Museum Het Rembrandthuis

Erfgoed
Aangevraagd: € 950.000
Toegekend: € 760.000

Inleiding

Museum Het Rembrandthuis wil dat mensen zich kunnen identificeren met het leven, de persoon en de atelierpraktijk van Rembrandt en diens omgeving. Het geeft inzicht in de levensstijl en bedrijfsvoering van de schilder in de periode waarin het hem en de stad voor de wind ging. Het museum behoort tot de best bezochte musea van Amsterdam. 
In 2021-2024 streeft het Rembrandthuis naar een grotere impact op maatschappelijk, museaal en kunsthistorisch terrein. Het wil zijn rol in het Rembrandtonderzoek versterken, onder meer door het (online) Kennispodium Rembrandt. Het museum richt zijn onderzoek op Rembrandts leven in Amsterdam, zijn werkwijze, atelierpraktijk, leerlingen en invloed op latere kunstenaars. De programmering is gericht op Rembrandts leven als mens en maker. Het programma besteedt afwisselend aandacht aan oude kunst, educatie, de eigen etsencollectie en hedendaagse kunst. Met de projecten op het gebied van hedendaagse kunst wil het museum eigenzinnigheid en engagement stimuleren en uitnodigen tot reflectie op Rembrandts werk. 
Het museum verwacht dat het aantal bezoekers stijgt tot gemiddeld 300.000 per jaar in 2024, waarvan een derde uit Nederland komt. Het Amsterdamse publiek is idealiter net zo divers als de Amsterdamse samenleving. De groei van het publieksbereik maakt een ingrijpende renovatie noodzakelijk. Die wordt aangegrepen om de museale inrichting te vernieuwen en daarbinnen plaats te maken voor verschillende perspectieven op Rembrandt en diens tijd, die niet voor iedereen een gouden eeuw was. De renovatie impliceert een half jaar sluiting in 2022. Tijdens die periode wil het museum met een reizende tentoonstelling naar het buitenland en met een pop-up Rembrandthuis de wijken in gaan. Educatieve programma’s worden tijdens en na de verbouwing op scholen aangeboden.

Het Rembrandthuis ontvangt een vierjarige subsidie 2017-2020 binnen het Kunstenplan van gemiddeld € 940.510 per jaar (incl. indexatie 2020). 
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage aan van gemiddeld € 950.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als goed.
De commissie is overwegend positief over de artistieke eigenheid van Het Rembrandthuis. Het museum richt zich op Rembrandt als mens en als maker. Deze twee identiteiten van de schilder vormen de pijlers van de aangescherpte museale visie en sluiten naadloos aan op het belangrijkste stuk in de collectie van het museum, te weten het huis waar de mens Rembrandt woonde en het atelier waar de maker in zijn succesvolste jaren werkte. Het museum zegt in navolging van Rembrandt de blik nieuwsgierig naar buiten te richten. Het wil onderwerpen en kunstenaars belichten die elders nog niet of slechts zijdelings aan bod komen en gelaagde verhalen vertellen vanuit uiteenlopende perspectieven. De commissie vindt dat deze aanscherping van de museale visie een herkenbaar artistiek vertrekpunt oplevert en een goede basis vormt voor de programmering in de komende jaren. Over de uitwerking daarvan in het ondernemingsplan is de commissie niet onverdeeld positief. Het tentoonstellingsprogramma omvat muziek in Rembrandts tijd, de oprichting van museum Het Rembrandthuis, tekeningen van Rembrandt en tijdgenoten, zoon en zakenpartner Titus en leerling Samuel van Hoogstraten. De commissie vindt deze thema’s niet bijzonder verrassend of ideeënrijk en ziet daarin niet direct aanknopingspunten om meer gelaagde verhalen te vertellen en meerdere perspectieven op Rembrandt en zijn tijd te laten zien. In de plannen voor de nieuwe museale presentatie na de verbouwing, ziet de commissie die aanknopingspunten daarentegen in ruime mate. De commissie stelt vast dat daarin aandacht is voor de context van de sociaal-economisch en etnisch zeer gemêleerde buurt en de dynamische maar harde maatschappij waarin Rembrandt leefde en voor de persoonlijke en zakelijke tegenslagen waar hij als mens en maker mee te maken kreeg.
De commissie is positief over het voornemen om hedendaagse kunst nadrukkelijker in de programmering te vervlechten, al is het plan op dit punt nog weinig uitgewerkt. Het Rembrandthuis wil door deze programmering relevant zijn voor en in contact komen met actuele ontwikkelingen in de kunst. Er wordt één hedendaagse kunsttentoonstelling geprogrammeerd en er zijn twee Open Call-projecten gepland waarvoor kunstenaars in interactie met Amsterdammers werk maken dat een relatie heeft met Rembrandt. Het textiele tweeluik dat Claudy Jongstra in 2019 voor het museum maakte, laat volgens de commissie zien dat de confrontaties van en de interacties tussen oud en nieuw werk verrassende gezichtspunten kunnen opleveren en makers prikkelen en uitdagen. 

