Veem House for Performance
Inleiding
Veem House for Performance (Veem) produceert en coproduceert werk van nieuwe (internationale) makers in dans, performance en mime. Veem wil als huis voor innovatieve ontwikkeling de grenzen van de disciplines bevragen en oprekken. Bij Veem kan kennis gemaakt worden met sterk geëngageerde makers uit binnen- en buitenland, met andere verhalen en nieuwe dansvormen. Het werk begint meestal vanuit het lichaam, maar de aard van een voorstelling staat vooraf niet vast. Veem creëert telkens een geschikte context om het werk in te presenteren.
De plannen van Veem voor de periode 2021-2024 bevatten een viertal onderdelen; produceren en talentontwikkeling, presentatie en vervolgens discours, research en development en tenslotte interactie en publieksontwikkeling.
Veem geeft tijd, aandacht en ruimte aan onderzoek, verkenning en experiment en biedt ruimte voor duurzame ontwikkeling van makers. De organisatie heeft tevens een productiefunctie en toont vooral voorstellingen die nieuwe perspectieven bieden op bestaande thema’s. Alternatieve manieren van organiseren en produceren van een organisatie met een ontwikkelprogramma en een presentatiefunctie worden onderzocht.
Veem wil publiek met uiteenlopende achtergronden bij de ontwikkeling van kunst
betrekken en ruimte bieden voor meerstemmigheid. Daartoe worden verbindingen tot stand gebracht met partners uit de buurt, het Amsterdamse, Nederlandse en
Europese culturele veld en andere maatschappelijke sectoren.
Veem werkt in het nieuwe netwerk van instellingen GREENHOUSE samen met Nicole Beutler Projects, Keren Levi|Neverlike, BAU en Boogaerdt/VanderSchoot.
Veem House for Performance ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van € 190.966 per jaar (incl. indexatie 2020).
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld
€ 335.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.
Het artistieke plan van Veem heeft volgens de commissie een herkenbare artistieke signatuur, waarbij radicaal wordt gekozen voor tijd, aandacht en ruimte voor het experiment binnen het veld van performance, dans en mime. Deze missie is in het ondernemingsplan gevat in een aantal aansprekende uitgangspunten, waaronder het bieden van nieuwe perspectieven op bestaande thema’s in de kunst, ruimte geven aan meerstemmigheid, alternatieve manieren van produceren en presenteren, verbindingen met de stad en duurzame ontwikkeling van makers. Veem maakt daarbij een consequente keuze voor een vorm van talentontwikkeling waarbij de uitkomsten bewust niet vooraf geduid worden, gericht op innovatie en het gebruik van nieuwe methodieken.
De commissie vindt de plannen voor komende periode die als uitwerking van deze uitgangspunten worden gepresenteerd, tot de verbeelding spreken, al blijven ze nog wat abstract. De vertaling van de verschillende uitgangspunten naar de genoemde activiteiten en makers waaraan Veem zich wil verbinden is daardoor niet logisch te herleiden, waardoor de commissie de voorgenomen activiteiten minder aansprekend vindt.
De in het plan genoemde Huiskunstenaars vindt de commissie origineel. Het zijn jonge makers met een eigen signatuur in het verbindend werken met diverse disciplines.
De samenwerking binnen GREENHOUSE, waarbij Veem de belangrijkste producent en aanjager is, vindt de commissie een prikkelend model. In dit model neemt het veld zelf verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling voor autonome makers op artistiek, productioneel en zakelijk vlak en op het gebied van publieksontwikkeling. Dit initiatief past ook goed bij de artistieke eigenheid van Veem in het zoeken naar nieuwe vormen van onderzoek en presentatie.
De commissie vindt de artistieke betekenis overtuigend die Veem heeft voor de makers waar de organisatie zich op richt. Veem wil een plek zijn voor interdisciplinair werkende, vaak onafhankelijke nieuwe makers, die experimenteren met hun bewegingstaal. De commissie is van mening dat de activiteiten, of het nu gaat om co-curatorschap, het veld deelgenoot maken van het maakproces of het verbreden van het netwerk, alle ten dienste staan van de makers en aansluiten bij de behoeften die de commissie in dit brede performance veld ziet. Uit de activiteiten blijkt dat duurzaam in de makers wordt geïnvesteerd. Zo zijn er driejarige trajecten voor de Huiskunstenaars en binnen GREENHOUSE is er veel ruimte voor reflectie op de eigen werkpraktijk. De methodiek die wordt gehanteerd voor de begeleiding van de makers binnen GREENHOUSE vindt de commissie niet terug in het plan. Dit had inzicht kunnen geven in de wijze waarop de beoogde ontwikkeling van de makers wordt bestendigd en ten goede komt aan doorstroom in het werkveld. De commissie heeft echter vertrouwen dat het groeimodel van GREENHOUSE een verbindende rol kan vervullen voor autonome makers in een interdisciplinair werkend veld. Dit komt met name door de fluïde werkwijze die wordt aangepast op de behoeften van de makers en door de continue uitwisseling tussen makers.
