Moha stichting
Inleiding
MOHA is een collectief gevormd door Olivia Reschofsky en Alice Pons. MOHA werkt met het thema ‘care’ en is daarbij constant op zoek naar onverwachte connecties. MOHA beschouwt de projecten of producties als een potentiële ruimte, een platform om geactiveerd te worden door en met anderen. Daarbij werkt MOHA onder anderen met kunstenaars, onderzoekers, curatoren, hulpverleners, thuismoeders, daklozen, schoonmakers en maatschappelijk werkers. De aanvrager beschrijft als de inspiratie voor de publieke uitkomsten van het proces het samen theedrinken, babysitten, schoonmaken van de keuken, de gesprekjes tussendoor alsook de meer politieke en conceptuele discussies. Met de projecten wil MOHA verbinding maken tussen kunst en andere disciplines.
MOHA richt zich in de komende periode op het onderzoeken van welke vormen kunst kan aannemen in ons dagelijks leven en hoe het de manier waarop we de samenleving organiseren op een meer directe manier kan beïnvloeden. Dit doet het op verschillende manieren. Om te beginnen creëert MOHA een doorlopend interactief kunstproject in de openbare ruimte van Amsterdam Nieuw-West onder de titel The Office. Samen met diverse partners gaat MOHA een vierjarig traject aan waarbij het een klein kantoor, geplaatst op straat, wil transformeren in een dynamische nieuwe locatie die naar eigen zeggen de grenzen tussen kunst en leven doorbreekt. The Library vormt een verzameling van drie verschillende artistieke formats uit de collectie van MOHA die beschikbaar worden gesteld als artistieke hulpmiddelen om samen met partners en publiek nieuwe vormen van zorg te beoefenen. Elk format wordt aangepast aan iedere nieuwe lokale setting en ontwikkeld samen met de gemeenschap, met telkens een ander resultaat. Voor een stabielere structuur van de organisatie breidt MOHA het kernteam uit. Daarnaast gaat het gezelschap transdisciplinaire samenwerkingen aan om kunst, antropologie, zorg en sociale wetenschappen te verbinden.
MOHA ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2021-2024. Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 60.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.
De commissie vindt uit het plan geen overtuigende artistieke signatuur spreken. Wel herkent de commissie eigenheid in de toegewijde aanpak en het voorstel van MOHA om nieuwe ruimtes te creëren voor kunst, met als centraal thema ‘care’. Vorm en inhoud worden daarbij bepaald door de context in een poging om kunst en dagelijkse realiteit te combineren. Hiermee vindt de commissie dat MOHA zich zeker onderscheidt, maar had de definitie van ‘care’ meer artistiek uitgewerkt willen zien. De commissie heeft waardering voor de betrokkenheid en de aandacht die de beide makers hebben in hun werkpraktijk buiten het kunstdomein, waarin MOHA kunst inzet voor sociale doeleinden. Dit uitgangspunt vindt de commissie interessant, maar had meer willen lezen over de artistieke uitgangspunten. De vertaling van de artistieke signatuur naar de activiteiten vindt de commissie niet overtuigend. MOHA benoemt twee projecten: The Office en The Library, beide gebaseerd op langdurige aanwezigheid en korte gespreksvormen, het verbinden van ervaringen, het delen van diensten en het verzamelen van ‘care’-handelingen. De commissie leest zorgvuldige overwegingen in de werkwijze en de keuze van de partners, maar mist artistieke strategieën en voorbeelden of beschrijvingen van de effecten. De commissie krijgt nog geen beeld van wat de artistieke uitkomst is en vindt de projecten nog weinig tot de verbeelding spreken.
Op eerder werk mist de commissie reflectie om een beeld te krijgen van voorgaande ervaringen, de lessen die geleerd zijn en hoe MOHA hierop artistiek voortbouwt.
De commissie vindt de artistieke betekenis voor publiek en stad zeer beperkt. MOHA beschrijft beperkt welke ervaring een ontmoeting teweeg zou moeten brengen bij de terloops binnengehaalde participant in bijvoorbeeld The Office. Zo schrijft MOHA dat de handeling of ontmoeting een eventueel weldadig en verbindend effect op de participant kan hebben, maar de commissie had daar meer uitwerking op willen lezen. De commissie leest te weinig terug hoe door een ruimte te delen, bijvoorbeeld in de samenwerking met Cordaan, dit artistiek van betekenis kan zijn voor het publiek dat zich niet verbindt met deze ruimte. De commissie vindt het nog lastig te herleiden of de activiteiten aansprekend zijn voor het beoogde publiek.
