Concertgebouw

Podia
Aangevraagd: € 1.105.000
Toegekend: € 1.105.000

Inleiding

Het Concertgebouw is het podium voor nationale en regionale orkesten (waaronder het Concertgebouworkest (CO), het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Nederlands Kamerorkest en het Radio Filharmonisch Orkest), ensembles en concertorganisatoren waaronder de NTR ZaterdagMatinee, Plus Producties en de Stichting Barokconcerten Nederland. Ook internationale orkesten en musici komen naar Het Concertgebouw.

Het Concertgebouw is internationaal bekend vanwege de akoestiek. Het Concertgebouw biedt een podium aan zowel wereldberoemde musici als aan opkomend talent. De komende jaren houdt Het Concertgebouw vast aan de koers die het de afgelopen jaren heeft uitgezet. Het Concertgebouw zet verdere stappen in het toegankelijker maken van Het Concertgebouw. De afgelopen periode is zowel het aantal nieuwe als jonge bezoekers gegroeid. Ook de samenstelling van de bezoekers is meer cultureel divers geworden. Dat heeft Het Concertgebouw naar eigen zeggen voor elkaar gekregen door het vernieuwen en verbreden van het programma-aanbod, door het voeren van een beleid op diversiteit en inclusie en een nog meer gerichte marketingcommunicatie. Ook blijft Het Concertgebouw de komende jaren nadrukkelijk investeren in het pakket aan educatieve programma’s en de samenwerkingsverbanden waarmee het kinderen in aanraking brengt met muziek. Alle Amsterdamse kinderen minstens één keer in hun leven naar een muzikaal evenement in Het Concertgebouw is het doel. Daarmee bouwt Het Concertgebouw aan het publiek van de toekomst. 

Het Concertgebouw ontvangt een vierjarige subsidie 2021-2024 binnen het

Kunstenplan van € 1.107.042 per jaar (incl. indexatie 2024).

Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 1.105.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.

Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zeer goed.

Het Concertgebouw heeft een zeer heldere artistieke signatuur, zo oordeelt de commissie. Het Concertgebouw is een icoon, niet alleen voor Amsterdam, maar voor heel Nederland, waar het bieden van een bijzondere muzikale ervaring en de wens om dagelijks muziekgeschiedenis te schrijven voorop staan. De eigenheid zit hem in de lange traditie van legendarische concerten, het gebouw en de akoestiek van de zalen. Onderdeel van de artistieke signatuur is dat Het Concertgebouw hoeder van het erfgoed is en tegelijkertijd ook de weg naar voren zoekt. Het programmeren van de klassieke wereldtop staat naast toegankelijke artistiek-educatieve programma's voor alle leeftijden en schoolniveaus. Dat laat volgens de commissie zien dat Het

Concertgebouw zich bewust is van zijn positie en daarmee verantwoordelijkheid neemt in het bieden van een aansprekende muzikale ervaring voor alle Amsterdammers. De activiteiten van Het Concertgebouw komen tot stand op basis van vier criteria en vier genres waarbinnen het podium programmeert. De criteria zijn artistieke kwaliteit, publiek, financiën en bezetting en duurzaamheid. De genres zijn kernklassiek, breder klassiek, pop en jazz en educatie- participatie- en familieconcerten. Het

Concertgebouw hanteert deze criteria en genres om de artistieke visie te vertalen naar activiteiten. Volgens de commissie levert dat een heldere en overtuigende eigen programmering op die aansluit bij de ingeslagen weg om ruimer naar de canon, muziekstijlen en doelgroepen te kijken. De commissie vindt de programmering aansprekend, met name de ontwikkelingen binnen ‘breder klassiek’, omdat daar de formats voor nieuwe doelgroepen zitten: zoals neoklassiek voor jongere doelgroepen of Concertgebouw Connects waarbij culturele diversiteit het uitgangspunt is. Het programma met film- en gamemuziek en de programmeerlijn pop & jazz spreken bij de commissie tot de verbeelding: R&B, soul, hiphop en gospel, internationale muziekstromingen of muziekstromingen uit verschillende culturen krijgen daarin aandacht. 

