NEMO Science Museum

Erfgoed
Aangevraagd: € 490.000
Toegekend: € 0

Inleiding

NEMO Science Museum (hierna ook: NEMO) opereert op het snijvlak van wetenschap, cultuur en educatie. Het museum afficheert zich als pionier in interactie. NEMO is het grootste science museum van Nederland en het enige in Amsterdam. Het wil laagdrempelig zijn en een breed publiek in aanraking brengen met wetenschap en technologie. De programma’s zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar science en educatie in een informele context. In internationaal verband ontwikkelt NEMO nieuwe manieren om mensen te betrekken bij (de impact van) technologische ontwikkelingen.
In 2021-2024 wil NEMO innoveren, onder andere met programma’s voor volwassenen rondom transitie-thema’s in De Studio op het voormalige Marineterrein en verspreid in de stad. Het museum wil deze doelgroep voorbereiden op een snel veranderende wereld en betrekken bij de culturele impact van technologische innovatie. Door samen te werken met onder andere de OBA en verbinding te zoeken met buurtbewoners, wil NEMO de wetenschap de wijken in brengen en een breder publiek bereiken, ook van mensen die niet (vanzelf) in wetenschap en technologie geïnteresseerd zijn. 
Voor de doelgroep families wil NEMO meer gaan werken met tijdelijke activiteiten voor een betere aansluiting op de actualiteit. Ook wil NEMO het maatschappelijk science capital versterken door de educatieve programma’s te vernieuwen en te verbeteren. Deze zijn gericht op kinderen en jongeren van 0 tot en met 18 jaar, zowel in binnenschoolse als in buitenschoolse verbanden. 

NEMO Science Museum ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2017-2020. 
Het museum vraagt voor de periode 2021-2024 een subsidie van gemiddeld € 490.000 euro per jaar, waarvan € 465.000 specifiek voor de innovatielijn voor de doelgroep volwassenen en € 25.000 specifiek voor de innovatielijn voor de doelgroep families. 

Het ingediende plan gaat over het museum als geheel. Daarom heeft de commissie het hele plan besproken en beoordeeld. In de kwalificaties van de mate waarin de aanvraag aan de gestelde criteria voldoet, klinkt echter vooral het oordeel door over de specifieke onderdelen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.  


Artistiek belang

De commissie beoordeelt het artistiek belang als zwak.
De commissie vindt het een in potentie interessante artistieke keuze, dat het museum zich met de programmering van De Studio en op locatie specifiek op volwassenen wil richten. Ook het idee om voor deze doelgroep de samenwerking met kunstenaars te zoeken en vooral te gaan opereren op het snijvlak van kunst en wetenschap, spreekt de commissie aan. Zij constateert echter dat de uitwerking van deze plannen nog zeer summier is. De voorgestelde thema’s, waaronder data-identiteit, duurzaamheid en energietransitie en ethische kwesties rondom biotechnologie, zijn inderdaad actueel maar niet bepaald verrassend. Vergelijkbare thema’s worden ook door andere Amsterdamse instellingen zoals Waag, Mediamatic en Pakhuis De Zwijger geadresseerd. Wat NEMO voor de bestaande doelgroepen zo herkenbaar maakt, is de eigen kijk op (spelend) leren en de uitwerking daarvan. Niet zozeer het ‘wat’ maar het ‘hoe’. Juist op dat vlak blijft het ondernemingsplan volgens de commissie op de vlakte als het gaat om de programmering voor volwassenen. NEMO zegt mensen te willen laten ervaren dat iedereen een rol speelt bij het realiseren van oplossingen en publiek te willen laten reageren op wetenschappelijke informatie, maar werkt dit niet verder uit. Het voornemen om jaarlijks een jonge kunstenaar te vragen om bij het thema van de tentoonstelling de toekomst te verbeelden is sympathiek maar wordt op geen enkele manier artistiek onderbouwd of uitgewerkt. Daardoor komt het op de commissie als obligaat en instrumenteel over. Het ondernemingsplan maakt niet duidelijk welke kunstenaars NEMO hiervoor op het oog heeft en met welke gastconservatoren en/of -curatoren men wil gaan werken. Op grond van het ingediende plan kan de commissie dan ook niet concluderen dat de uitwerking van de beoogde innovatiestap artistiek-inhoudelijk onderscheidend en prikkelend is. 
NEMO heeft als science museum voor de doelgroep kinderen en jongeren een artistieke eigenheid waarin leren en doen kenmerkend zijn. De educatieve methoden van NEMO nodigen uit tot spelenderwijs leren door middel van onderzoek en experiment. Het museum is in Nederland een van de toonaangevende familiemusea. De commissie oordeelt tweeledig over de voorgenomen programmering voor families. Zij vindt het een goed idee om meer ruimte te creëren voor tijdelijke opstellingen, tentoonstellingen en programmering om op die manier dichter bij de actualiteit te kunnen blijven. Vanuit de ambitie om mensen houvast te geven in en voor te bereiden op de veranderingen die de snelle technologische ontwikkelingen met zich meebrengen, vindt de commissie een meer dynamische programmering een passende stap. De commissie is echter geenszins overtuigd van het voornemen om voor de programmering voor deze doelgroep ook te gaan samenwerken met (podium)kunstdisciplines. Dit wordt op geen enkele manier artistiek onderbouwd of verbonden met de inhoud en de doelstellingen van de programmering. 

