If I Can't Dance, I Don't Want To Be Part Of Your Revolution
Inleiding
If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution (hierna: If I Can’t Dance), opgericht in 2005, is een kunstorganisatie die zich toelegt op performance. If I Can’t Dance wil producties ontwikkelen, produceren en presenteren met kunstenaars en onderzoekers op basis van langetermijnsamenwerking rondom een thema, de zogenaamde Editions. De organisatie wil de producties via een, naar eigen zeggen, steeds verder ontwikkelend netwerk van partnerinstellingen in binnen- en buitenland presenteren. Hierbij beoogt ze zowel een lokaal als internationaal publiek te bereiken. Naast productiehuis, ziet de organisatie zichzelf als een kenniscentrum voor performance, met een archief en een in performance gespecialiseerde bibliotheek. Via haar educatie- en talentontwikkelingsprogramma wil If I Can’t Dance performancemakers in de stad en den lande ondersteunen in de ontwikkeling van hun werk. Binnen het culturele veld positioneert het zichzelf als productiehuis en kenniscentrum voor performance, met allianties met makers, bemiddelaars en studenten. If I Can’t Dance wil bewegen door het landschap van instellingen in de stad, en haar producties zowel in musea en collega-presentatie-instellingen, als in buurthuizen of de openbare bibliotheek presenteren. Via haar Online Studio, haar nieuwe ruimte op het WG-terrein, focus op accessibility-beleid en haar communicatiebeleid, poogt de organisatie haar publieksbereik te diversifiëren en te vergroten.
Het komende programma staat in het teken van de thema’s Body-as-Memory (Edition X, 2024-’25), waarin If I Can’t Dance wil focussen op het lichaam als drager van herinnering, en Sensory Ecologies (2026-’27), waarin het het lichaam in haar capaciteit van voelen centraal wil stellen. Met kunstenaars en onderzoekers stelt het team van curatoren zich tot doel nieuwe performanceproducties te ontwikkelen die met partners worden gecoproduceerd en op verschillende plekken lokaal, nationaal en internationaal te zien zijn. Ook wil het een publieksprogramma aanbieden. Deelnemende kunstenaars zijn o.a. Anna Daučiková, Yasmine Eid-Sabbagh en het collectief LOOM. Van haar nieuwe ruimte op het WG-terrein wil de organisatie een hub maken, waar publiek terecht kan voor haar performancekenniscentrum en het bijwonen van het Open Rehearsal-open podium voor performancemakers. Belangrijke aandacht gaat volgens If I Can’t Dance uit naar publieksverbreding en het ontwikkelen van toegankelijkheidsbeleid.
If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het Kunstenplan van € 107.927 per jaar (incl. indexatie 2024).
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 170.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
If I Can’t Dance richt zich op de ontwikkeling, productie en presentatie van performance en hanteert hierbij volgens de commissie een eigenzinnige artistieke signatuur. De signatuur komt voor haar tot uiting in het feministische perspectief waaraan de organisatie vanaf het begin trouw is gebleven, en dat in de afgelopen jaren intersectioneel van aard is geworden. Het dekoloniale perspectief van de vorige periode blijft voor de commissie overtuigend voelbaar in de nieuwe plannen. De komende periode voegt If I Can’t Dance hier ook een ecologisch perspectief aan toe. Hiermee heeft de organisatie voor de commissie een eigen artistiek-inhoudelijke lijn te pakken. De commissie constateert dat If I Can’t Dance als enige binnen de beeldende kunst in Nederland zich zo specifiek toelegt op performance – in de breedte – en daarmee een onderscheidende positie in het cultuurlandschap heeft.
De commissie ziet een consequente, overtuigende vertaling van de signatuur in de eerste twee Editions. If I Can’t Dance koppelt haar perspectief op performance aan de verkenning van de vorm en kruisbestuiving met andere disciplines. Dit uit zich voor de commissie in verschillende vormen, zoals body art, lecture performance en choreopoems waarin dans, publieke interactie of voordracht een rol spelen. Hiermee draagt If I can’t Dance via haar activiteiten bij aan de ontwikkeling en verdere definiëring van performance als kunstdiscipline, volgens de commissie. De twee centrale thema’s Body as Memory en Sensory Ecologies zijn volgens de commissie actueel en relevant vanuit het perspectief van performance. Ook vindt zij de kunstenaars goed geselecteerd, zij onderzoeken de onderwerpen op een prikkelende manier. Als enkele voorbeelden noemt de commissie Paula Montecinos Oliva, die met onhoorbare frequenties en ruis werkt binnen de context van migratie of Anna
Daučíková, die zich richt op lichamelijke kennisproductie. Een ander kernthema is Accessibility, dat If I Can’t Dance op ethisch-filosofische en praktische, maar ook op artistieke manieren wil benaderen. Ook hier worden de performances en het lichaam aan een artistieke, ethische vorm gekoppeld. De commissie ziet hierin een logische artistiek-inhoudelijke voortbouwing op de focus van voorgaande jaren. Wel vindt zij het opvallend dat er binnen Accesibility weinig gereflecteerd wordt op de huidige artistieke digitale mogelijkheden voor het bieden van een volwaardige digitale ervaring, of een link met disembodiment. Tegelijkertijd vindt zij de vorm van kennisdeling via de onlinebibliotheek en website vrij theoretisch. De commissie vindt een proactieve en pragmatische uitwerking hier meer op zijn plaats.