De ontwikkeling van de afgelopen jaren laat zien dat Het Concertgebouw op het verbreden van de eigen programmering al enigszins heeft voorgesorteerd. Het verbreden en intensiveren van de doelgroep was een van de beleidsvoornemens en daar zou soms ook een wat andere programmering bij horen. Die andere programmering ziet de commissie nu terug in de plannen voor 2025-2028.

De commissie vindt het duidelijk wat de organisatie teweeg wil brengen bij het publiek en de stad. Het Concertgebouw investeert in het programmeren van topkwaliteit en vaak al bewezen kwaliteit van de uitvoerders, waarmee de organisatie aansprekend programmeert voor steeds meer verschillende doelgroepen. De commissie constateert dat tachtig procent van de programmering nog steeds binnen klassiek en/of breder klassiek valt en dat het voor Het Concertgebouw daarmee niet altijd gemakkelijk is om alle Amsterdammers te bereiken. De zeggingskracht van de programmering is voor bepaalde groepen nu nog gering. De commissie vindt dat Het Concertgebouw goed reflecteert op deze discrepantie en stappen zet om publiek en programmering dichter bij elkaar te brengen. De programma's die worden ontwikkeld samen met partners in Zuidoost en Nieuw-West dragen ertoe bij dat Het Concertgebouw als toegankelijker kan worden ervaren. Dat vindt de commissie positief.

De grootsheid van het gebouw, haar geschiedenis, bespelers, programma én reputatie staan soms de toegankelijkheid en daardoor het publieksbereik in de weg. Daarom vindt de commissie het passend dat een breed educatief programma wordt aangeboden, waarvan het doel is om alle Amsterdamse kinderen minimaal één keer in hun schooltijd te ontvangen. Als gebouw in de buurt van het Museumplein is het een van de culturele ankers van de stad en is het goed om te zien dat Het Concertgebouw de deuren letterlijk en figuurlijk steeds vaker openzet en artistiek meer biedt voor een divers publiek. Het probeert zich daarbij ook artistiek gezien, nu meer te verhouden tot de samenstelling van de bevolking in de stad. Als Amsterdamse zaal maakt Het Concertgebouw ruimte voor populaire genres en artiesten uit Amsterdam en omgeving. Daarnaast is het gebouw onderdeel van festivals, zoals ADE en biedt het plek aan winnaars van concoursen. Ook streaming op het Museumplein draagt bij aan de artistieke betekenis voor de stad, bijvoorbeeld door daarmee het Mahler Festival 2025 gratis toegankelijk te maken.

Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende. 

Uit het plan spreekt volgens de commissie een heldere visie ten aanzien van het bereik met een overtuigend marketingplan om daaraan vorm te geven. Het is voor de commissie helder dat de organisatie hier veel energie en aandacht in steekt. Het Concertgebouw zet klantonderzoek na afloop van de concerten in en analyseert klant- en verkoopdata. Daarmee legt de organisatie de basis voor keuzes op het gebied van marketing, publieksontwikkeling en programmering. Deze strategische keuzes worden gemaakt aan de hand van vijf persona’s die in 2023 op basis van de eigen data ontwikkeld zijn: jonge muziekontdekkers (die digitaal vaardig zijn), ontspanning zoekende jonge ouders, explorerende muziekliefhebbers, regelmatige concertbezoekers (die digitaal minder vaardig zijn) en toeristische klassieke muziekliefhebbers. De commissie vindt het overtuigend dat Het Concertgebouw deze doelgroepen kent, en ziet dat ook terug in een helder basiscommunicatieplan per persona. Zij vindt het sterk dat de organisatie er ook verder op reflecteert. Het maakt voor de commissie duidelijk dat het nog niet naar tevredenheid lukt om ook met klassieke en breder klassieke programmering meer verschillende Amsterdammers te bereiken. Het Concertgebouw geeft aan 33% van het publiek in Amsterdam te bereiken, maar de commissie mist inzicht in de opbouw van dit lokale publiek.  Niemand herkent zich volledig in een persona, aldus Het Concertgebouw, omdat deze niets zegt over (culturele) afkomst, kleur, politieke voorkeur, gender, fysieke mogelijkheden of geaardheid. Aangezien Het Concertgebouw voor iedereen toegankelijk wil zijn en het percentage met nieuwe bezoekers wil laten stijgen tot 33%, zet de organisatie actief in op communicatie via doelgroepgerichte media en samenwerkingspartners. De content die Het Concertgebouw maakt, bevat een voor de doelgroep aansprekende beeldtaal. De database met gegevens over de nieuwe doelgroepen groeit, en Het Concertgebouw zegt daaraan steeds meer kennis over de doelgroepen te ontlenen. Optredende muzikanten die volgens de organisatie een nieuwe doelgroep kunnen bereiken, zoals countertenor Jakub Józef Orliński, cellist Sheku Kanneh-Mason en pianist en componist Fazil Say, worden ingezet om hun achterban te activeren met video’s en foto’s op hun socialmediakanalen. Voor deze doelgroep wordt ook gebruik gemaakt van slimme tools, zoals de online keuzehulp. De commissie vindt de aanpak getuigen van grote professionaliteit.