De commissie is er op basis van het ondernemingsplan niet van overtuigd dat NEMO met de voorgenomen programmering in De Studio en op locatie de aansluiting zal weten te maken met en van artistieke betekenis zal zijn voor volwassenen. Het plan vermeldt alleen dat de doelgroep zelf actief zal worden betrokken bij de ontwikkeling van de programmering en dat feedback van focusgroepen aantoont dat de doelgroep interesse heeft in duiding rondom transitie-thema’s. Hoewel de organisatie sinds 2019 bezig is om te experimenteren met programmering voor deze nieuwe doelgroep en het altijd al veel volwassenen bereikt die met hun kinderen naar het museum komen, reflecteert het plan verder niet op de ervaringen die zij al met deze doelgroep heeft opgedaan. Ook op de culturele interesses van deze doelgroep wordt in het plan niet dieper ingegaan. Er wordt geen melding gemaakt van onderzoek naar de leerstijlen van volwassenen. Vooral dat vindt de commissie in negatieve zin opvallend voor een museum dat altijd zo onderzoekend bezig is met de manier waarop mensen leren. 
Uit publieksonderzoek blijkt dat NEMO door kinderen en jeugdigen goed wordt gewaardeerd. Daaruit concludeert de commissie dat het museum van artistieke betekenis is voor deze doelgroep. Het plan besteedt niet zozeer aandacht aan de inhoudelijke culturele interesses van kinderen, maar wel aan de manier waarop zij aangezet kunnen worden tot experimenteren en leren. NEMO is voortdurend bezig met de manier waarop educatie werkt en hoe kinderen leren. Het museum werkt daarbij samen met een groot aantal partners, zowel in het onderwijs als de wetenschap. Doordat het museum veel investeert in de verbinding met scholen en in talentontwikkeling van docenten is een groot bereik van en een goede aansluiting op het onderwijs verzekerd. De commissie verwacht dat het museum door de meer dynamische wijze van programmeren de artistieke betekenis voor jeugdige bezoekers en hun families vergroot en daardoor nog interessanter wordt voor deze groep. 

De commissie vindt dat NEMO, met de voornemens om de doelgroep te verbreden en daarin nadrukkelijker te programmeren voor volwassenen en de familie- en kinderprogrammering door te ontwikkelen, geen wezenlijk nieuwe artistieke ontwikkelrichting inslaat. Wat NEMO betitelt als ‘de innovatiestap’ voor de komende jaren, heeft volgens de commissie al wortels in het vorige ondernemingsplan. Ook toen was er al de ambitie om aantrekkelijker te worden voor volwassenen, zij het vooral voor de volwassenen die het museum in gezins- of familieverband bezoeken. Ook startte NEMO vorig jaar al met specifieke programmering voor volwassenen in De Studio op het Marineterrein. De commissie stelt vast dat het ondernemingsplan daar nauwelijks op reflecteert. 
Het focussen op een relatief nieuwe doelgroep biedt de artistieke leiding en uitvoerenden van het museum in potentie nieuwe ontwikkelmogelijkheden. Het ondernemingsplan maakt melding van samenwerking met de Amsterdamse universiteiten en met partnerinstellingen zoals Waag en Next Nature Network. De commissie constateert echter dat het plan de nadruk legt op de meerwaarde van NEMO voor de partners, die gelegen zou zijn in het vermogen van NEMO om hun content te duiden voor een breed publiek. Het gaat niet in op wat deze samenwerking kan bijdragen aan de ontwikkeling van het team van NEMO. De commissie is op basis van dit alles niet positief over de artistieke ontwikkeling van de aanvrager.