De commissie vindt dat MOHA interessante samenwerkingspartners heeft en uit de intenties spreekt veelal een diepe betrokkenheid. Binnen de netwerken van deze partners, is het voorstelbaar dat het werk veel betekenis kan hebben. De samenwerking met de partners in Amsterdam heeft volgens de commissie met name op het sociale domein potentieel betekenis voor de stad, maar de commissie mist hierin voldoende informatie op de artistieke uitgangspunten waar de artistieke betekenis voor de stad uit opgemaakt kan worden.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie vindt de visie op het bereik in de stad nog weinig concreet. Weliswaar formuleert MOHA een doelgroep, namelijk ‘mensen die om welke reden dan ook niet zo makkelijk met kunst in aanraking komen’, maar de commissie mist een analyse en onderbouwing van de doelgroep, evenals het onderscheid deelnemer en publiek. Uit het plan wordt het voor de commissie verder niet duidelijk hoe MOHA deze doelgroep in de openbare ruimte herkent en hoe het te werk gaat in het aanspreken van deze mensen. Volgens MOHA is pr inherent aan zijn artistieke werkwijze, waarmee het op locatie een breed publiek bereikt. De commissie mist hierbij een reflectie op het publiek dat niet op de hoogte is van het project, niet de locatie passeert of daar al aanwezig is. Een langer verblijf van MOHA op locatie is in de ogen van de commissie geen garantie dat dit tot een substantiële groei in het aantal bezoekers en deelnemers zal leiden, iets wat MOHA wel nastreeft. MOHA beschrijft niet hoe de aanwezigheid op een plek tot iets verrassends of interessants leidt. Dit overtuigt de commissie niet dat aard en omvang van het bereik aansluiten bij de aard en omvang van de activiteiten. Ook is de commissie in dit verband benieuwd naar hoe aantallen gemeten worden, omdat niet iedere passant publiek zal zijn.
Wel vindt de commissie het positief dat MOHA bewustzijn toont dat er qua zichtbaarheid, vooral ook online, nog stappen te zetten zijn. Hiervoor trekt MOHA onder andere een ervaren pr-medewerker aan, wat de commissie vertrouwenwekkend vindt. Daarbij constateert de commissie wel dat online-uitingen nu alleen in het Engels zijn, waardoor een deel van de doelgroep in de ogen van de commissie niet bereikt zal worden. De commissie heeft er wel vertrouwen in dat het bereik via de partners kansrijk kan zijn. Op dit vlak vindt de commissie de aanpak voldoende realistisch en passend. De commissie vindt de gehele marktingaanpak echter nog niet overtuigend, omdat in het plan vooral sprake is van goede intenties, maar nog weinig van concrete acties.
De commissie vindt dat MOHA een goede bijdrage levert aan de spreiding van activiteiten en publiek in de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost en Noord, met een focus op Nieuw-West. De commissie vindt ook het draagvlak hiervoor in de verschillende stadsdelen overtuigend, zeker gezien de deelnemende partners. Zo is er een nauwe verbinding met Slotervaart, het voormalig ziekenhuis waar MOHA artist in residence zal zijn. In dit verband geeft MOHA aan dat het Nieuw-West wil leren kennen en daar intensief onderzoek in de wijk gaat uitvoeren. Ook overtuigt de mooie motivatie voor samenwerking met het Bijlmer Parktheater. Uit de motivatie spreekt waardering voor de bijzondere werkwijze van MOHA in het werken buiten conventionele kunstinstellingen en het zich onderdompelen in een thema en een community. Als partner werkt MOHA samen met het Bijlmer Parktheater met het thema anarchisme in het project SHEBANG, een hybride kunstlab waar kunst, erfgoed en maatschappelijke thema’s samenkomen.
Diversiteit & Inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.
De commissie vindt dat het plan een visie op diversiteit en inclusie weergeeft, die wel passend is bij de artistieke praktijk van de organisatie, maar nog weinig expliciet is uitgewerkt. Positief vindt de commissie dat MOHA als een van de prioriteiten van het collectief diversiteit en inclusie tot een integraal onderdeel maakt van de creatieve praktijk, die altijd op een specifiek gekozen locatie plaatsvindt. Hierdoor kan MOHA individuen betrekken uit alle lagen van de samenleving en, zoals het zelf stelt, ‘ervaren wat echte diversiteit is’. Dat MOHA lering trekt uit elke omstandigheid en elk individu en erkent dat iedereen die het tegenkomt unieke ervaringen en vaardigheden heeft die waardevolle inzichten kunnen bieden, vindt de commissie passend bij de werkmethode van MOHA, maar vindt de commissie als visie niet erg uitgewerkt.