Hoe de artistieke uitgangspunten en activiteiten in relatie staan tot het publiek dat de activiteiten komt bezoeken, is minder duidelijk. Veem geeft wel aan publiek te willen betrekken bij de ontwikkeling van kunst en de kunstenaars, maar dit lijkt nu vooral iets op te leveren voor de makers. Veem reflecteert niet op wat het publiek daarbij zelf aan artistieke betekenis wordt gegeven.
De artistieke ontwikkeling van Veem als organisatie komt volgens de commissie helder uit het plan naar voren. Veem blikt terug hoe de organisatie haar artistieke missie van duurzame talentontwikkeling overeind wilde houden met de radicale transformatie in 2017 naar het 100 Dagen Huis, waarbij Veem in een periode van 100 dagen aaneen programmeerde. In het 10X10 dagen programmamodel dat daarop volgde, is ingezet op meer continuïteit voor talentontwikkeling. Het werken met co-curatoren en duidelijke cycli voor de makers dat in de komende periode wordt ingezet komt voort uit de hier opgedane ervaring. Het plan voor GREENHOUSE is eveneens vertaald in activiteiten met de focus op duurzame talentontwikkeling van een duidelijk segment van makers.
De artistieke ontwikkeling van de co-curatoren zal mede bepalend zijn voor de artistieke ontwikkeling van Veem als plek voor performancekunst. Buiten dat het plan stelt dat de co-curatoren de kaders en doelstellingen van Veem hanteren, is de artistieke ontwikkeling van de co-curatoren niet gevat in heldere uitgangspunten of onderzoeksvragen, die zicht geven op wat de output van hen zal zijn. De commissie vindt dit op zichzelf passend bij de ambitie van Veem om ruimte aan het experiment te geven. De commissie mist wel zicht op een langere artistieke ontwikkellijn. Reflectie op de wijze waarop Veem de afgelopen jaren de grenzen van de disciplines heeft bevraagd en opgerekt, en de resultaten die het voor de makers op langere termijn heeft opgeleverd, had daaraan kunnen bijdragen.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De commissie vindt dat Veem zich in de eerste plaats verbindt met de stedelijke samenleving door de wijze waarop de organisatie de dialoog tussen makers, samenwerkingspartners en publiek centraal stelt en in huis faciliteert. Daarvoor worden programma’s ontwikkeld die inspelen op actuele grootstedelijke thema’s als ongelijkheid, het klimaat en diversiteit. Veem wil naar eigen zeggen een vrijplaats zijn voor een specifiek artistiek discours binnen de podiumkunsten, een artistiek en politiek buurthuis, en spreekt daarbij voornamelijk vakgenoten en kunstvakstudenten aan.
In de afgelopen periode heeft Veem stappen gezet, die naar eigen zeggen veel tijd en investering kosten, om de band met de directe lokale omgeving te verstevigen. In de komende periode wordt dit geïntensiveerd om meerstemmigheid te creëren, passend bij de band die de organisatie wil smeden tussen het lokale en het internationale netwerk. De outreach-programma’s Audience/City/Context, en het interactieprogramma met de Veem Huis Diners door de kunstenaars van MOHA en de bewegingsklassen zijn hiervan concrete voorbeelden en nodigen de buurt uit deelgenoot te zijn van Veem. De MOHA kunstenaars, hebben ervaring en waren eerder succesvol met buurtinitiatieven. De commissie vindt het daarmee overtuigend dat via deze samenwerking verbinding met de bewoners in de buurt wordt aangegaan, al is het nog erg kleinschalig.
Veem draagt in de ogen van de commissie op redelijke wijze bij aan de spreiding van het aanbod en publiek in de stad. Door de vestiging van Veem in de Zeeheldenbuurt, vinden de meeste activiteiten daar, buiten Centrum en Zuid plaats. Doordat Veem verschillende activiteiten ontplooit om de buurt te betrekken zal ook veel van het publiek afkomstig zijn uit deze buurt. In de samenwerkingen in het MOHA-project, met Stichting IJ Producties en mogelijk CBK Zuidoost, zijn er tevens voornemens om West, Noord en Zuidoost met elkaar te verbinden, hetgeen de commissie veelbelovend vindt. Dit is in het plan nog niet geconcretiseerd, zodat de commissie zich geen beeld kan vormen of de aanpak hiervoor overtuigend is.