Het Rembrandthuis wil zich de komende jaren, nadrukkelijker dan voorheen, richten op het Nederlandse en Amsterdamse publiek in al zijn diversiteit, cultureel en anderszins. Het museum denkt met meer gelaagde verhalen vanuit verschillende perspectieven te voorzien in de behoefte van verschillende bevolkingsgroepen aan herkenning en identificatie. Ook de culturele interesses van de andere doelgroepen, zoals volwassenen met kinderen, worden kort benoemd. De commissie vindt dat het museum met recente tentoonstellingen heeft laten zien goed op de interesses van deze groep te kunnen inspelen. Laboratorium Rembrandt was gericht op kinderen en (jonge) gezinnen en belichtte het werk van Rembrandt vanuit een materiaaltechnische en kunsthistorische invalshoek. De commissie heeft zelf kunnen vaststellen dat het publiek de interactie, waartoe het concept uitnodigde, aanging en dat zowel jong als oud gegrepen werd door het onderwerp. De tentoonstelling HIER laat zien dat er veel zwarte mensen voorkomen in het werk van Rembrandt en dat zij deel uitmaakten van de Nederlandse samenleving in de zeventiende eeuw. De tentoonstelling heeft haar impact nog niet ten volle kunnen bewijzen vanwege de coronamaatregelen, maar de reacties in de pers laten volgens de commissie zien dat het museum hiermee andere dan alleen witte bezoekers aanspreekt. De commissie ziet veel mogelijkheden voor het museum om van betekenis te worden voor de veelkleurige Amsterdamse bevolking, maar kan op basis van het ondernemingsplan niet vaststellen of de tentoonstellingsprogrammering daar veel nieuwe openingen voor biedt. Alleen bij de Open Call-projecten en de hedendaagse kunsttentoonstellingen wordt expliciet vermeld dat ze gericht zijn op jonge, cultureel diverse Amsterdammers. Het plan beschrijft niet hoe het museum inhoudelijk, qua vorm of in de wijze van presenteren denkt aan te sluiten op deze doelgroep. 

De commissie vindt dat het ondernemingsplan blijk geeft van de voortdurende en weloverwogen artistieke ontwikkeling van Het Rembrandthuis. Zij stelt vast dat de aanscherping van de museale visie voortkomt uit reflectie op de vorige periode. Daarin richtte het museum zich op een veel groter aantal facetten van Rembrandt. Volgens het ondernemingsplan ging dat ten koste van de herkenbaarheid en is dat de reden om in de herziene museale visie meer focus aan te brengen. Met het Meesterplan, het ambitieuze plan voor de ingrijpende renovatie en verduurzaming van het gebouwencomplex, wil het Rembrandthuis een volgende stap zetten in zijn museale, artistiek-inhoudelijke ontwikkeling. Daarbij borduurt het museum niet alleen voort op het historische huis als vertrekpunt en unique selling point, maar maakt het ook letterlijk en figuurlijk ruimte om hedendaagse kunst in verband te brengen met de oude meester. Ook is het museum voornemens om in de nieuwe vaste opstelling verschillende culturele en sociale perspectieven te bieden op Rembrandts tijd, die lang niet voor iedereen een gouden eeuw was. Om de programmering meerstemmiger te maken worden nieuwe samenwerkingspartners gezocht, waaronder de The Black Archives. In het kader van de programmering van hedendaagse kunst geeft het museum (jonge) makers ontwikkelkansen, onder andere in de terugkerende Open Call-projecten. Het museum zegt te investeren in de ontwikkeling van zijn medewerkers, door middel van een actief opleidings- en trainingsprogramma. Of en in hoeverre dit programma specifieke ontwikkelmogelijkheden biedt voor de artistieke leiding, laat het plan onvermeld. 