If I Can’t Dance richt zich primair op een nationaal en internationaal professioneel publiek, maar wil ook een breder publiek inspireren. Het wil haar publiek betrekken bij maatschappelijke en politieke vraagstukken. Voor het directe eigen publiek vindt de commissie de artistieke betekenis van het kenniscentrum in de basis aansprekend met oog op kennisdeling. Het archief, het digitaal delen van projecten in procesfases en de bibliotheek zijn hiermee in lijn voor haar. De activiteiten die If I Can’t Dance als productiehuis ontplooit, hebben volgens de commissie een hermetisch karakter dat ook voor het geoefende kunstpubliek een drempel vormt. Dat vindt zij jammer, omdat het hierdoor de artistieke betekenis en maatschappelijke impact inperkt. Daarbij plaatst de commissie een tweede kritische noot over de artistieke betekenis voor het beoogde bredere publiek. Dit wil If I Can’t Dance voor een groot deel lokaal realiseren, in de omgeving van de nieuwe ruimte in het Wilhelmina Gasthuis. Hoewel If I Can’t Dance mogelijke partners noemt, is het voor de commissie nog onduidelijk hoe het de buurt benadert en bij welke activiteiten de buurt betrokken wordt. De commissie vindt de activiteiten in de huidige vorm weinig aansprekend voor een gemêleerd buurtpubliek en omliggende scholen, vanwege het vrij intellectuele niveau en hermetische karakter. Hiermee vindt zij de artistieke betekenis van de activiteiten voor de buurt niet overtuigend.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.
De commissie vindt de visie op het bereik in de stad beperkt. Ze ziet dat If I Can’t Dance een goed beeld geeft van haar primaire (inter)nationale doelgroepen. Dit trouwe publiek bestaat uit makers en bemiddelaars, die op verschillende manieren professioneel betrokken zijn, zoals kunstenaars, docenten en wetenschappers. De commissie ziet een goede aansluiting van de professionele doelgroepen vanwege de focus op onderzoek en ontwikkeling van het genre. Het fysieke bereik is daarmee beperkt en de commissie is van mening dat dit bereik niet in verhouding staat tot de omvang van het aanbod van If I Can’t Dance. De commissie ziet een uitgebreid programma met activiteiten voor relatief weinig mensen. Daarentegen heeft If I Can’t Dance een bijzonder groot digitaal bereik. De commissie vindt het opvallend dat If I
Can’t Dance in haar programma niet meer aandacht besteedt aan de mogelijkheden voor digitale ervaringen, aangezien het digitale bereik een substantieel veelvoud van het fysieke bereik is.
If I Can’t Dance heeft in de komende periode ook de ambitie om haar publiek te verbreden en dat vindt de commissie in beginsel positief. If I Can’t Dance onderscheidt daarbij het buurtpubliek en een breder publiek. Voor het bredere publiek kijkt If I Can’t Dance vooral naar de achterban van de professionals met wie zij samenwerkt. De commissie vindt dit een heel beperkte kijk op wat een breed publiek is. Ze vindt dat If I
Can’t Dance te weinig zicht heeft op wie dit bredere publiek is en wat hen zou kunnen interesseren.
De beperkte kijk vertaalt zich door naar een volgens de commissie eigenzinnige aanpak in de communicatie, die in haar ogen weinig effectief is om het publiek te vergroten. Ze vindt dat de grote focus op de inhoud de communicatie overschaduwt. If I Can’t Dance ziet communicatie als een circulair proces, waarbij de professionals de sleutelfiguren zijn tot het bereiken van meer verschillende gemeenschappen. De organisatie meent dat de cirkel van bereik buiten de kunst via de sleutelfiguren stap voor stap groter wordt. De commissie vindt dat deze werkwijze te veel afhankelijk is van de inzet van de huidige bezoekers. Hierdoor vindt de commissie het verbreden van het bereik niet realistisch. Daarnaast vindt zij de aanpak om het bereik in de buurt te vergroten niet overtuigend. Hiervoor wil If I Can’t Dance samenwerken met lokale partners. Echter maakt het plan niet duidelijk of de samenwerkingen met de lokale partners zoals de school en het seniorenhuis bevestigd zijn, en wat deze samenwerking precies inhoudt.