Veem heeft als eigen accent gekozen voor het thema Wereldstad. Veem wil een band smeden tussen de lokale omgeving en haar internationale netwerk en benoemt dit met de term glocaliteit. De commissie vindt dit prikkelend, al had deze term verdere invulling mogen krijgen. De internationale uitwisseling is duidelijk onderdeel van de kerntaak van Veem, waardoor de aansluiting bij dit thema overtuigend is en passend bij de activiteiten. Veem geeft onder meer invulling aan het thema door internationale samenwerkingsverbanden als Life Long Burning Network, waarin ze initiatieven en makers de ruimte geven gebruik te maken van hun faciliteiten. Uit het plan spreekt een duidelijke visie op het belang voor de stad van de functie van Veem als internationaal georiënteerd platform. Veem geeft daarbij een oprecht betoog over de kracht en noodzaak van kunst in een wereldstad. De commissie had dit echter graag meer geconcretiseerd gezien in het benoemen van resultaten of passende activiteiten. De commissie vindt het echter een relevante ambitie dat Veem zich in wil zetten voor de aansluiting van dans-/performance-/mimetalent met de wereldtop en zo bij wil dragen aan de internationale profilering van Amsterdam.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als goed.
Het plan vindt de commissie realistisch en uitvoerbaar wat betreft organisatie en vakmanschap. Veem kan bouwen op een vakkundig kernteam. In het plan is duidelijk uiteengezet welke expertise er nodig is voor de uitvoering van de plannen, waardoor de gewenste opschaling goed is onderbouwd. Ook voor het nieuwe netwerk GREENHOUSE biedt het plan een duidelijke vertaling van het programma naar de benodigde functies, instellingen en partners op het gebied van productie, marketing en artistieke coördinatie die voor de uitvoering van de plannen nog nodig zijn. De commissie vindt dat dit netwerk er ook toe bij kan dragen dat er, buiten de Huiskunstenaars, meer draagvlak wordt gecreëerd voor talentontwikkeling binnen het interdisciplinaire werkveld. Daarbij had de commissie wel meer willen lezen over de wijze waarop selectie van makers plaatsvindt, hoe hun begeleiding is georganiseerd en hoe kennisoverdracht wordt gerealiseerd, om te kunnen beoordelen met welke werkwijze Veem de functie van een breder georiënteerde ontwikkelplek op zich gaat nemen.
De bedrijfsvoering van Veem geeft volgens de commissie voldoende basis om de plannen voor komende periode te kunnen realiseren en de organisatie effectief te laten functioneren. Met de keuze voor het 100 Dagen Huis heeft Veem uit financiële noodzaak een rigoureuze stap gezet om de kern van het programma van Veem afgelopen periode te handhaven, waarbij voor kwaliteit is gekozen zonder concessies te doen aan fair practice eisen. De huidige financiële positie van Veem is stabiel en kent een redelijk goede balanspositie, met enige reserves om risico’s op te kunnen vangen. Er is een goed onderbouwde visie op een duurzame, structureel opererende organisatie, met fair practice hoog in het vaandel. Het plan geeft volgens de commissie goed zicht op organisatorische en artistieke risico's. Het totale programma bestaat uit onderdelen zonder onderlinge afhankelijkheid, waardoor er weinig risico is voor het realiseren van de afzonderlijke plannen; er kan bij tegenvallende financiële resultaten een duidelijke prioritering worden aangebracht.
De commissie vindt de begroting aan de kostenkant passend bij de plannen voor de komende periode en zeer inzichtelijk. Er is duidelijk onderbouwd waarom Veem de ambitie heeft, na het 100 Dagen Huis en het 10x10 programma, om gedurende het gehele jaar open te zijn en daarom hetzelfde subsidiebedrag per jaar aanvraagt als het aangevraagde, maar destijds niet volledig toegekende, bedrag voor de periode 2017-2020. Bovendien heeft Veem in het plan voorbeelden benoemd van investeringen die ze de komende periode wil doen: in onder meer fair pay en duurzaamheid voor de organisatie en de Huiskunstenaars, de activiteiten binnen GREENHOUSE en de inzet op marketing en publiekswerking. Duidelijk is weergegeven hoe de verschillende samenwerkingspartijen bijdragen in het netwerk GREENHOUSE.
Aan de inkomstenkant van de begroting is de commissie minder overtuigd van het realisme. De commissie vindt de financieringsmix eenzijdig. De realisatie van de begroting is grotendeels afhankelijk van publieke subsidies met een hogere subsidievraag bij het AFK en een forse gevraagde bijdrage voor een plek als landelijke BIS-ontwikkelinstelling. Bovendien is de commissie er niet van overtuigd dat de publieksinkomsten die begroot zijn, haalbaar zijn. Ze vindt deze, gezien het feit dat Veem afgelopen periode niet het hele jaar door zichtbaar was, nogal ambitieus ten opzichte van voorgaande periode en in het licht van het nog moeten bestendigen van de nieuwe plannen. In het licht van zowel de grote afhankelijkheid van publieke subsidies en de kwetsbaarheid van de begrote publieksinkomsten, is de commissie van mening dat Veem zich ook meer zou moeten inzetten voor het versterken van private inkomsten, bijvoorbeeld uit private fondsen.
