Stichting JAM

Cultuureducatie
Aangevraagd: € 85.000
Toegekend: € 0

Inleiding

Stichting JAM heeft als doelstelling het actief en passief bevorderen van kunst- en cultuurparticipatie. De organisatie realiseert dit door het organiseren van activiteiten als het Ouderen Songfestival, de Tour de Chant, Amsterdam Urban Dance Company producties en de jaarlijkse Kunstschooldag[en] voor de achtstegroepers van Amsterdamse basisscholen.

De aanvraag voor het Kunstenplan 2021-2024 is uitsluitend gericht op de Kunstschooldag[en], die de organisatie al ruim dertig jaar uitvoert. Het doel van de Kunstschooldag[en] is kunst en cultuur op speelse, enthousiasmerende en vrolijke wijze toegankelijk maken voor de Amsterdamse jeugd. Op één dag bezoeken de leerlingen van groep acht drie verschillende kunstinstellingen. Dit zijn grote kunstinstellingen als het DeLaMar Theater, de Melkweg, Paradiso en het Rijksmuseum maar ook kleinere, meer intieme organisaties, zoals Imagine IC, De Appel, Museum Het Schip, Nieuw Dakota, De Blauwdruk en DGAI Music School. Deze instellingen verzorgen zelf een programma voor de leerlingen, dat varieert van concerten, voorstellingen, rondleidingen en workshops tot andere culturele activiteiten. Het vervoer tussen school en de instellingen gebeurt met het openbaar vervoer van het GVB. De leerlingen worden gedurende deze dagen begeleid door leerkrachten en ouders.

Stichting JAM beoogt in de periode 2021-2024 jaarlijks ruim 6.000 deelnemers van 165 basisscholen te bereiken met een totaal van 18.000 bezoeken aan de kunstinstellingen. Deze verzorgen in totaal jaarlijks ruim 260 voorstellingen, concerten, rondleidingen en workshops. Ook diverse scholen in het speciaal basis- en voortgezet onderwijs nemen deel.

Stichting JAM ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020.
Voor de periode 2021-2024 vraagt de organisatie bij het AFK een jaarlijkse bijdrage van gemiddeld € 85.000 in het kader van het Kunstenplan.


Artistiek Belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.
Het tweedaagse evenement de Kunstschooldag[en] bezoeken Amsterdamse leerlingen in groep acht diverse kunstinstellingen door de hele stad. De commissie vindt dit een aansprekend evenement dat kinderen naar kunstinstellingen leidt waar ze anders minder snel mee in aanraking zouden komen. Stichting JAM organiseert de dagen en ziet in de samenstelling van het programma, naar eigen zeggen, erop toe dat het kwaliteit biedt, niet eenzijdig en voldoende divers is en dat er aandacht is voor talentontwikkeling. Het plan stelt dat de culturele instellingen tijdens de Kunstschooldag[en] hun eigen, specifieke, kenmerkende programmering onder de aandacht brengen. Dit geeft volgens de commissie aan dat deze culturele instellingen leidend zijn in de programmering. Stichting JAM heeft daarmee volgens de commissie zelf geen specifieke, onderscheidende of herkenbare artistieke signatuur. De Kunstschooldag[en] hebben een representatief aanbod in alle disciplines van zowel de grote als kleinere cultuurinstellingen van Amsterdam, waarbij instellingen bekendheid kunnen geven aan hun eigen programmering. Het ondernemingsplan benoemt dat de Kunstschooldag[en] voor 100% aansluiten op het beleid van de Gemeente Amsterdam om te komen tot een verbreding van het basispakket kunsteducatie. De commissie deelt deze opvatting niet. Zij mist, om te kunnen bepalen of de kunstschooldag de gestelde afsluiting van het kunsteducatietraject op de basisschool is, reflectie op en verbinding met wat er op de scholen in voorliggende jaren aan kunstonderwijs gerealiseerd is via dit Basispakket. Een slotevenement in groep 8 met drie bezoeken op één dag sluit volgens de commissie niet aan bij het landelijke én Amsterdamse beleid om doorgaande leerlijnen in het primair onderwijs te stimuleren en kunsteducatie gedurende de hele schooltijd een integraal onderdeel te laten zijn van het onderwijscurriculum. Buiten de opmerking dat er in voorgaande jaren mogelijk al van een eerste kennismaking met een aantal kunstinstellingen sprake is geweest, wordt over mogelijke aansluiting geen informatie geboden. Uit het plan concludeert de commissie dat de dansproducties van Amsterdam Urban Dance Company een coproductie met Stichting JAM zijn. De commissie vindt dit interessant, maar ze mist de nodige informatie over deze samenwerking om zich een oordeel over de artistieke eigenheid ervan te kunnen vormen.