Als laatste kritiekpunt merkt de commissie op dat het budget gereserveerd voor de communicatie-inspanningen grotendeels aangewend wordt voor onder andere de (technische) doorontwikkeling van onder andere de studio en het archief. Dit is voor de commissie niet passend bij het doel om een band op te bouwen met de buurt of een breed publiek. Op basis van de kritische noten vindt de commissie dat het plan van aanpak voor het beoogde nieuwe bereik tekortschiet.
De meeste activiteiten vinden plaats in de eigen omgeving van If I Can’t Dance, haar nieuwe locatie in het WG, in stadsdeel West. In de komende periode gaat If I Can’t Dance samenwerkingen aan met SHEBANG, de Bijlmerbios en het CBK in Zuidoost. Met deze samenwerkingen draagt If I Can’t Dance enigszins bij aan de spreiding van het cultuuraanbod in het stadsdeel Zuidoost. Wel merkt de commissie op dat met de kortdurende projecten, de bijdrage beperkt is. Dit vertaalt zich naar een geheel van zeven procent van de activiteiten die in Zuidoost plaatsvinden. De samenwerkingen hebben in de huidige planperiode haar eerste vruchten afgeworpen. Hiermee beoordeelt de commissie dat er al enige ervaring in het stadsdeel is opgedaan, en uit de continuering blijkt er draagvlak voor te zijn. Met de voortzetting van deze samenwerking krijgt If I Can’t Dance vaster voet aan de grond in Zuidoost volgens de commissie.
Diversiteit & Inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als goed.
De commissie leest een overtuigende visie op diversiteit en inclusie met duidelijke doelstellingen die goed passen bij de artistieke signatuur. Het perspectief van If I Can’t Dance is in de basis feministisch, intersectioneel en dekoloniaal. Intersectionaliteit biedt ruimte voor verschillende kruispunten van diversiteit. Voor If I Can’t Dance betekent dit dat gender, racialisering, klasse, seksualiteit en beperking intrinsiek met elkaar verweven zijn en gezamenlijk iemands identiteit vormen. De commissie heeft waardering voor de consistente lijn waarmee If I Can’t Dance deze visie de afgelopen jaren in de praktijk heeft gebracht in programma en in de eigen organisatie. Zij vindt dat If I Can’t Dance in haar reflectie blijk geeft van gelaagde kennis over deze onderwerpen. Zo maakt If I Can’t Dance bijvoorbeeld verschil tussen meer dekoloniaal reflectief handelen en antikoloniaal handelen, dat meer activistisch is. Daarbij verbindt zij de Nederlandse geschiedenis aan de geschiedenis van Oost-Europese landen, altijd vanuit feministisch perspectief. In de nieuwe planperiode voegt de organisatie fysieke toegankelijkheid toe. Ze integreert dit thema in haar artistieke programma. De commissie vindt de keuze voor een onderzoek naar fysieke toegankelijkheid passen bij het lichamelijke van performance. In de nieuwe concrete doelstellingen ziet de commissie dat If I Can’t Dance voortvarend doorpakt om de diversiteit en inclusie verder te vergroten. Zo wil de organisatie bijvoorbeeld minimaal drie kunstenaars uit Nederland met een migratieachtergrond opnemen in het programma, wil ze onderzoeken of er ook cultuurgebonden manieren van archiveren zijn en heeft ze aandacht voor verschillende sociaal-economische achtergronden binnen het team.
