het oog op de toekomstbestendigheid van de organisatie.  Het valt de commissie op dat het ondernemingsplan niet reflecteert op mogelijke risico’s waar de organisatie mee te maken krijgt en de mogelijke effecten daarvan op de bedrijfsvoering.

De commissie heeft vertrouwen in de uitvoerbaarheid van het plan, dat zij grotendeels realistisch vindt. Het museum kiest voor geleidelijke groei. Die strategie heeft volgens de commissie al sinds de oprichting goed gewerkt. Het beoogde activiteitenniveau, publieksbereik en de meerjarenbegroting zijn volgens de commissie grotendeels in lijn met het trackrecord van het museum en ten opzichte van elkaar goed in verhouding. De commissie signaleert dat het kostenniveau, mede door de ingezette professionalisering, in 2022 en 2023 flink is gestegen. Door het aantal dure inleenkrachten terug te dringen en meer met (tijdelijke) contracten te gaan werken, denkt het museum de lasten beheersbaarder te maken. De commissie vindt dat verstandig en beoordeelt dat voornemen als haalbaar. Zij ziet tegelijkertijd dat het niet te vermijden is dat de professionalisering alsnog gepaard gaat met hogere personeelslasten. Zij waardeert het dat het museum dit grotendeels uit eigen middelen financiert en vindt het redelijk dat het museum voor het resterende deel een beroep doet op het AFK.

Het Schip heeft, mede dankzij een legaat van € 850.000, zijn vermogenspositie aanzienlijk kunnen verbeteren. De commissie vindt het verstandig dat een deel van het legaat is gebruikt wordt om de reserves op peil te brengen, maar vindt deze nu wel erg ruim bemeten.

De commissie vindt ook dat Het Schip in de begroting te veel onderhoudskosten bij het AFK neerlegt. Het Schip vraagt minder geld aan voor het meerjaarlijkse onderhoud dan in het meegestuurde meerjarenonderhoudsplan staat. De jaarlijkse dotatie op basis van het huidige onderhoudsplan, dat een looptijd heeft van twintig jaar, bedraagt € 128.000 per jaar. Het Schip geeft aan de looptijd van het onderhoudsplan te gaan verlengen naar dertig jaar en vraagt daarom geen € 128.000 maar € 100.000 per jaar voor de onderhoudskosten. De commissie vindt deze handelswijze een compliment waard, maar begrijpt niet hoe het museum op grond van deze redenering uitkomt op het bedrag van € 100.000. Wat betreft de kosten van de vervanging van de klimaatinstallatie gaat Het Schip ervan uit dat dertig procent van deze kosten uit projectbijdragen gefinancierd kunnen worden. De commissie ziet deze bijdragen echter niet terug in de begroting, terwijl de kosten wel in de dotatie voor het meerjarenonderhoudsplan verwerkt zijn. Een eerder door het museum geuit voornemen om 350.000 euro van het legaat aan de klimaatinstallatie te besteden, is ook niet in de begroting terug te vinden.

In de financieringsmix valt de commissie het hoge percentage publieksinkomsten op. Ook dit is in lijn met de voorgaande jaren. Het museum geeft terugblikkend op de voorgaande jaren aan dat dit in de coronaperiode een nadeel was, omdat de publieksinkomsten grotendeels opdroogden. Daarna wist het museum zich op dit punt vrij snel en goed te herstellen. De commissie is onder de indruk van het verdienvermogen van het museum. Wel ziet zij als risico dat het museum grotendeels afhankelijk is van de combinatie van publieksinkomsten en AFK-subsidie. Enige verbetering van de financieringsmix acht de commissie wenselijk. De commissie acht het museum organisatorisch goed in staat om het ondernemingsplan uit te voeren, mede dankzij de beoogde versterking op curatie en educatie. Gezien de nieuwe fase die het museum ingaat nu de oprichters met pensioen zijn, vindt de commissie het niet verstandig dat de oud-directeur als ‘emeritus directeur’ en adviseur aanblijft zonder dat daarvoor een duidelijk opdracht en/of einddatum geldt. Juist met het oog op de toekomst is het volgens de commissie belangrijk dat de nieuwe directeur de vrijheid heeft en voelt om een eigen koers te varen.

Conclusie

De commissie vindt dat Het Schip een goede en overtuigende aanvraag heeft ingediend. De begroting vindt zij grotendeels realistisch, behalve op het punt van de indexatie van de begroting en op het punt van de kosten van het meerjarenonderhoudsplan. De onderhoudskosten zijn te hoog ingeschat en de dekking daarvan wordt volgens de commissie voor een te groot deel bij het AFK neergelegd. De commissie adviseert ook om de in de begroting opgenomen indexatie van 2% ten opzichte van het bedrag van 2024 buiten beschouwing te laten, aangezien het AFK het indexatiepercentage voor alle subsidies in een later stadium nog zal bepalen en toepassen en er anders sprake zou zijn van dubbele indexatie. De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Museum Het Schip in eerste instantie te handhaven op het huidige bedrag van € 505.731 per jaar.  

Het budget voor erfgoed is echter niet toereikend om alle subsidiabele aanvragen te honoreren. Museum Het Schip scoort net als KIP Republic veertien punten en eindigt daarmee samen met KIP in de rangorde van de subsidiabele aanvragen op de grens van de budgettaire mogelijkheden. Beide aanvragers scoren bovendien gelijk op zowel Artistiek belang als Belang voor de stad, zodat ook op die twee conform de regeling doorslaggevende criteria de een niet boven de ander uitstijgt. 

Het Schip en KIP Republic voegen volgens de commissie beiden iets geheel eigens toe aan het culturele aanbod in de stad. Beiden zijn op geen enkele manier te vergelijken met de andere erfgoedaanvragers die gehonoreerd worden. Pluriformiteit is daarom in dit geval geen bruikbaar argument om slechts een van beide aanvragen te honoreren.

Daarom adviseert de commissie om op de in eerste instantie geadviseerde bedragen voor alle aanvragers met veertien punten en hoger een korting van vier procent toe te passen. Op die manier krijgen al deze aanvragers een weliswaar iets lager, maar nog steeds reëel subsidiebedrag, dat voldoende ruimte biedt om de ondernemingsplannen uit te voeren. 

Na toepassing van deze korting resteert nog steeds een klein tekort van € 3.359 op het budget. De commissie adviseert om dit bedrag ten laste te brengen van de subsidiebedragen van Het Schip en KIP Republic. Daarbij is gekeken naar ieders aandeel in het totale bedrag dat de commissie in eerste instantie aan deze twee samen wilde toekennen. Het Schip is goed voor 68% van dit bedrag en draagt daarom 68% van het resterende tekort (€ 2.284). 

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Museum Het Schip gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 483.218 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.