Het programmaboekje van de voorgaande jaren bevat in de ogen van de commissie voorbeelden van aansprekend aanbod. Dit beschouwt de commissie als de verdienste van de culturele instellingen zelf: zij bieden passende voorstellingen, workshops of andere activiteiten of passen deze speciaal voor het groep-acht-publiek aan. De commissie vindt dat Stichting JAM de impact van het aanbod op de leerlingen nauwelijks vergroot en daardoor weinig toegevoegde artistieke betekenis voor het beoogde publiek heeft. Ook in de aanvraag besteedt Stichting JAM hier slechts beperkt aandacht aan. De aanvraag stelt dat geprobeerd wordt binnen de dag te variëren in disciplines maar gaat niet in op culturele interesses van de doelgroep of de verhouding tussen actief en receptief aanbod. Dit vindt de commissie een gemis. In de voorbereiding op de Kunstschooldag[en] is het voor de leerlingen onduidelijk waar zij heen gaan; dit wordt twee weken voor het evenement bekend. De voorbereiding bestaat uit een stadsbrede, algemene oriëntatie op verschillende culturele instellingen. Zowel voor als na het evenement worden er nieuwsbrieven gemaakt, waarin ook leerlingen aan het woord komen. Dit vindt de commissie een voor leerlingen sympathieke toevoeging, maar het vergoot niet de artistieke impact van de Kunstschooldag[en].

Stichting JAM reflecteert niet op artistieke ontwikkelingen van de organisatie in de afgelopen periode, en formuleert ook geen artistieke ambities voor de langere termijn anders dan het voortzetten van de huidige activiteiten. Het concept van de Kunstschooldag[en] is reeds jaren ongewijzigd. Vanwege gewijzigde regelgeving in het openbaar vervoer zijn de Kunstschooldag[en] sinds 2013 uitgebreid naar twee dagen. Aan deze keuze lag destijds ook geen artistieke overweging ten grondslag. De commissie mist een terugblik op het inhoudelijke programma van de afgelopen jaren en in hoeverre hierop wordt voortgebouwd of doorontwikkeld. Stichting JAM biedt blijkens het plan geen mogelijkheden voor haar medewerkers en begeleiders om zich professioneel te ontwikkelen.


Belang voor de Stad

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als voldoende.
De stichting werkt voor de Kunstschooldag[en] samen met scholen in het basis- en speciaal (voortgezet) onderwijs en met een naar mening van de commissie indrukwekkende lijst van culturele instellingen. Daarnaast is er samenwerking met de pabo en andere Amsterdamse (kunstvak)opleidingen in het mbo en hbo. Het plan benoemt geen verder maatschappelijke partners of verbinding met de buurt en de aanvraag benoemt geen inhoudelijke stedelijke thema’s in het aanbod. Naast de kinderen bezoeken ook veel begeleidende ouders de over de stad verspreide instellingen, wat de commissie een positief neveneffect vindt. De commissie is van mening dat Stichting JAM zich in cultureel opzicht met de stad verbindt, maar minder met de stedelijke samenleving. De leerlingen bezoeken culturele instellingen, maar verbinden zich niet met de buurt waarin deze instellingen zich bevinden.

