Stichting Samenleving en Kunst Amsterdam

Cultuureducatie
Aangevraagd: € 35.000
Toegekend: € 0

Inleiding

Stichting Samenleving en Kunst Amsterdam (SSKA) realiseert cultureel-literaire projecten voor leerlingen die zelden of nooit met cultuur en letteren in aanraking komen. Met het evenement Stap op de Rode Loper! richt de stichting zich op vmbo’ers in de bovenbouw met een basis/kader/theoretische leerweg. SSKA maakt voor iedere groep op maat een programma, rekening houdend met achtergrond en niveau. Komende periode breidt het project Stap op de Rode Loper! uit naar meer steden. Naast Amsterdam, Groningen en Eindhoven, zullen Utrecht en Zwolle participeren. De projectonderdelen van Stap op de Rode Loper! zijn in ontwikkeling: het evenement met workshops, opdrachten en ontmoetingen met schrijvers, de klassikale voorbereiding daarop met Het Boek van de Schrijvers (met schrijversportretten, tekstfragmenten en opdrachten) en het vervolgtraject met Het Docentenboek (met onder meer lesideeën en kant-en-klaar lesmateriaal) als leidraad. 

In 2021-2024 zal met name het vervolgtraject worden verbeterd, geïntensiveerd en uitgebreid. Daarnaast zal onder meer het aanbod workshops en theatervoorstellingen worden uitgebreid en verbreed, waarbij diversiteit voorop staat. 
SSKA wil het aantal culturele locaties waar evenementen plaatsvinden uitbreiden, waardoor meer leerlingen aan Stap op de Rode Loper! kunnen deelnemen. Verder wil de organisatie het bereik van het project vergroten door vmbo-scholen die niet aan het project deelnemen de educatieve uitgaven ter beschikking te stellen. 

Stichting Samenleving & Kunst Amsterdam ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020. 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld 
€ 35.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.
Op basis van het plan vindt de commissie de artistieke eigenheid beperkt. SSKA werkt vanuit een algemeen geformuleerde missie: dat ieder mens het verdient om deel te kunnen nemen aan de samenleving en dat dit niet kan zonder lezen en schrijven. De commissie onderschrijft het belang van leesbevordering maar zij vindt de activiteiten niet verrassend of prikkelend genoeg om van voldoende artistieke eigenheid te spreken. De onderdelen tijdens het evenement en het lesmateriaal vooraf en erna in de klas, zijn hiervoor te weinig uitgewerkt. Het was van meerwaarde geweest wanneer in het plan de artistieke uitwerking was beschreven van bijvoorbeeld schrijfopdrachten, of het maken van een filmpje, opstel of gedicht. De directe ontmoeting met schrijvers vindt de commissie wel aansprekend, evenals de mogelijkheid tot een Skype-gesprek met auteurs in de klas. De commissie ziet geen artistieke meerwaarde in de keuzes voor een locatie, vaak een groot museum in stadsdeel Centrum, omdat dit geen inhoudelijke motivatie krijgt en er weinig interactie met de programmering of tentoonstellingen aldaar beschreven wordt. 

De commissie vindt de artistieke betekenis voor het beoogde publiek beperkt. De inzet specifiek op vmbo is sympathiek, maar de commissie vindt de visie op de doelgroep die aan de plannen ten grondslag ligt, niet overtuigend. SSKA benadert de vmbo-doelgroep eenzijdig: een groot deel heeft een migratieachtergrond of anderszins een achterstand, stelt het plan. De organisatie benoemt vervolgens weinig kwaliteiten van de doelgroep noch manieren om hun kansen in de samenleving te vergroten. Het artistieke plan sluit gedeeltelijk aan op de doelgroep, meent de commissie. Het plan zou naar verwachting wel aansprekend kunnen zijn, omdat er met young adult schrijvers gewerkt wordt die de leefwereld van jongeren centraal stellen in hun repertoire, maar het plan geeft weinig uitgewerkte voorbeelden van thema’s of verhalen die behandeld worden. Sommige werkvormen, zoals striptekenen of rapteksten schrijven kunnen aansprekend zijn voor het beoogde publiek. Maar hier mist de commissie onderbouwing van keuzes en inhoudelijke invulling van de gekozen werkvormen om voldoende inzicht in de culturele interesse van de doelgroep uit af te leiden. Ook biedt het projectmatige plan geen impact op de lange termijn, vindt de commissie. Zo is er bijvoorbeeld geen doorlopende leerlijn ontwikkeld en geen differentiatie tussen de verschillende niveaus in het vmbo. 