Ook de partners dragen volgens de commissie bij aan het bereiken van een nieuwe doelgroep. Zo komt SOUK - Amsterdam Arabic Festival tot stand in nauwe samenwerking met Stichting SOUK, het Nederlands Kamerorkest, Het Nationale Ballet, El Hizjra en Entrée. In het programma From Southeast With Love zegt Het Concertgebouw nauw samen te werken met Bijlmer Got Talent, OSCAM, Becoming You, Het Leerorkest, bedrijvenvereniging Zuidoost City en Untold. De komende periode wil Het Concertgebouw dit format ook in Nieuw-West toepassen, met andere partners. Op het gebied van educatie en participatie ziet de commissie eveneens vertrouwenwekkende partners. Met het Concertgebouworkest, Nederlands Philharmonisch Orkest en Amsterdam Sinfonietta is samenwerking op dit terrein vastgelegd in een convenant. Ook is Het Concertgebouw met een groot aantal muziekpartners verenigd in de Alliantie Muziekeducatie Amsterdam. Het Concertgebouw ontwikkelt educatieprojecten voor alle vormen van onderwijs: po, vo, mbo, hbo, wo en speciaal onderwijs. De commissie vindt deze brede benadering helpend bij het aanspreken van alle Amsterdammers, maar had het bereik per schoolvorm graag gespecifieerd gezien. 

Het Concertgebouw ligt in het centrum en alle activiteiten vinden plaats op deze locatie. Daarmee draagt Het Concertgebouw volgens de commissie niet bij aan spreiding van het culturele aanbod en het publieksbereik in Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Het Concertgebouw richt zich volledig op bezoek aan het gebouw zelf, dus in het centrum. Ook bij de educatieve projecten is de bedoeling dat kinderen een bezoek aan Het Concertgebouw brengen. De commissie vindt dat logisch gezien de rol die het gebouw speelt in de artistieke visie, maar stelt vast dat de organisatie daarmee geen bijdrage levert aan de spreiding zoals bedoeld in de regeling.

Diversiteit & inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.

Het Concertgebouw wil toegankelijk zijn voor zo veel mogelijk mensen en alle bezoekers een welkom gevoel geven. De organisatie kiest voor de focus op diversiteit in culturele achtergrond, omdat ze denkt hiermee het meest bij te dragen aan een inclusief huis. De commissie vindt dit een onderbouwde keuze, gezien het feit dat Het Concertgebouw er voor alle Amsterdammers wil zijn, en omdat hier op alle vlakken nog veel winst te behalen valt, niet alleen in het bereik maar ook in het aanbod en de organisatie. 

Eind 2020 heeft Het Concertgebouw doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie geformuleerd in het plan Concertgebouw Connects. Een van de doelstellingen was om binnen de eigen programmering twintig procent musici en dirigenten van kleur op het podium te brengen. Dat is volgens de aanvrager gelukt, met bijvoorbeeld Neojiba Orchestra en Chineke! Orchestra. De commissie vindt dat positief, maar constateert dat dit voor de bredere concertformules wel maar voor de klassieke programmering nog niet heeft geleid tot een diverser publiek. Ook de diversiteit binnen het medewerkersbestand is naar eigen zeggen nog niet op orde. De commissie vindt het positief dat er in 2022 een manager diversiteit & inclusie is aangesteld om dit proces te versnellen. Hoewel de commissie het aannemelijk vindt dat deze medewerker bijdraagt aan het vergroten van diversiteit en inclusie, is ze er niet van overtuigd dat de oplossing ligt bij één gespecialiseerde medewerker. 