De commissie vindt dat de doelstellingen voor diversiteit en inclusie helder vertaald worden naar concrete stappen op de gebieden Programma, Partners en Personeel. In het programma ziet de commissie bijvoorbeeld aandacht voor queer pedagogies en de hindoestaanse geschiedenis(sen) in voormalige Nederlandse koloniën, waarbij ook passende samenwerkingen zoals met ILHIA worden aangegaan. Wat betreft partners ziet de commissie dat samenwerkingen met Bijlmerbios en SHEBANG de komende periode worden versterkt. Voor de interne organisatie wil If I Can’t Dance de huidige diversiteit borgen door gespecialiseerde bureaus in te zetten, op gebied van werving en taalgebruik. Dat vindt de commissie logische vervolgstappen. De commissie plaatst een kanttekening bij het streven naar een diverser publiek, met specifieke aandacht voor Turkse, Marokkaanse en Palestijnse gemeenschappen. Dit blijft vooral een ambitie, omdat het nog weinig ondersteund wordt door een concrete strategie, afgezien van enkele samenwerkingen.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
De commissie leest in het plan geen expliciete visie op de bedrijfsvoering, wel schetst het plan een beeld van hoe If I Can’t Dance om wil gaan met mensen en middelen. Op basis van de reflectie op de periode 2021-2023 schetst de organisatie in de ogen van de commissie helder waar de organisatie staat, en hoe ze wil werken aan fair practice, good governance, scholing van medewerkers, sociale veiligheid aan de hand van een vertrouwenspersoon en financiële gezondheid. Zo heeft het team met steun van de HR-voucher intervisies en training op het gebied van beleid en op het gebied van toegankelijkheid gevolgd. De commissie waardeert deze stappen, en ook de inzet van If I Can’t Dance bij de herijking van Kunstenaarshonoraria en Richtlijn Functie- en Loongebouw.
In het kader van de Fair Practice Code reflecteert de organisatie op de werkdruk die er in de vorige periode is ontstaan. Zij benoemt middelen als een realistische tijdslijn voor de planning van projecten en het voeren van jaargesprekken om beter inzicht in de werkdruk in te krijgen. Daarnaast heeft If I Can’t Dance een bestemmingsreserve aangelegd voor de personele lasten om tegenvallers op te vangen. De commissie vindt dit goede stappen voor de monitoring van de werkdruk, maar leest geen overtuigende aanpak om de gesignaleerde werkdruk te verkleinen, gezien de omvang en groei van het aantal activiteiten. De commissie bemerkt in de voorliggende plannen een arbeidsintensieve werkwijze met langdurige onderzoekstrajecten, die eigen is, maar daarmee ook een grote kwetsbaarheid in stand houdt, die nu voor haar te weinig ondervangen wordt. Zij vindt dat de organisatie dit mee had moeten nemen in haar aanpak van de werkdruk.
If I Can’t Dance heeft volgens de commissie laten zien wat zij met relatief weinig middelen kan realiseren. Dit laat voor haar de inzet en daadkracht van de organisatie zien. Echter vindt de commissie de sprong in activiteiten, met het oog op werkdruk en de nog verder vorm te geven inbedding in de buurt, voor de periode 2025-2028 te ambitieus, en daarmee niet realistisch in organisatorisch opzicht. De sprong in activiteiten vindt zij in dit opzicht ook niet passend. Deze keuze had volgens de commissie dan ook steviger beargumenteerd moeten worden. De commissie constateert een grote groei in begroting ten opzichte van de huidige beleidsperiode. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de toename van het aantal activiteiten zoals omschreven in het ondernemingsplan. De begroting is wel in lijn met het ondernemingsplan, maar hierover zijn reeds kanttekeningen gemaakt over de haalbaarheid.
If I Can’t Dance heeft een financieringsmix voor ogen bestaande uit twee grote publieke fondsen, Europese subsidie Creative Europe, private fondsen en educatieve partners. Er wordt sterk geleund op een hogere subsidie van het Mondriaan Fonds, die bijna de helft van de begroting beslaat. Dit vindt de commissie kwetsbaar. Daarbij merkt zij op dat de publieksinkomsten bijzonder laag zijn voor de beoogde publieksaantallen (fysiek en digitaal). Volgens de commissie kan het publiek aangesproken worden om de financieringsmix minder kwetsbaar te maken.
De commissie ziet dat If I Can’t Dance, met versteviging van het eigen vermogen, toewerkt naar een meer passende buffer in de huidige periode. De commissie vindt dit een goede en noodzakelijke beweging. In relatie tot het substantieel hogere begrotingsvolume voor de periode 2025-2028 vindt de commissie de omvang van het beoogde eigen vermogen desondanks beperkt. Tegenvallers in bijvoorbeeld ontvangsten en uitgaven kunnen daarbij al snel tot liquiditeitsspanningen leiden. De commissie vindt de financiële gezondheid kwetsbaar, zeker met oog op beoogde groei in de komende periode.
Conclusie
De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 122.927 per jaar. De commissie vindt het belangrijk dat de organisatie gebalanceerd groeit en dat het publieksbereik en de marketingaanpak meegroeien met de artistieke ambities. Met het oog daarop adviseert de commissie de huidige subsidie met € 15.000 te verhogen en deze verhoging te oormerken voor het vergroten van het publieksbereik.
De commissie constateert dat er na beoordeling van alle aanvragen onvoldoende budget beschikbaar is om de aanvraag te honoreren.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Beeldende Kunst en Creatieve Industrie.