Het Kleine Theater
Inleiding
Het Kleine Theater is een jeugdtheatergezelschap dat familievoorstellingen maakt voor een breed publiek in de kleine, midden en grote zaal. Anke Engels en Vimala Nijenhuis zijn de oprichters en artistiek leiders van het gezelschap. Op het repertoire staan zeventien voorstellingen, veelal sprookjes waar het gezelschap een eigen draai aan heeft gegeven. Het Kleine Theater speelt wekelijks op verschillende plekken in Amsterdam en door het land, naar eigen zeggen van stadsboerderij tot schouwburg. De missie van Het Kleine Theater is om met een toegankelijke speelstijl zoveel mogelijk verschillende kinderen kennis te laten maken met het in hun ogen magische fenomeen theater. Het Kleine Theater wil voorstellingen maken die laagdrempelig zijn, maar niet eenduidig. Deze zijn naar eigen zeggen spannend, vol humor en hebben meerdere lagen, zodat zowel jong als oud ervan kan genieten.
In de komende periode maakt Het Kleine Theater vier nieuwe voorstellingen. In 2025 maakt het gezelschap de voorstelling Het Zwanenmeer: een theater- en dansbeleving op de klanken van Tsjaikowsky, voor kinderen, waarbij klassiek ballet en moderne dans gemixt worden. Het Zwanenmeer wordt uitgevoerd door het gezelschap aangevuld met een groep jonge dansers. De eindregie is in handen van Vincent Rietveld. In 2026 staat Ik wou dat ik twee hondjes was op de planning. Een kleine en persoonlijke voorstelling gebaseerd op alle soorten honden, die staan voor de verschillende mensen in onze diverse maatschappij. Deze voorstelling wordt begeleid door René van ‘t Hof. In 2027 maakt Het Kleine Theater Mary Scrooge over dat kwaad niet kwaad geboren wordt en een tweede kans verdient. Nina–Elisa Euson neemt de eindregie op zich. In Het Amsterdamse Bostheater presenteert Het Kleine Theater in 2028 Ali Baba en de 7 rovers. Dit wordt een muziektheater spektakel tussen de bomen, met in de hoofdrol Mo Azaay. Dwight Breinburg neemt het muzikale deel voor zijn rekening en Marije Gubbels doet de eindregie.
Het Kleine Theater ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 20212024.
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 90.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als voldoende.
De artistieke signatuur vindt de commissie herkenbaar uit het plan naar voren komen.
In het hanteren van met name sprookjes en andere mooie verhalen waar Het Kleine Theater een eigen draai aan geeft en het aansnijden van thema’s uit de belevingswereld van kinderen, is de artistieke signatuur te herkennen. Hierbij hanteert Het Kleine Theater volgens de commissie een ambachtelijke stijl voor decor, kostuums en dramaturgie, naast een herkenbare, transparante speelstijl.
De artistieke signatuur vindt de commissie thematisch duidelijk vertaald naar de activiteiten. Zo vindt de commissie de voorstelling Ik wou dat ik twee hondjes was (3+) origineel en passend bij de artistieke signatuur in de manier waarop in de voorstelling allerlei verschillende honden metafoor zijn voor totaal jezelf kunnen zijn. Honden zullen zich niet anders voordoen dan wie ze zijn. De voorstelling vindt de commissie dan ook tot de verbeelding spreken in de laagdrempelige aanpak om aan te kaarten dat de maatschappij uit verschillende mensen bestaat die overal hun eigen mening over mogen hebben en daar niet op afgerekend, uitgelachen of nagekeken hoeven te worden. De in het plan beschreven ‘Kleine Theater Taal’, die ‘transparant, muzikaal, speels, brutaal en liefdevol’ is, had de commissie graag meer uitgewerkt gezien in hoe dit zich vertaalt naar de voorstellingen. Op basis van het beeldmateriaal herkent de commissie deze taal nog niet terug in de vrij traditionele uitwerking.
De commissie vindt dat Het Kleine Theater te weinig reflecteert op de eigen artistieke ontwikkeling en hoe het plan hierop voortbouwt, bijvoorbeeld in hoe deze specifieke taal als onderdeel van de artistieke signatuur in de komende periode verder wordt ontwikkeld. Wel positief is de commissie over de samenwerkingen die Het Kleine Theater in de komende periode aangaat met de in het plan genoemde regisseurs als Vincent Rietveld en Nina-Elisa Euson, die een nieuwe artistieke blik kunnen brengen.
De commissie vindt het goed voorstelbaar wat Het Kleine Theater beoogt te bereiken bij haar publiek. Het Kleine Theater wil met haar voorstellingen verwondering opwekken bij kinderen en hen uit de digitale wereld halen. Kinderen worden actief betrokken en hebben invloed op het verloop, wat een overtuigende manier is om de doelgroep te betrekken en zo artistiek van betekenis te zijn voor het jonge publiek. De commissie vindt de openingsscène van het Zwanenmeer bijvoorbeeld aansprekend door de keuze om klassieke dans te mixen met hedendaagse dans en vindt dat de focus op dans goed aansluit bij de jonge doelgroep. Naast de interactieve elementen vindt de commissie dat met de speelstijl, de verhalen en sprookjes op toegankelijke wijze worden gebracht en aansluiten bij de beoogde doelgroep.