Hoewel de commissie de creatieve praktijk als inclusief ziet, maakt MOHA in het plan niet expliciet welke keuzes het maakt ten aanzien van culturele diversiteit of ten aanzien van diversiteit in de zin van gender, seksualiteit, sociaal-economische kansengelijkheid of het vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking, en met name wat het beoogde effect zal zijn op het aanbod, publiek en personeel. MOHA reflecteert op de eigen keuzes voor de partners, die een perspectief vanuit het sociaal-maatschappelijke of de zorg meebrengen en daarmee tevens aandacht hebben voor inclusie, toegankelijkheid en diversiteit. Hoe MOHA stappen heeft gemaakt op het gebied van diversiteit en inclusie wordt niet helder uit het plan. De commissie is hierdoor niet overtuigd dat de nieuwe prioriteiten van het collectief realistisch en passend zijn bij de organisatie.
MOHA benadert diversiteit in het team vanuit verschillende nationaliteiten, sociale en persoonlijke achtergronden die hun drive voor de kunst halen uit hun verschillende identiteiten en ervaringen. Hierin herkent de commissie niet dat het team divers is samengesteld qua culturele diversiteit of ten aanzien van gender, seksualiteit, sociaaleconomische achtergrond of mensen met een beperking. Hierop is in het plan geen reflectie te lezen. Ook worden er geen concrete doelstellingen voor de komende periode benoemd.
De commissie vindt dat MOHA in het plan blijk geeft van een inclusieve aanpak op het gebied van het aanbod en publiek. Door de ervaring van wat MOHA eerder heeft gedaan en bijbehorende werkwijze vindt de commissie het aannemelijk dat er sprake is van een inclusieve aanpak in de interactie met het publiek. De commissie waardeert hoe MOHA verschillende perspectieven van het publiek de ruimte geeft, mede door de specifiek gekozen locaties. Voor het project SHEBANG denkt MOHA bijvoorbeeld aan een voormalige winkel, een oud kantoor of de entreehal van een gebouw in de Bijlmermeer. Wat hier mede aan bijdraagt is het feit dat MOHA voor langere tijd op deze locaties in de openbare ruimte werkt. Waar eerder gezegd werd dat dit niet per definitie bijdraagt aan groei van het publiek ziet de commissie wel meerwaarde in langer blijven omdat dit de gecreëerde ruimte wel laagdrempelig maakt voor mensen die normaliter weinig naar theater gaan.
De aanpak is tevens terug te zien in de samenwerking met de verschillende partners. Zo ziet de commissie in de Universiteit van Amsterdam, richting Antropologie, een interessante partner, zeker op het gebied van praten over dekolonisatie en de representatie van minderheden. Dit vindt de commissie goed onderbouwd in de intentieverklaring.
De commissie is positief over de aanpak inzake de samenstelling van het team, door het aanstellen van een creatief producent met een migratieachtergrond en ervaring in en passie voor het bevorderen van de inclusie van diverse gemeenschappen. Die helpt bestaande samenwerkingsverbanden te stabiliseren, maar ook om de projecten in contact te brengen met nieuwe gemeenschappen en potentiële partners. Welke werkwijze MOHA hierbij hanteert, wordt echter niet beschreven, waardoor de aanpak nog vrij intentioneel blijft. Voor de samenstelling van het bestuur kiest MOHA voor het aantrekken van een bestuurslid met een migratieachtergrond. In haar praktijk als kunstenaar maakt ze ruimte voor persoonlijke emancipatie en ageert ze tegen de discriminatie van minderheden en postkoloniale bevolkingsgroepen, met name in de Franse kunstindustrie. Dit wekt vertrouwen dat haar aantreden in het bestuur een fris en kritisch perspectief in de organisatie zal brengen en MOHA zal helpen na te denken over de verdere ontwikkeling van de organisatie op het gebied van diversiteit en inclusie.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
De commissie vindt de visie op de bedrijfsvoering niet voldoende uitgewerkt. De verschuiving van een projectorganisatie naar een structurele organisatie wordt nauwelijks onderbouwd. MOHA geeft aan dat er behoefte is aan meer continuiteit en het versterken van de innerlijke kern van de organisatie, waarbij de stichting naar mening van de commissie duidelijk uitlegt waarom ze kiest voor de professionals die ze wil toevoegen. Het is de commissie echter niet duidelijk hoe MOHA de bedrijfsvoering voor zich ziet en hoe het zich met deze professionals wil organiseren, hoe het taken gaat delegeren en hoe het een uitgebreid team wil aansturen. De commissie leest in het plan tevens weinig over de bedrijfsmatige betekenis van het feit dat MOHA kiest voor een collectieve manier van werken. Gebaseerd op bovenstaande vindt de commissie de stap van projectorganisatie naar een structureel gefinancierde organisatie dan ook groot. Als onderdeel van de bedrijfsvoering wil MOHA starten met de ontwikkeling van een nieuw bedrijfsmodel. Dit wil het doen door zijn artistieke werken aan te bieden als instrument voor organisaties en bedrijven die hun organisatiemodel willen herzien om het welzijn van hun werknemers te verbeteren. Dit getuigt van een ondernemende geest, maar dit had de commissie in het plan graag meer uitgelegd gezien. Gebaseerd op de collectieve manier van werken, hanteert MOHA eenzelfde honorarium voor iedereen en geeft hierbij zijn eigen interpretatie van fair pay, die in de ogen van de commissie niet in lijn is met wat fair pay is. Ook mist de commissie een reflectie op de Governance Code Cultuur.