Belang voor de stad 

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.
De commissie stelt vast dat het museum actief bezig is om de verbinding met de stedelijke samenleving sterk te maken en te houden. Het Rembrandthuis werkt in zijn educatiebeleid intensief samen met Amsterdamse partnerscholen in het praktijkonderwijs, het vmbo en het mbo. Educatieprogramma’s komen in samenwerking met onderwijspartners tot stand en worden goed afgenomen. Het ondernemingsplan maakt verder melding van samenwerking met stedelijke partners zoals ondernemersverenigingen, buurtnetwerken en culturele partners. Een voorbeeld daarvan is de Plantage-samenwerking, waarin verduurzaming en gebiedspromotie belangrijke doelstellingen zijn. Ook geeft het museum aan buurtavonden te organiseren voor bewoners en ondernemers. Het voornemen om in de vaste opstelling ook aandacht te besteden aan de maatschappelijke context van de cultureel veelkleurige stad waarin Rembrandt werkte en leefde, biedt inhoudelijke aanknopingspunten om het museum nog meer dan nu al het geval is in verbinding te brengen met de stedelijke samenleving van vandaag.

Het Rembrandthuis is gevestigd in het centrum van Amsterdam. Omdat het woonhuis en atelier van Rembrandt een belangrijk onderdeel van de collectie en de presentatie vormt, is het museum sterk locatie gebonden. Niettemin spant de organisatie zich volgens de commissie in toenemende mate in om met educatie- en outreach-activiteiten ook publiek in andere stadsdelen te bereiken. Vanwege de verbouwing organiseert het museum de komende jaren educatieve programma’s op scholen verspreid over de stad. Het is de bedoeling dat dit na de verbouwing structureel wordt voortgezet. Tijdens de verbouwing trekt het museum ook met een pop-up Rembrandthuis de wijken in, waarbij het de samenwerking zoekt met buurtcentra in Nieuw-West, Noord en Zuidoost. De commissie vindt het jammer dat het museum na de verbouwing niet doorgaat met het pop-upprogramma, zeker gezien de blijvend hoge druk op het historische pand én de wens van het museum om aanzienlijk meer en cultureel diversere Amsterdammers te bereiken.
Met het outreachprogramma Rembrandt onder de arm wil het museum naar verzorgingshuizen in de stad, waar het kwetsbare ouderen wil bereiken.    

De commissie vindt de keuze van het museum voor aansluiting bij het thema Wereldstad goed gekozen en overtuigend uitgewerkt. Het museum geeft aan een reizende internationale tentoonstelling te ontwikkelen die China, Japan en de Verenigde Staten zal aandoen. Ook onderhoudt het een actief bruikleenverkeer met internationale musea. Voor Rembrandt-gerelateerd onderzoek werkt het museum samen met internationale kenniscentra en universiteiten, waaronder Queens University. Onderzoeksresultaten worden op internationale congressen gepresenteerd. 


Uitvoerbaarheid 

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
Voor zover het de reguliere plannen betreft, is de commissie overtuigd van de uitvoerbaarheid en realiteitszin van de voornemens in het ondernemingsplan. Het Rembrandthuis is in de ogen van de commissie een goedlopend museum met een lange staat van dienst, dat ruimschoots het benodigde vakmanschap in huis heeft om goede tentoonstellingen te maken en de collectie te beheren. De omvang van de programmering is in lijn met de voorgaande periode, zodat de commissie deze als uitvoerbaar en realistisch beoordeelt.
Naar aanleiding van het financiële deel van het Meesterplan voor de verbouwing heeft de commissie twijfels over het zakelijke vakmanschap. Allereerst omdat het museum heeft nagelaten om helder uiteen te zetten hoe ondernemingsplan en investeringsplan te onderscheiden zijn. Die deskundigheid had de commissie wel verwacht - en nodig geacht - omdat de aanvraag bij het AFK uitsluitend het ondernemingsplan betreft, inclusief de effecten van de verbouwing op de reguliere exploitatie. De commissie stelt vast dat het plan geen rekening houdt met het risico van uitloop van de verbouwing. Uitloop van werkzaamheden is bij elke verbouwing een reëel risico, zeker als het (mede) een monumentaal pand betreft. Elke week uitloop is voor een drukbezocht museum een forse kostenpost. Desondanks wordt dit risico in het ondernemingsplan niet geadresseerd. Het museum geeft weliswaar verschillende scenario’s voor de verbouwing, maar die gaan alleen in op de onzekerheden van de hoogte van het voor de verbouwing beschikbare bedrag. 
De commissie denkt dat de ambitie om het museum naar buiten te profileren als Rembrandt Kenniscentrum niet realistisch is. Gezien de vele kennis over Rembrandt die op andere plekken in Nederland, met name in het Rijksmuseum, en daarbuiten aanwezig is en de hoeveelheid onderzoek die elders al wordt gedaan, twijfelt de commissie aan de toegevoegde waarde en een onderscheidende rol van het kenniscentrum. 