Belang voor de stad 

De commissie beoordeelt het belang voor de stad als goed.
NEMO wil mensen van alle leeftijden en achtergronden in de hele stad betrekken bij de culturele impact van technologische innovatie. NEMO deelt als partner van de Amsterdam Economic Board/Amsterdam Smart City kennis over het betrekken van burgers bij thema’s over het leefbaarder, rechtvaardiger, duurzamer, klimaatbestendiger, bereikbaarder en veiliger maken van steden. De programmering voor volwassenen focust op deze thema’s en biedt daardoor kansen om deze samenwerkingen voor alle betrokkenen interessanter te maken. De commissie constateert dan ook dat het museum, zowel voor de bestaande doelgroepen als voor de volwassenen, kiest voor inhoud die relevant is voor de stedelijke samenleving en dat zij daar passende maatschappelijke partners bij zoekt. Het museum werkt nauw samen met het onderwijs. De programmering voor volwassenen leidt volgens het ondernemingsplan tot nieuwe samenwerkingen, bijvoorbeeld met buurtverenigingen en de OBA. De commissie is van oordeel dat NEMO een stevige verbinding met de stedelijke samenleving heeft. 

NEMO is gevestigd in het centrum. Het is niet meer dan logisch dat het merendeel van de activiteiten zich daar afspeelt. De commissie stelt vast dat NEMO zich wel inspant om buiten het centrum actief te zijn. Door de stad te gebruiken als laboratorium in het kader van de programmering voor volwassenen, draagt dit onderdeel enigermate bij aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod. De samenwerking met de OBA in dit kader brengt het museum bijvoorbeeld naar Nieuw-West. Het museum heeft er echter voor gekozen De Studio als vaste locatie voor de volwassen programmering in het centrum te situeren. Door daarin een andere keuze te maken had de organisatie zijn bijdrage aan de stedelijke spreiding van het cultuuraanbod aanzienlijk kunnen vergroten. 
Het museumdepot in Noord wordt een paar keer per jaar opengesteld voor publiek. Rondom het 100-jarig bestaan maakt NEMO samen met en in het Rijksmuseum een familietentoonstelling, waardoor het museum zich eenmalig in Zuid manifesteert. 

Wat betreft de lange termijn ontwikkelingen die van belang zijn voor Amsterdam, legt NEMO het accent bij het thema Wereldstad. De commissie vindt dat het museum daaraan in algemene zin overtuigend invulling geeft door de grote mate van internationale uitwisseling en de vele grensoverschrijdende samenwerkingen die zowel relevant zijn voor het museum als voor de stad en voor de lokale onderwijsinstellingen. NEMO is actief in het internationale netwerk Futures Oriented Museum Synergies en staat via het netwerk ECSITE8 in verbinding met vele Europese science-centra die zich bezighouden met wetenschap en techniek voor de toekomst. Of en in hoeverre ook de programmering voor volwassenen en families iets bijdraagt aan het thema Wereldstad kan de commissie op basis van het ondernemingsplan niet vaststellen, omdat het plan hierover alleen algemene informatie bevat. 