De commissie ziet dat doelstellingen op de vier P’s voor de komende periode samenhangen met het beleid en de resultaten in afgelopen jaren. Wel vindt ze dat de doelstellingen met name wat betreft publiek en organisatie concreter of beter onderbouwd hadden kunnen zijn. Op gebied van programmering kiest Het Concertgebouw opnieuw voor twintig procent meer musici, componisten en dirigenten van kleur en voor meer vrouwelijke dirigenten en componisten, omdat die in de klassieke muziek ondervertegenwoordigd zijn. De doelstellingen op het gebied van publiek - 55% nieuwe bezoekers bij jazz en pop en 45% bij de klassieke programmering - vindt de commissie concreet en ambitieus maar onvoldoende onderbouwd. Bovendien geeft het plan weinig inzicht in de beoogde samenstelling van die nieuwe publieksgroepen en is het onduidelijk of toeristen daarin ook worden meegenomen. Op het gebied van personeel zijn de doelstellingen volgens de commissie minder concreet: de organisatie richt zich bijvoorbeeld op instroom en behoud van medewerkers met een biculturele achtergrond, maar zonder daarbij een duidelijk kwantitatief doel te stellen, en op het creëren van een veilige en inclusieve werkomgeving, maar zonder aan te geven waar de verbeterpunten op dat gebied liggen.

In de aanpak voor komende tijd, die ook gestoeld is op het speciale beleidsplan Concertgebouw Connects, heeft Het Concertgebouw veel aandacht voor de diversiteit van de programmering, die ook bijdraagt aan het bereiken van een divers samengesteld publiek. De commissie vindt dat dit op een overtuigende manier vorm krijgt in de series Concertgebouw Connects, film- en gamemuziek en pop & jazz. Onder deze noemers brengt Het Concertgebouw een brede range aan genres op het podium, waaronder ook R&B, soul, hiphop en gospel. De focus in de serie pop & jazz ligt de komende jaren op het Midden-Oosten, Suriname, de landen en eilanden van Caribisch Nederland, Turkije en India. Ook wil Het Concertgebouw met speciale programmering aansluiten bij cultureel diverse vier- en gedenkdagen zoals Koningsnacht en Keti Koti. De commissie denkt dat deze voornemens ook helpen om de doelstelling van twintig procent meer musici, componisten en dirigenten van kleur te behalen. Positief is de commissie ook over het voornemen om, samen met onder ander het Conservatorium van Amsterdam (Sweelinck Academie), B! Music School en het Leerorkest, te starten met een Pilot Talentbegeleiding. Deze is gericht op kinderen die minder toegang hebben tot goed muziekonderwijs, met een focus op kinderen met een biculturele achtergrond.

Een cultureel divers samengestelde doelgroep bereikt Het Concertgebouw met name met pop & jazz: Nieuwe Blik Terug (‘over vergeten zwarte componisten’), SOUK - Amsterdam Arabic Festival en Basement Sessions dragen daaraan bij. Uitgangspunten op het gebied van publiek en communicatie zijn helder, zoals meer diverse mediapartners, representatief en inclusief beeldmateriaal, maar missen hier en daar nog wat concretisering. Dat er aandacht is voor de representativiteit van het gebouw vindt de commissie mooi: het aanpassen van portretten in gangen en foyers zodat ze meer een afspiegeling zijn van de samenleving is een aansprekende keuze. Het zorgt ervoor dat mensen zich meer welkom voelen. De commissie vindt de samenwerking met roc’s in Amsterdam voor de werving van personeel potentieel interessant met het oog op stageplekken voor mbo-studenten met een biculturele achtergrond in Het Concertgebouw, maar mist in het plan een duiding van het doel van deze samenwerking. Over de hierboven al genoemde partners is de commissie positief, al mist zij de namen van potentieel nieuwe partners die zouden kunnen helpen bij de doelstellingen op het gebied van diversiteit en inclusie.  Met het oog op de doelstelling van het creëren van een veilige en inclusieve werkomgeving is taal volgens de commissie een belangrijk, maar in de aanpak onderbelicht aspect. Als Het Concertgebouw bijvoorbeeld spreekt over ‘toporkesten’ doelt het daarmee op orkesten die vanuit een westers(e) standpunt en visie tot de top gerekend worden. 

Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.

Het Concertgebouw heeft een op de meeste punten heldere en overtuigende visie op de bedrijfsvoering. Die komt met name voort uit de doelstelling dat het huidige management het gebouw, het artistieke programma en het educatieprogramma op een duurzame wijze en in topconditie wil doorgeven aan volgende generaties. Daarbij zijn ook in de bedrijfsvoering diversiteit en duurzaamheid kerndoelstellingen. Onder de verduurzaming van Het Concertgebouw verstaat de organisatie drie factoren: ecologische, maatschappelijke en bestuursmatige. De afgelopen jaren heeft Het Concertgebouw het eigen gebouw voor een deel kunnen verduurzamen. Onder maatschappelijke verduurzaming valt het diversiteitsbeleid (hierboven reeds besproken), de zorg voor een veilige werkomgeving en het uitvoeren van fair practice en fair pay. 

De fair pay is volgens de commissie overtuigend toegelicht: de organisatie hanteert (een arbeidsreglement met) een salarissysteem, dat is afgeleid van de cao die van toepassing is voor de Nederlandse podia. Deze handhaaft zij ook waar het gaat om de betaling van stagiaires en zzp’ers. Er is een pensioenregeling. 

Wat betreft de sociale veiligheid heeft Het Concertgebouw veel in huis: er is een interne gedragscode, er zijn drie bevoegde interne vertrouwenspersonen en er is via de arbodienst toegang tot externe vertrouwenspersonen. De organisatie is via de VSCD aangesloten bij Mores. Er wordt intern veel aandacht besteed aan de procedures rondom sociale veiligheid. De commissie vindt dit allemaal goed georganiseerd.  

Good governance is onderdeel van de bestuurlijke verduurzaming. Het Concertgebouw geeft aan de Governance Code Cultuur te volgen, waarbij ze aantekent dat de statuten een bestuur en een raad van commissarissen voorschrijven. Daarbij worden de principes van het raad-van-toezicht-model uit de code als uitgangspunt genomen. De commissie tekent aan dat het volgens het aftreedschema van de raad van commissarissen en de statuten van Het Concertgebouw mogelijk is om drie termijnen, met een maximale zittingstermijn van negen (en voor de voorzitter zelfs twaalf) lid te zijn. Dat is niet conform de Governance Code Cultuur; de commissie mist daar reflectie op. Ook wordt nergens toegelicht hoe de principes van de code uitwerking krijgen.  Het Concertgebouw benoemt uiteenlopende risico’s in het plan, van oorlog en een aanslag tot reputatieschade en het wegvallen van subsidies. Dat laat volgens de commissie zien dat er met veel rekening wordt gehouden en dat de organisatie een hoog risicobewustzijn heeft. Het plan bevat waar mogelijk beheersingsmaatregelen en/of scenario’s. Voor bijvoorbeeld personele uitval ligt de beheersing in een deugdelijk hr-beleid. De organisatie geeft ook aan dat niet voor alle mogelijke risico’s maatregelen en/of scenario’s kunnen worden uitgewerkt. De commissie vindt het plan op dit punt adequaat.