De stichting toont in het plan weinig artistieke ontwikkeling. Er is sprake van reflectie op voorgaande periode, maar hierin belicht de organisatie vooral de groei en de successen zonder te reflecteren op bijvoorbeeld wijzigingen in het aanbod. Het is positief dat de stichting bijna alle deelnemende scholen bezoekt en evaluerende gesprekken voert met docenten en leerkrachten. Maar uit het plan blijkt vervolgens niet hoe het aanbod verbeterd wordt en meer op behoeftes van scholen in speelt. De stichting biedt ontwikkelmogelijkheden voor betrokkenen, zoals training voor de vrijwilligers en cursussen voor de medewerkers. Of dit op educatief of kunstzinnig vlak is, wordt niet duidelijk uit het plan. 


Belang voor de stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak. 
De commissie ziet beperkte verbinding met de stedelijke samenleving in het plan. SSKA richt zich met haar activiteiten specifiek op vmbo-leerlingen, dat vindt de commissie positief. Voor de uitvoering van het programma wordt er samengewerkt met veel vrijwilligers. De commissie ziet in het plan geen verbinding met maatschappelijke organisaties, terwijl de activiteiten hier thematisch wel aanleiding toe zouden kunnen bieden. Bijvoorbeeld de Human Library, waar leerlingen in aanraking komen met persoonlijke ervaringen van onder meer een vluchteling of ex-gedetineerde. 

De commissie vindt dat het plan van SSKA weinig bijdraagt aan stedelijke spreiding van het cultuuraanbod en het publieksbereik daarvan. Activiteiten vinden plaats in een culturele instelling die vaak in stadsdeel Centrum ligt, zoals NEMO of het Scheepvaartmuseum. Het voor- en natraject vindt plaats op scholen, die zijn verspreid door de stad. De commissie vindt dat motivatie voor stadsdelen in het plan ontbreekt, de spreiding is afhankelijk van de locaties van scholen en culturele instellingen. 

De organisatie heeft gekozen voor het thema Leefbare stad. De commissie vindt het thema passend bij SSKA, omdat de op literatuur gerichte activiteiten zouden kunnen bijdragen aan het verruimen van het blikveld van deelnemers en ontmoeting met nieuwe perspectieven, om zo vraagstukken rond sociale cohesie bespreekbaar te maken. De young adult literatuur biedt daar volgens de commissie aanknopingspunten toe. Maar het thema Leefbare Stad is in de paar zinnen die de organisatie eraan wijdt, niet overtuigend uitgewerkt. De commissie had hierin meer voorbeelden verwacht van uitgewerkte activiteiten of van te bespreken thematieken.


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
Het plan van SSKA is in de ogen van de commissie weinig realistisch en uitvoerbaar. Op basis van eerder succesvol uitgevoerde activiteiten verwacht de commissie dat er bij SSKA voldoende productionele vaardigheden in huis zijn. De commissie vindt de artistieke kwaliteit van de betrokken auteurs goed, maar is minder overtuigd van het artistieke vakmanschap van de organisatie. Dit is vanwege het beperkt uitgewerkte plan, waaronder de workshops op het evenement en het lesmateriaal voor in de klas. Bovendien hangt de kwaliteit van het voor- en natraject op scholen af van de inzet van docenten, waarvan de stichting juist benoemt dat zij de leerlingen onvoldoende enthousiast zouden weten te maken voor literatuur.
SSKA is een kleine organisatie en wil groeien in bereik en aantal activiteiten. Ook worden nieuwe activiteiten ontwikkeld of bestaande verdiept. De commissie vindt de omvang van de organisatie op dit moment niet passend bij de beoogde uitbreiding van activiteiten. Ook de taakverdeling wordt de commissie uit het plan niet helder, bijvoorbeeld hoe de vrijwilligers (ongeveer vijftig per evenement) worden aangestuurd of geworven. Dit geeft de commissie weinig vertrouwen dat de activiteiten de komende jaren kunnen worden gerealiseerd. 

De organisatie heeft in beperkte mate een gezonde bedrijfsvoering als basis om zowel de beoogde voornemens ten uitvoer te brengen als de organisatie op termijn te laten functioneren. Zelf heeft de organisatie weinig inzicht in risico’s gegeven: de commissie constateert een aantal onafgedekte risico’s in de bedrijfsvoering. SSKA heeft geen stevige financiële basis en is beperkt in staat om op korte termijn aan betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Ook de beperkte reservepositie is risicovol. Deze bouwt de organisatie niet op, mede door de projectmatig ingestoken bedrijfsvoering. De organisatie is niet ingesteld op een financieel risico, terwijl de commissie bijvoorbeeld verwacht dat de projectmatige subsidietoekenningen een keer weg kunnen vallen. Bij lager uitvallende subsidiëring stelt de stichting niet in te boeten op artistieke kwaliteit van de programmering maar op inhuur van krachten. Met het op deze manier afwenden van het ene risico dienen zich, volgens de commissie, meteen andere risico’s aan omtrent werkdruk en continuïteit van de organisatie. 