De reflectie op hoe de Fair Practice Code wordt gehanteerd is zeer summier. Het care- contract dat MOHA maakt met team en partners raakt in de ogen van de commissie aan sociale veiligheid, maar MOHA reflecteert hier verder niet op. Ook mist de commissie het benoemen van een vertrouwenspersoon.
MOHA reflecteert op het project Who Cares?, waarvoor financiële continuïteit was in de voorgaande periode als een waardevolle voorbereiding op de komende periode. Daarbij is de commissie positief over de reflectie op het diversifiëren van inkomstenbronnen en het beheren van grotere budgetten, waardoor MOHA zegt zijn basis te hebben versterkt voor toekomstige initiatieven. De commissie mist hierbij echter een bewustzijn van risico’s als bijvoorbeeld bedrijfscontinuïteit of tegenvallende fondsenwerving. Naast prilheid van de samenwerking met de partners worden verdere risico’s niet in kaart gebracht en een analyse wordt niet gemaakt. Hierdoor is de commissie er niet van overtuigd dat de nieuwe doelstellingen passend zijn voor de organisatie.
De commissie vindt het realisme en de uitvoerbaarheid van het plan zowel organisatorisch als financieel weinig overtuigend. Met het beperkt aantal uren binnen het kernteam van de organisatie is de commissie niet overtuigd van de haalbaarheid van de plannen op organisatorisch niveau. Temeer omdat fysieke aanwezigheid op locatie nodig is en er weinig tijd overblijft om de organisatie verder te professionaliseren en verstevigen. Ook in het waarmaken van de plannen op het gebied van pr en marketing, met de ambitie meer publiek te trekken, wekt de zeer beperkte aanstelling geen vertrouwen. Wel wekt de rol van SoAP, waar MOHA als associate artist mee verbonden is, inhoudelijk en organisatorisch vertrouwen. Maar hoe deze samenwerking met een partner in Maastricht zich verhoudt tot het vooral lokaal in Amsterdam werken, wordt de commissie niet duidelijk.
Hoewel voor de commissie duidelijk is dat voor het borgen van continuiteit in de organisatie en de daarvoor benodigde versterking in het team de begroting een forse groei laat zien, wordt dit in het plan weinig gespecificeerd en onderbouwd.
Achterliggende cijfers ontbreken waardoor niet goed is te beoordelen of de begroting past bij de uitvoering van het ondernemingsplan.
Er is sprake van een goede financieringsmix, waarmee risico’s gespreid zijn, met bijdragen van partners, private en publieke fondsen en uit sponsoring. Het merendeel van de fondsen die MOHA ondersteunen komen van langdurige partnerschappen, dit is vertrouwenwekkend. Er zijn substantiële en meerjarige bijdragen van partners, waaronder Het Slotervaart. Naast bijdragen uit private middelen vindt de commissie het Fonds voor Cultuurparticipatie een goede optie voor extra financiering. Wel constateert de commissie dat publieksinkomsten nihil zijn, waarop zij reflectie in het plan mist.
MOHA verkeert in een kwetsbare balanspositie, waarop reflectie ontbreekt. Hierdoor is de commissie er niet van overtuigd dat de organisatie dit vierjarige plan financieel kan dragen.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van MOHA niet te honoreren omdat deze tien of minder punten heeft behaald.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Theater.