De artistieke betekenis voor de stad vindt de commissie minder overtuigend naar voren komen uit het plan. Het Kleine Theater wordt vaste jeugdbespeler van het Betty Asfalt Complex, maar spreekt niet over mogelijke artistieke partnerschappen. Hoe Het Kleine Theater verbindingen maakt met de buurt, wordt niet duidelijk beschreven in het plan.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie vindt dat de visie op het bereik in de stad beperkt uit het plan naar voren komt. Daarin is een focus op nieuw publiek en herhaalbezoek te lezen. Het Kleine Theater omschrijft de verschillende doelgroepen, waar ouders van (kleine) kinderen de primaire, en de grootouders met kleinkinderen en kinderopvang en scholen als secundaire doelgroepen beschreven worden.
De doelgroepen vindt de commissie passend en in lijn met de artistieke activiteiten van Het Kleine Theater. De doelgroepen worden in het plan verder niet uitgewerkt en nog niet in verband gebracht met mogelijke communicatiestrategieën.
Gezien het beknopte marketingplan en het enkel aanstellen van een marketeer op projectbasis, is de commissie nog niet overtuigd van de haalbaarheid van de beoogde groei van de bezoekersaantallen in de loop van de komende periode.
Wel ziet de commissie dat er een aantal voor de organisatie passende doelstellingen en stappen op gebied van marketing worden benoemd. Het Kleine Theater wil werken aan een sterke merkidentiteit wat niet alleen kan leiden tot meer publiek, maar ook tot meer speelbeurten. In het plan beschrijft Het Kleine Theater promotiekanalen en zijn er online en offline promotiemiddelen te lezen. In de vormgeving is nagedacht over een aansprekend beeld. De sprookjesachtige en herkenbare vos als logo vindt de commissie een passende keuze. Wat in de ogen van de commissie overtuigt is de zichtbaarheid die Het Kleine Theater op velerlei plekken nastreeft, van kinderboerderij tot in het theater en de intentie om meerdere keren op een dag te spelen. Daarnaast werkt Het Kleine Theater met relevante partners en podia waar ze op kan bouwen voor het bereiken van de doelgroepen. Hoewel de commissie positief is over de reflectie die het gezelschap geeft op haar afhankelijkheid van partners en podia, leest de commissie geen eigen aanpak om hiervan minder afhankelijk te worden.
Met de nog beperkte aanwezigheid van Het Kleine Theater in de stadsdelen NieuwWest, Noord en Zuidoost vindt de commissie de bijdrage aan de spreiding van activiteiten en publiek in deze stadsdelen bescheiden. Het Kleine Theater benoemt enkele locaties in deze stadsdelen, zoals de stadsboerderij in Nieuw-West en het Zonnehuis en de Buiksloterkerk in Noord, maar hoe het gezelschap zich met deze of andere partners positioneert in deze stadsdelen wordt voor de commissie niet duidelijk uit het plan. Voor wat betreft draagvlak in deze stadsdelen mist het plan volgens de commissie informatie.
Diversiteit & inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
De commissie vindt de visie op diversiteit en inclusie beperkt uitgewerkt. Wel vindt de commissie het positief te lezen dat Het Kleine Theater schrijft dat het tijd is voor nieuwe verhalen, die andere wortels hebben en een andere boodschap in zich dragen. Dit is een nieuwe ontwikkeling voor Het Kleine Theater waarin de commissie een begin van een visie leest op een meer cultureel divers aanbod. Dit past bij de ambitie om toegankelijk te zijn voor iedereen, waarbij laagdrempeligheid en gelijkwaardigheid centraal staan. Daarbij zet het gezelschap vooral in op diversiteit in sociaaleconomische achtergrond en het verkleinen van de kloof tussen verschillende culturen. Een verdere uitwerking en onderbouwing hiervoor leest de commissie echter niet terug in het plan. De verhalen worden op een toegankelijke manier gebracht, maar de commissie mist hierbij reflectie op diversiteit en representatie op het toneel zodat meer kinderen zich kunnen herkennen in wat er zich op het toneel afspeelt. Het Kleine Theater geeft in dit verband aan te zoeken naar spelers die afwijken van het bekende beeld van sprookjesfiguren. Een verdere uitwerking hierop leest de commissie echter niet terug. Ook mist de commissie grotendeels een reflectie op waar de organisatie vandaan komt, waaruit doelstellingen logisch volgen op het gebied van aanbod, bereik en organisatie.