Het marketingplan acht de commissie realistisch en passend om het beoogde publiek te bereiken. Veem heeft voor de beoogde doelgroepen, van vakgenoten, professionals en kunststudenten, tot de buurt en nieuw publiek, een duidelijke analyse weergegeven op basis van data-analyse en publieksonderzoek. De insteek van de marketingstrategie is goed terug te herleiden tot deze doelgroepomschrijvingen. Daarnaast maakt Veem ruimte voor tussentijdse reflectie op de effectiviteit van de marketingstrategie voor de publieksontwikkeling. De commissie vindt het daarbij sterk dat Veem de komende periode inzet op web- en data-analyse. De commissie verwacht dat dit in combinatie met de inhoudelijke content effectief zal zijn om een beperkt maar betrokken publiek te genereren.
De diverse marketingtools worden heel gericht ingezet en de media en samenwerkingspartners die worden ingezet, waaronder DasMag, We are public en Julidans zijn volgens de commissie bij de doelgroepen passende keuzes. Met het Audiance/City/Context-programma wordt onderzocht wat onder de publieksgroepen van Veem leeft, waarbij een redactie op zoek gaat naar relevante thema’s en vraagstukken. Dat maakt inhoudelijke programma’s op maat mogelijk. De commissie vindt de beoogde marketing door de participatieve aanpak zeer uitnodigend.
Diversiteit en inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.
Het plan van Veem House for Performance draagt naar oordeel van de commissie in artistieke zin bij aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. Dit komt vooral voort uit de brede internationale scene van makers waarmee gewerkt wordt, die veelal ook maatschappelijk geëngageerd zijn. Met de keuze voor Huiskunstenaar Paula Chaves wordt bijvoorbeeld een maker betrokken die in haar thematiek commentaar levert op de westerse samenleving. De bij Veem werkende en presenterende makers behandelen grootstedelijke thema’s en actuele onderwerpen vanuit hun thuislanden. Daarbij maken ze verbinding tussen het internationale en lokale, waarbij ze laten zien hoe zij tussen twee culturen bewegen. De activiteiten in Veem leveren zo ook een bijdrage aan een interculturele dialoog op artistiek niveau.
De commissie vindt dat Veem een bijdrage levert aan het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek, voor zover het de achterban van de internationale makers betreft. De tweetaligheid in de communicatie is daar volgens de commissie ook een uiting van. Veem wil in de komende periode het interactieprogramma van onder meer bewegingsklassen, Veem Huis Diners en Open Studio uitbreiden en bestendigen. Zo wil men ook cultureel diverse wijkbewoners deelgenoot maken van het Veem als huis. De commissie vindt de schaal hiervan nog klein. Ondanks dat de commissie ziet dat de organisatie hier tijd en aandacht aan besteedt, is niet duidelijk in hoeverre dit programma daadwerkelijk uitnodigend is voor de buurt. De commissie vindt dat een effectief plan voor het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek in dit opzicht nog ontbreekt.
Veem benoemt dat de organisatie ernaar streeft dat het publiek zich weerspiegeld ziet in de organisatie en het programma van Veem. De organisatie heeft echter geen uitgesproken visie op of overtuigend plan voor cultureel divers personeelsbestand of bestuur. De commissie vindt een actievere houding daarin passend, temeer daar Veem de komende periode meer zichtbaar wil zijn in de wijk.
Conclusie
De commissie ziet in het plan onderbouwing voor een substantieel hogere gevraagde subsidie dan het toegekende bedrag in voorgaande periode, om de zichtbaarheid van Veem House for Performance gedurende het hele jaar te vergroten. Ze ondersteunt ook het nieuwe initiatief GREENHOUSE daarbij.
Het totale aan het AFK aangevraagde subsidiebedrag vindt de commissie echter niet proportioneel in het licht van het totaal beschikbare budget binnen de discipline dans.
De commissie oordeelt dat de financieringsmix in de begroting van Veem niet evenwichtig is, waarin het gevraagde subsidiebedrag aan het AFK hoog is in verhouding tot de andere inkomsten. De toename van de gevraagde subsidie is daarnaast niet in verhouding met de groei in kernactiviteit talentontwikkeling in het geheel van de activiteiten in komende periode.
De commissie adviseert daarom de aanvraag van Veem House for Performance gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 270.000 per jaar.
Van dit subsidiebedrag is, overeenkomstig de begroting op dit onderdeel, een bedrag van
€ 45.000 geoormerkt voor de realisatie van de activiteiten van Veem binnen de netwerkorganisatie GREENHOUSE.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Dans.
Daarbij is mede gebruik gemaakt van een co-advies van de adviescommissie Theater.