In de ogen van de commissie is de begroting weinig realistisch en passend. De instelling toont zich tot dusver erg succesvol in het jaarlijks of tweejaarlijks werven van private fondsen. De begroting leunt hier sterk op maar de commissie verwacht dat dit op lange termijn niet realistisch is. Daarnaast vindt de commissie de bijdrage per leerling laag, de stichting zou meer inkomsten vanuit scholen kunnen genereren. Dit maakt de mix van inkomsten in de begroting weinig evenwichtig. Wat de kosten betreft vindt de commissie de begroting eveneens niet realistisch. De stichting ambieert groei: de kosten voor onder meer programmering stijgen licht. De begroting specificeert echter niet hoeveel en welke activiteiten er voor een bepaald bedrag gerealiseerd kunnen worden. Dit overtuigt de commissie er dus niet van dat deze kosten passend zouden zijn. Daarnaast vindt de commissie de kosten voor personeel niet onderbouwd. Er is sprake van een post personele ondersteuning, naast arbeidsuren binnen kosten voor activiteiten. Het is niet inzichtelijk gemaakt hoe de kosten zijn verdeeld over verschillende functies of waarop tarieven voor bijvoorbeeld schrijvers of uitvoerenden van workshops zijn gebaseerd. 

De commissie vindt het marketingplan erg beknopt, en weinig realistisch en passend om het beoogde publiek te bereiken. De stichting specificeert in het plan geen andere doelgroep dan vmbo-scholen, en stelt dat actieve werving niet meer nodig is omdat scholen zichzelf aanmelden. Die worden bereikt via mond-tot-mondreclame, free publicity in landelijke media en via communicatiekanalen van partnerinstellingen. Dat vindt de commissie passend. Zij erkent het landelijke bereik van de organisatie. SSKA is er afgelopen periode in geslaagd om bekendheid te genereren voor haar project via verschillende landelijke media (krant en radio) en via partners als openbare bibliotheken. Maar de commissie is er niet van overtuigd dat juist die scholen, die het beste bij de missie van de organisatie passen, zich uit zichzelf zullen aanmelden, zoals scholen met veel leerlingen met een taalachterstand of scholen waar een leescultuur ontbreekt. 


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende. 
Het plan draagt in artistieke zin bij aan culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. De stichting benoemt het belang van herkenbaarheid en representatie bij de cultureel diverse doelgroep. Zij maakt hier in de ogen van de commissie goede keuzes door schrijvers zoals Khalid Boudou, Mano Bouzamour of Özcan Akyol in de activiteiten te betrekken. In de gekozen kunstvormen voor de verschillende workshops tijdens het evenement ziet de commissie onder meer rap en hiphop. Dit zou kunnen bijdragen aan een divers aanbod, maar de commissie mist inhoudelijke uitwerking om hier volledig overtuigd van te zijn.

SSKA draagt afdoende bij aan het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek. De stichting richt zich expliciet op Amsterdamse vmbo-leerlingen, waardoor volgens de commissie een cultureel divers samengesteld publiek wordt bereikt. De aanpak is realistisch, leerlingen worden via hun scholen bereikt. De commissie vindt de keus voor deze doelgroep onderbouwd. De stichting richt zich op vmbo’ers vanuit de ambitie tot leesbevordering voor jongeren met een migratieachtergrond en taalachterstand en die niet of nauwelijks met cultuur in aanraking komen. Ook zijn de in het plan genoemde auteurs zoals Murat Isik of Asis Aynan volgens de commissie aansprekend voor de doelgroep.

De visie van de organisatie op - en plannen voor - culturele diversiteit van het personeelsbestand en bestuur/toezicht, overtuigen de commissie maar in beperkte mate. De stichting beschrijft weliswaar het belang van diversiteit in het personeelsbestand vanuit het oogpunt van representatie en zij ambieert de culturele diversiteit in de samenstelling van freelancers en vrijwilligers verder te vergroten. Maar in het plan staat niets over de wijze waarop SSKA nieuwe medewerkers gaat werven. De commissie is daardoor niet overtuigd van het plan. De stichting gaat ook niet in op de diversiteit in het bestuur. De commissie vindt dat hier verbetermogelijkheden zijn omdat het bestuur volgens het plan de komende jaren wordt uitgebreid. Een belemmerende factor is de aanstelling voor onbepaalde tijd van de drie zittende leden, wat bovendien in strijd is met de Governance Code Cultuur die de stichting zegt na te leven.


Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van Stichting Samenleving en Kunst Amsterdam niet te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Cultuureducatie.