De commissie leest bescheiden stappen in de aanpak op diversiteit en inclusie qua aanbod. De commissie vindt het positief dat Het Kleine Theater een inclusieve aanpak laat zien met het spelen op vele locaties en het gratis toegankelijk aanbieden van de voorstellingen, inclusief vervoer, lunch en spullen om thuis mee te spelen. In Ali Baba en de 7 rovers ziet de commissie een eerste stap in het maken van een voorstelling met als uitgangspunt een verhaal vanuit een niet-westers perspectief, wat op termijn kan bijdragen aan een meer cultureel divers aanbod en aan meer representatie op het toneel. De commissie ziet echter geen concrete aanpak om een cultureel divers samengesteld publiek te bereiken. Ook doordat iedereen elke rol kan spelen, vrouwen spelen ook mannenrollen en andersom, herkent de commissie een aanpak op inclusie enigszins maar dit is beperkt.
Voor het verder diversifiëren van de spelersgroep, zodat meer kinderen zich met de personages kunnen identificeren, is in het plan geen aanpak beschreven, noch voor wat betreft het diversifiëren van de samenstelling van de eigen organisatie of bestuur.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
De commissie vindt de visie op de bedrijfsvoering niet sterk uit het plan naar voren komen. Het Kleine Theater wil in de komende periode focussen op het uitbouwen, verdiepen en bestendigen van de organisatie. Het plan reflecteert nauwelijks op de bedrijfsvoering in afgelopen periode en er volgen geen conclusies uit voor de komende periode. Waar de organisatie naartoe wil groeien, hoe taken en verantwoordelijkheden in de organisatie verdeeld worden en hoe Het Kleine Theater om wil gaan met mensen en middelen blijft voor de commissie hierdoor onduidelijk.
Er ontbreekt een reflectie op de toepassing van de Governance Code Cultuur en ook op de Fair Practice Code wordt niet gereflecteerd. Wel is er aandacht voor fair pay. Het Kleine Theater geeft aan in de voorgaande periode mensen onderbetaald te hebben en wil de komende periode dan ook volgens de cao Toneel en Dans gaan betalen, hetgeen de commissie een goede stap vindt. Er worden geen maatregelen ten aanzien van sociale veiligheid benoemd, zoals de aanstelling van een vertrouwenspersoon, waardoor de commissie geen inzicht heeft in hoe de organisatie hiermee omgaat. Er wordt enkel gereflecteerd op het risico van het niet verkrijgen van de structurele financiering, maar niet op eventuele organisatorische risico’s. Over hoe Het Kleine Theater zou willen omgaan met de risico’s die eventueel spelen bij de groei van projectorganisatie naar structureel gefinancierde organisatie, geeft het plan bijvoorbeeld geen informatie.
De commissie heeft weinig vertrouwen in de organisatorische uitvoerbaarheid van het plan. De commissie begrijpt de wens te groeien en te professionaliseren, maar leest in het plan niet hoe Het Kleine Theater dit gaat aanpakken. Naast de artistiek leiders en de zakelijk leider, worden er geen mensen toegevoegd aan het team, of enkel op projectbasis. Dit maakt de organisatie naar mening van de commissie nog niet solide genoeg om de professionaliseringsslag te maken naar een structureel opererende organisatie. Daarbij mist zij tevens een reflectie op het feit dat het vrij risicovol is dat de organisatie bijzonder afhankelijk is van de twee artistiek leiders, omdat onder hen zowel voor als achter de schermen heel wat taken zijn belegd. Ook leest de commissie weinig in het plan over hoe de organisatie zorg draagt voor drie ensembles die tegelijkertijd werken en spelen door het land. Het ontbreken van een solide organisatorische infrastructuur en het gebrek aan oog voor eventuele risico's, maakt de organisatorische uitvoerbaarheid van het plan in de ogen van de commissie niet realistisch.
In financieel opzicht heeft de commissie er wel vertrouwen in dat de organisatie het plan kan dragen. Het is duidelijk dat structureel meer geld nodig is om de professionaliseringsslag te kunnen maken die Het Kleine Theater voor ogen heeft, die nu vooral vertaald wordt naar het fair pay en naar cao-normen te kunnen betalen, inclusief uitbetaling voor de voorbereidende werkzaamheden die in de voorgaande periode slechts matig werden betaald. De begroting vindt de commissie realistisch en passend en qua eigen inkomsten ook een voortzetting van datgene wat het gezelschap al heeft aangetoond te kunnen waarmaken. Wel plaatst de commissie hierbij de kanttekening dat het onduidelijk is wie de jonge acteurs als aanvulling op de verschillende casts gaat inwerken en begeleiden. Het Kleine Theater zegt daar meer tijd in te willen steken, zodat er vaker parallel voorstellingen gespeeld kunnen worden. Het is onduidelijk welke extra kosten hieraan zijn verbonden en of dit is opgenomen in de begroting. De financieringsmix is redelijk gespreid over diverse bronnen, waarbij sprake is van eigen (publieks)inkomsten en aanvullende middelen uit private fondsen. De voorstellingen worden goed verkocht door Bureau Vanaf2, wat vertrouwen wekt en waardoor de publieksinkomsten positief bijdragen in de financieringsmix.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van Het Kleine Theater niet te honoreren omdat deze tien of minder punten heeft behaald.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Theater.