Culturele instellingen en scholen uit alle stadsdelen doen mee aan de Kunstschooldag[en]. Volgens de aanvraag vindt 58% van de activiteiten en bezoeken plaats buiten de stadsdelen Centrum en Zuid. Stichting JAM beoogt een bereik van volgens het plan 5.500 leerlingen en volgens het aanvraagformulier 6.200 leerlingen en daarnaast 800 begeleiders. Gezien het bereik tot op heden acht de commissie dit realistisch en haalbaar. Het plan benoemt ook dat kinderen delen van de stad ontdekken die ze nog niet kennen. Hiermee wordt naar de mening van de commissie een behoorlijke, zij het eenmalige, bijdrage aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod en het publieksbereik daarvan geleverd. Hoewel het merendeel van de samenwerkingspartijen grote culturele instellingen betreft, betrekt Stichting JAM in de programmering ook bewust kleinere partijen bij de Kunstschooldag[en]. De commissie is kritisch over het feit dat daarbij niet gericht voor bepaalde stadsdelen gekozen wordt; de organisatie stelt in de aanvraag het niet belangrijk te vinden in welk stadsdeel de te bezoeken instellingen gevestigd zijn.

Stichting JAM kiest voor het thema Leefbare stad. Dit vindt de commissie redelijk passend bij de doelstelling om kunst en cultuur op een laagdrempelige manier toegankelijk te maken voor kinderen uit groep 8. De summiere uitwerking vindt de commissie echter niet overtuigend genoeg om de Leefbare Stad als eigen accent van de Stichting JAM te kunnen bestempelen.


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
De commissie acht de voornemens voor organisatieomvang en de werkwijze voor 2021-2024 realistisch en uitvoerbaar. De commissie baseert haar oordeel hierover op het track record: de organisatie weet al meer dan dertig jaar de Kunstschooldag[en] succesvol te realiseren. Het ondernemingsplan zelf biedt geen informatie over de organisatie, het personeel, de werkwijze of het vakmanschap van de medewerkers van Stichting JAM. De commissie vindt dat er geen sterk artistiek vakmanschap uit de aanvraag spreekt. Dit komt met name door het gemis van een duidelijke toegevoegde artistieke meerwaarde bovenop het aanbod van de culturele instellingen zelf. De omvang van de organisatie vindt de commissie voor wat het aantal fte’s betreft passend bij de activiteiten.

De bedrijfsvoering is naar mening van de commissie op dit moment gezond; Stichting JAM kan op korte en lange termijn aan betalingsverplichtingen voldoen. De commissie maakt daarbij wel de kanttekening dat zowel in 2016, 2017 als in 2018 door Stichting JAM een negatief exploitatieresultaat is gerealiseerd. Dit terwijl de Kunstschooldag[en] zelf in zowel 2017 als 2018 ruim positieve exploitatieresultaten realiseerden. Dit wordt niet als risico benoemd maar de commissie vindt dat de afname van het eigen vermogen een risico vormt voor de liquiditeit op de lange termijn. De commissie mist een risicoanalyse van de organisatie en (opties voor) maatregelen om deze te beheersen.

De commissie vindt de omvang van de meerjarenbegroting 2021-2024 fors stijgen ten opzichte van de gerealiseerde resultaten met betrekking tot de activiteit Kunstschooldag(en) in 2017 en 2018. De begroting zelf vindt zij summier en vrij onoverzichtelijk opgesteld. Hierdoor kan zij moeilijk oordelen of deze realistisch en passend bij het plan is. Er is een toelichting, maar niet alles wordt verduidelijkt. Zo wordt aan de kostenzijde de bijna verdubbeling van de kosten voor het drukwerk toegelicht maar niet de forse stijging in publiciteitslasten. De uitkoopsommen en onkosten van de instellingen worden ten dele gecompenseerd door inbreng van de instellingen zelf, maar dit gebeurt niet kostendekkend. Het is onduidelijk hoe de uitkoopsommen zijn berekend en waar de hoogte van het onkostenbedrag voor beveiliging en begeleiding in de presentatieruimtes op gebaseerd is. De commissie merkt op dat dit in enkele gevallen kosten betreft van instellingen die reeds door het AFK meerjarig financieel ondersteund worden, zodat het AFK reeds aan deze kosten bijdraagt. De financieringsmix is met de gevraagde subsidie, publieksinkomsten, sponsorgelden, publieksinkomsten en inkomsten uit de instellingen passend. Er valt per 2021 een hoofdsponsor weg, waardoor de private inkomsten de komende jaren fors afnemen. Desondanks vindt de commissie het aan het AFK aangevraagde bedrag van 0% in de huidige situatie naar 38% van het totale dekkingsplan in de komende periode een erg forse stijging.