De reguliere bedrijfsvoering van het museum is goed. De commissie kwalificeert Het Rembrandthuis als een financieel gezonde onderneming met een sterke vermogenspositie. De commissie beaamt dat de voorziene vernieuwing van het museum noodzakelijk is om ook in de toekomst als een gezonde onderneming te kunnen blijven functioneren. Tegelijkertijd heeft zij op basis van de ingediende plannen twijfels bij de bedrijfsvoering na de verbouwing. De commissie stelt vast dat het museum vanaf 2018 € 1.000.000 aan eigen middelen inzet voor de financiering van het Meesterplan. De meerjarenbegroting vermeldt dat dit bedrag vrijvalt door de afbouw van de bestemmingsreserve Meesterplan. In 2018 is een bedrag van € 50.000 gedoteerd voor een in dat jaar nieuwgevormde bestemmingsreserve Meesterplan. Ultimo 2018 was er derhalve sprake van een bestemmingsreserve van slechts € 50.000. Dit brengt de commissie tot de conclusie dat het museum ook de (ruime) continuïteitsreserve aanwendt voor het Meesterplan. De commissie vindt dat het museum daarmee een risico neemt voor de continuïteit van de exploitatie en stelt vast dat het ondernemingsplan daar geen toelichting op geeft. 
Hoe dan ook zal de vermogenspositie van het museum ingrijpend veranderen omdat de verbouwing de verkoop van het pand aan de gemeente impliceert en het museum een substantieel deel van zijn financiële reserves aanwendt. De aanvrager geeft slechts een beperkte doorkijk naar de balans en specifiek naar het eigen vermogen na de investering in de verbouwing, terwijl die van invloed zijn op de bedrijfsvoering en de continuïteit daarvan. De toelichting op de begroting vermeldt slechts dat men in 2022 een negatief resultaat verwacht en dat men daardoor in dat jaar denkt in te teren op de algemene reserve. Onbesproken blijven de gevolgen van de verkoop van het pand aan de gemeente en de financiële gevolgen van de gewijzigde verantwoordelijkheden voor bijvoorbeeld het meerjarig onderhoud die met de verkoop samenhangen. 
Het museum zegt de financiële haalbaarheid van de plannen te hebben laten doorrekenen door een externe partij. De bevindingen en conclusies daaruit zijn niet in de aanvraag opgenomen, zodat de commissie op dit punt niet is geïnformeerd. De commissie vindt dat het museum meer inzicht had moeten verschaffen in het effect van de verbouwing op en de risico’s voor de continuïteit van de bedrijfsvoering op de middellange en lange termijn en op zijn minst voor het komende Kunstenplan. 