De commissie is kritisch over de realiteitszin en de uitvoerbaarheid van het plan. Zij vindt de uitgangspunten van de begroting helder en logisch, maar is van mening dat de exploitatie veel afhankelijkheden kent. De begroting is alleen op hoofdonderdelen opgesteld en de toelichting op de begroting omvat hoofdzakelijk het benoemen van de mutaties en slechts in beperkte mate een onderbouwing ervan. De exploitatie is met een budget van € 30 miljoen zodanig omvangrijk en omvat zoveel onderdelen, dat de commissie op basis van de ontvangen informatie niet goed kan beoordelen of deze passend en realistisch is. Wat de commissie ziet, is een uniform ingevuld format, waaruit niet blijkt hoeveel middelen naar bijvoorbeeld de vier soorten programmering gaan. De commissie is van mening dat zeker een organisatie van deze omvang en betekenis zich er bewust van zou moeten zijn dat een uitgebreide en inzichtelijke begroting noodzakelijk is voor het beoordelen van de plannen. 

De subsidie die Het Concertgebouw aanvraagt bij het AFK is geheel bedoeld voor de kosten van het meerjarenonderhoudsplan. De commissie stelt vast dat ook de bijlage bij het meerjarenonderhoudsplein die Het Concertgebouw daarvoor bij de aanvraag heeft aangeleverd, weinig inzichtelijk is. Het is niet duidelijk hoe actueel het plan is, omdat het niet is gedateerd. Het plan vermeldt ook niet expliciet wat de looptijd is, maar uit de documentnaam (Concertgebouw-NV-MOP-2025-2030.pdf) heeft de commissie gemeend af te kunnen leiden dat het gaat om zes jaar. Dat is kort, zeker als het gaat om zo’n complex monumentaal gebouw. Twintig of dertig jaar is daarvoor gangbaar en wenselijk. Het document geeft geen specificaties over onderhoudscycli, materiaalsoorten, elementen en kostenkengetallen. Omschrijving, handeling en kostenpost zijn wel zichtbaar, maar niet onderbouwd. Wel constateert de commissie dat de feitelijke jaarlijkse uitgaven aan het meerjarenonderhoud de laatste jaren in lijn waren met het aangeleverde plan.

De commissie beoordeelt de financieringsmix als passend en goed gespreid. Deze mix bestaat voor ruim de helft uit publieksinkomsten. Enerzijds is daarmee de afhankelijkheid van bijvoorbeeld subsidie relatief beperkt. Anderzijds is het grootste deel van de inkomsten onzeker, wat de organisatie mede gezien de balansposities kwetsbaar maakt. Stichting Het Concertgebouw Fonds is een belangrijke financier. De commissie is van mening dat het hier gaat om een gelieerde rechtspersoon in de zin van de subsidieregeling. Wel varen zowel Het Concertgebouw als Het Concertgebouw Fonds ieder hun eigen koers. Het Fonds bepaalt bijvoorbeeld zelf waar het geld aan uitgeeft en hoeveel vermogen het opbouwt. Het Fonds heeft als doel onder andere de ondersteuning van renovatieprojecten, muziekeducatieprojecten en specifieke programmering. In 2021 ontving Het Concertgebouw van dit fonds circa € 1,5 miljoen en in 2022 een kleine € 3 miljoen voor zowel investeringen als projecten. De verhouding met Het Concertgebouw Fonds is volgens de commissie complex en verstrekkend. Deze is bovendien binnen het bestek van de behandeling van de aanvraag niet uitputtend te bevragen. Daarvoor zou direct contact met Het Concertgebouw en Het Concertgebouw Fonds nodig zijn, wat de tenderprocedure niet toestaat. De commissie is van mening dat deze verhouding wel nadrukkelijk aandacht vraagt met het oog op de toekomst. De commissie beoordeelt de eigen vermogenspositie van Het Concertgebouw als mager. De organisatie kan met de beschikbare buffer een daling van de inkomsten maar beperkt opvangen als daarbij de lasten niet dalen. Daarbij zijn de vlottende activa, rekening houdend met het reserveren van middelen om de voorzieningen te dekken, volgens de commissie net niet voldoende om de kortlopende schulden te dekken. Per saldo vormen de balansposities volgens de commissie een uitermate smalle basis om de activiteiten in de planperiode te kunnen uitvoeren.

Conclusie

De commissie adviseert op grond van bovenstaande overwegingen de aanvraag van Het Concertgebouw te honoreren met het gevraagde bedrag van € 1.105.000 per jaar.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Podia voor Podiumkunsten en Debat.