Het marketingplan is uiterst beknopt; de aanvraag omschrijft dat de marketing bestaat uit het mailen van de scholen met het programmaboek en nabellen. Er wordt daarnaast gebruik gemaakt van nieuwsbrieven, social media, lokale media en persberichten. De commissie vindt dit erg summier en concludeert dat blijkens het plan de marketing sterk gericht is op aandacht voor en zichtbaarheid van de culturele instellingen, en minder op het bereiken van scholen en leerlingen door de organisatie zelf. Dit past volgens de commissie bij de koppelfunctie die Stichting JAM inneemt tussen scholen en instellingen. Ze mist hierin echter meer aandacht voor de leerling; de uiteindelijke doelgroep, die minder centraal staat.


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
De organisatie stelt in het Actieplan diversiteit en inclusie geen vastgelegde visie op diversiteit en inclusie te hebben maar dat diversiteit en inclusie wel een vanzelfsprekendheid is bij alles wat zij doet; zowel bestuurlijk als in de organisatie, programmering en bezoekers. De commissie mist in de aanvraag de omzetting van deze vanzelfsprekendheid in een concreet plan. Zo wordt niet ingegaan op het aanbod en op hoe culturele diversiteit hierin terug te vinden is in vorm, inhoud, repertoire of presentatiewijze. De mate waarin het plan in artistieke zin bijdraagt aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod wordt hoofdzakelijk bepaald door het aanbod van de culturele instellingen zelf en niet door Stichting JAM. Ook geeft Stichting JAM in het plan niet aan hierop een actief beleid te voeren. Er blijkt uit de aanvraag geen specifieke keuze voor of selectie van partners die aan diversiteit bijdragen. Het actieplan stelt onder doelstellingen met betrekking tot partners op dit vlak wel om waar mogelijk nog meer kleinere instellingen in wijken en buurten te betrekken bij de organisatie van de Kunstschooldag[en]. Ook dit wordt niet verder toegelicht of uitgewerkt naar welke wijken en instellingen dit zijn en of en hoe ze aan culturele diversiteit bijdragen.

Door het bereik van een groot aantal leerlingen uit de hele stad draagt het plan bij aan het bereiken van een cultureel divers samengesteld publiek in de stad. Stichting JAM stelt dat de organisatie dit al 30 jaar op dezelfde manier doet. De scholen bepalen of ze meedoen; er spreken uit het plan geen gerichte acties om bijvoorbeeld scholen in cultureel diverse wijken te bereiken. De commissie merkt op dat het plan niet ingaat op hoe er rekening gehouden wordt met het publiek, waarvan de samenstelling en interesses in dertig jaar veranderd zijn.

Stichting JAM wil haar medewerkers een afspiegeling laten zijn van de Amsterdamse bevolking. Hoe ze dit wil realiseren, wordt niet beschreven. Stichting JAM geeft wel aan dat wordt samengewerkt met de mbo-opleidingen van het ROC van Amsterdam en dat die een afspiegeling van de Amsterdamse samenleving zijn. Het plan maakt niet duidelijk wat de samenhang tussen deze samenwerking en het personeelsbestand is; vermoedelijk betreft dit stage-functies. De organisatie benoemt herhaaldelijk de vanzelfsprekendheid van diversiteit, maar onderbouwt dit niet met een visie of overtuigend plan om de diversiteit binnen haar eigen personeelsbestand en bestuur te behouden of te vergroten.


Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van Stichting JAM niet te honoreren.

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Cultuureducatie.