De commissie constateert dat de begroting weinig inzichtelijk is. De exploitatieprognose 2021-2024 kent grote fluctuaties in uitgaven en inkomsten. Daarbij is onduidelijk hoe werkelijke kosten en afschrijvingen aan de ene kant en werkelijke inkomsten en vrijval ten behoeve van het Meesterplan aan de andere kant op elkaar aansluiten. De lasten en de baten met betrekking tot het Meesterplan zijn verspreid over verschillende posten, die bij elkaar opgeteld niet op elkaar aansluiten. Hierdoor kan de commissie niet met zekerheid vaststellen of en in welke mate er (afschrijvings)kosten ten laste komen van de reguliere exploitatie en evenmin wat nu het verwachte resultaat van die exploitatie is. De omvang en de ontwikkeling van de voorziening voor het meerjarige onderhoudsplan zijn onduidelijk: de cijfers daarover uit de afgelopen jaren sluiten niet goed op elkaar aan. De grove becijfering van de posten gederfde inkomsten en projectkosten voor het Meesterplan zoals opgenomen in het ondernemingsplan, ligt 25% lager dan diezelfde posten in de meerjarenbegroting. Dat brengt de commissie tot de conclusie dat de kosten die in 2020 al worden gemaakt voor het Meesterplan niet zijn meegenomen in het totaalbedrag van het Meesterplan en dus ten laste komen van de reguliere exploitatie. 
De commissie is van oordeel dat hetzelfde geldt voor de begrote tekorten in de periode 2020-2022. Deze zullen worden gedekt door een vrijval van een bestemmingsreserve Meesterplan. Deze staat, zoals ook hierboven al is vermeld, ultimo 2018 op de balans voor een veel lager bedrag dan de begrote tekorten. Op basis van de verstrekte gegevens stelt de commissie vast dat de bestemmingsreserve niet toereikend is om deze tekorten te dekken, waardoor deze blijven drukken op de reguliere exploitatie in de volgende jaren.
Er is bovendien sprake van een aanzienlijke lening waarvan het de commissie niet duidelijk is of deze wordt afgelost in de voorliggende begroting. Omdat er geen rentelasten zijn begroot, wat normaliter bij een lening het geval is, gaat de commissie ervan uit dat de lening wordt afgelost en dat deze aflossing deel uitmaakt van de post afschrijvingen. Ook hier concludeert de commissie dat er een oneigenlijke vermenging is van de exploitatiebegroting 2021-2024 en de investeringsbegroting. Het aflossen van de lening hoort bij de investering, die volgens de aanvraag volledig gedekt zal worden. De commissie kan dit laatste niet onderschrijven, omdat zij vaststelt dat een deel van de kosten ten laste van de bedrijfsvoering komt.
De commissie stelt vast dat de personeelskosten per voltijds formatieplaats net als in de vorige periode erg hoog zijn. Bovendien stijgen de totale personeelslasten de komende jaren aanzienlijk. Gezien de vermenging van investerings- en exploitatiekosten is niet vast te stellen of deze stijging gelijke tred houdt met die van de materiële lasten. Het ondernemingsplan heeft de commissie ervan overtuigd dat de extra bezetting nodig is om de grote bezoekersstromen in het historische pand goed en veilig in banen te leiden.

De commissie vindt dat Het Rembrandthuis met zijn gestaag stijgende bezoekersstroom laat zien dat het museum de bestaande en brede doelgroepen goed weet te bereiken. Het ondernemingsplan voor de komende periode is op het gebied van marketing en communicatie summier. Het bevat geen specifieke aanpak rondom de verbouwing, het pop-upmuseum en het bereik van cultureel diverse publieksgroepen. Aangezien dat voor het museum geen alledaagse opgaven zijn, had de commissie zeker hiervan een doordachte aanpak en nadere onderbouwing verwacht. De commissie merkt op dat het museum ook in de vorige kunstenplanperiode streefde naar een verhoging van het aandeel Amsterdammers onder de bezoekers, maar dat het plan niet vermeldt hoe en in hoeverre men daarin is geslaagd. Enige reflectie op dit punt was volgens de commissie op zijn plaats geweest. 


Diversiteit en inclusie 

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als voldoende.
Volgens de commissie geeft het ondernemingsplan blijk van reflectie op de maatschappelijke veranderingen en de positie die het museum te midden daarvan kiest. Aansluitend bij Rembrandt, die als kunstenaar leefde in een kosmopolitische samenleving en die zich daardoor liet inspireren, maakt het museum in zijn nieuwe museale visie ruimte voor meerstemmigheid door Rembrandt als mens en maker vanuit verschillende culturele en sociale perspectieven te belichten. Met het oog op een meer diverse programmering geeft het museum aan samen te werken met Musea bekennen Kleur, een landelijk samenwerkingsverband van twaalf musea, waaronder het Rijksmuseum en het van Gogh Museum, dat ten doel heeft om diversiteit en inclusie te verankeren in het DNA van de verschillende organisaties. De vernieuwing van de museale inrichting en de programmaonderdelen Open Call en de hedendaagse kunsttentoonstellingen worden ingezet om invulling te geven aan de nagestreefde meerstemmigheid en kunnen bijdragen aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. De commissie is van mening dat het plan goede aanzetten bevat voor een programmering die in artistieke zin bijdraagt aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. Zij constateert ook dat het ondernemingsplan op dit punt niet heel concreet wordt en daardoor niet geheel overtuigt. 

De commissie constateert dat het museum de komende periode belangrijke randvoorwaardelijke stappen wil zetten om een cultureel divers samengesteld publiek te kunnen bereiken, maar dat het plan weinig houvast biedt om in de komende periode daadwerkelijk in contact te komen met deze groepen. De commissie stelt vast dat de focus in het ondernemingsplan vooral ligt op de toon en de inhoud van de museale presentatie. Het museum zegt een plek te willen zijn waar alle Nederlanders, Amsterdammers in het bijzonder, zich welkom voelen. Het museum wil ervoor zorgen dat ook cultureel diverse bezoekers zich kunnen herkennen in wat het museum toont en vertelt. Met het oog daarop laat het Rembrandthuis zich de komende jaren bijstaan door adviespanels van experts. Voor de tentoonstelling HIER bestond dit adviespanel uit sleutelfiguren uit de zwarte gemeenschap. Ook wil het museum - niet nader geduide - partnerschappen aangaan met onder andere Amsterdam Museum, The Black Archives en Amerpodia bv. Het museum zegt actief de aanpak toe te passen van Open Up museums for everyone. Deze aanpak, die gestoeld is op cocreatie, is vanuit de praktijk van een twintigtal Engelse musea ontwikkeld en wordt aanbevolen door de opstellers van de Code Diversiteit & Inclusie. Ook zegt het museum aandacht te besteden aan taalgebruik en tone of voice in de communicatie-uitingen en tentoonstellingen. 
Inspanningen om de cultureel diverse doelgroepen daadwerkelijk te bereiken, bijvoorbeeld door gerichte marketing of maatschappelijke partnerschappen, krijgen in het ondernemingsplan veel minder aandacht. De commissie kan die keuze tot op zekere hoogte begrijpen en billijken, omdat de grote vernieuwingsoperatie een sterke inhoudelijke gerichtheid met zich meebrengt. 

Het streven naar een cultureel diverse organisatie vergt volgens de commissie gedrags- en denkveranderingen die breed gedragen moeten worden. De commissie vindt het positief dat het museum daarvoor in alle geledingen en op alle niveaus van de organisatie aanjagers heeft benoemd, dat er in training en coaching aandacht is voor onbewuste vooroordelen en dat in wervingstrajecten wordt samengewerkt met een wervings- en selectiebureau dat zich heeft gespecialiseerd in diversiteit en inclusie. De commissie constateert dat de organisatie op dit moment nog erg eenzijdig is samengesteld. In een museum met weinig personeelsverloop is dat tot op zekere hoogte begrijpelijk. In de raad van toezicht echter zijn in de afgelopen periode vier zetels vrijgevallen. De commissie constateert dat slechts één van deze plekken is ingenomen door een persoon met een biculturele achtergrond. Dit is tevens het enige lid met een dergelijke achtergrond in de zeskoppige raad. Het voornemen om jonge biculturele studenten aan te nemen in een soort ontwikkeltraject is sympathiek, maar komt op de commissie ook enigszins bevoogdend over. Zij vindt het belangrijk dat mensen met een andere culturele achtergrond ook op meer seniore posities aangenomen worden, van waaruit ze meer invloed kunnen hebben op de cultuur en koers van het museum. 


Conclusie

Het Rembrandthuis is veruit de grootste aanvrager in de sector Erfgoed. Het museum vraagt 36% van het totale voor erfgoed beschikbare budget aan. Daardoor komt de pluriformiteit van het erfgoedaanbod onder druk te staan. Het museum gaat in zijn aanvraag uit van het maximumscenario van een ambitieus verbouwingsplan. Iedere aanvrager is gehouden tot het aanleveren van financiële gegevens die voldoende inzicht geven in de uitvoerbaarheid van de ingediende plannen en in de reële subsidiebehoefte. Deze formele en morele verplichting zou het Rembrandthuis als geen ander serieus moeten nemen, gezien de grootte van de claim op het erfgoedbudget en gezien de uitzonderlijkheid van het ingediende plan. De commissie constateert echter dat de financiële kant van de aanvraag zeer onduidelijk is en dat er op een aantal punten sprake is van oneigenlijke vermenging van de exploitatiebegroting 2021-2024 en de investeringsbegroting voor de verbouwing onder de noemer het Meesterplan. De commissie vindt het onjuist investeringskosten op de exploitatie te laten drukken en mede met de AFK-subsidie te bekostigen. 
De commissie adviseert daarom de aanvraag van Museum Het Rembrandthuis gedeeltelijk te honoreren met een bedrag van € 760.000 per jaar.

De aanvraag is behandeld binnen de adviescommissie Erfgoed.