Uitvoerbaarheid

De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als voldoende.
Het ondernemingsplan laat een afgewogen ambitieniveau zien dat in algemene zin in overeenstemming is met de draagkracht van de organisatie. NEMO is een instelling met een goede staat van dienst wat betreft het programmeren voor kinderen en gezinnen. Het museum beschikt over een staf die vooral op zakelijk, productioneel en educatiegebied groot, vakbekwaam en ervaren is. Artistiek vakmanschap is echter minder ruim en prominent aanwezig in de staande organisatie maar zeker voor de beoogde volwassen programmering wel nodig omdat deze nadrukkelijk focust op de culturele impact van technologie. Om deze programmering uit te werken en door te voeren, vindt de commissie daarom dat de organisatie deze expertise zou moeten versterken. Uit het plan maakt de commissie niet op dat dat ook gebeurt. Weliswaar worden enkele partnerorganisaties genoemd die daaraan zouden kunnen bijdragen, maar het plan bevat geen namen van inhoudelijke deskundigen en/of (gast)curatoren met wie NEMO aan de slag wil. Het maakt ook geen melding van het aantrekken van nieuwe mensen speciaal voor de volwassen programmering. Het museum beschikt over een raad van advies waarin allerlei expertise vertegenwoordigd is, maar op basis van het ondernemingsplan is het de commissie niet duidelijk of en hoe deze bij de inhoudelijke vernieuwingen wordt ingezet. De commissie is er daarom niet geheel van overtuigd dat het ondernemingsplan op het punt van de programmering voor volwassenen realistisch en uitvoerbaar is.

De bedrijfsvoering van NEMO is gezond. Het museum draaide de afgelopen jaren goed. Er zijn in 2017 en 2018 aanzienlijke, positieve exploitatieresultaten geboekt die werden toegevoegd aan de bestemmingsreserve ‘strategie 2020-2025’. De jaarrekeningen maken niet duidelijk wat precies de hoogte en de bedoeling is van deze bestemmingsreserve. De benaming van de reserve doet vermoeden dat deze ingezet kan worden voor de innovatiestappen die het ondernemingsplan beschrijft en waarvoor de AFK-subsidie wordt aangevraagd. Het eigen vermogen van de organisatie is stabiel, van een behoorlijke omvang en bestaat voor een groot deel uit niet gealloceerde gelden, zodat het museum volgens de commissie veel financiële bewegingsruimte heeft. 

De commissie beoordeelt de begroting van NEMO ten dele als realistisch en passend. De omvang van de begroting is in lijn met voorgaande jaren en in verhouding met het activiteitenniveau. De lasten, zowel personeel als materieel, nemen evenredig toe met de baten. De commissie heeft bewondering voor de verdiencapaciteit die NEMO jaar na jaar laat zien. Het museum heeft een gezonde financieringsmix, zodat risico’s worden gespreid. De commissie vindt dat de financiële onderbouwing van de plannen voor de verbreding van de doelgroep naar volwassenen buiten gezinsverband te wensen over laat. NEMO gaat in de begroting uit van min of meer stabiele bezoekersaantallen en publieksinkomsten. Omdat de begroting van NEMO alleen aan de kostenkant is uitgesplitst naar de verschillende innovatielijnen, maakt die niet duidelijk wat men aan inkomsten denkt te genereren met het programma voor volwassenen. Het ondernemingsplan benoemt niet hoeveel volwassen bezoekers men verwacht of nastreeft. De commissie vindt het niet realistisch dat een geheel nieuwe doelgroep waar flink in wordt geïnvesteerd geen extra bezoekers oplevert en vindt de begroting op dit punt conservatief. Datzelfde geldt voor de sponsorinkomsten voor het volwassen programma. Die blijven gedurende de hele periode stabiel, terwijl de potentiële bezoekersgroep en de thematiek zich volgens de commissie goed leent voor sponsoring. Ook valt het de commissie op dat de begroting alleen voor 2021 melding maakt van een (bescheiden) onttrekking uit de bestemmingsreserve strategie, overigens zonder dat duidelijk is waar die onttrekking precies voor bedoeld is. NEMO vraagt aan het AFK € 25.000 voor het doorplaatsen van de familietentoonstellingen op locaties in de stad. Een dergelijk doel leent zich volgens de commissie bij uitstek voor sponsoring en kan indien nodig ook zonder enig probleem uit de bestemmingsreserve strategie of de algemene reserve worden bekostigd. De begroting maakt volgens de commissie niet duidelijk waarom NEMO het bij het AFK aangevraagde bedrag nodig denkt te hebben. 

Op basis van de bewezen kwaliteit en prestaties van NEMO heeft de commissie vertrouwen in de professionaliteit van NEMO op het gebied van marketing. Zij constateert echter dat het plan op dit punt zeer summier is. Daardoor kan zij niet vaststellen dat het realistisch en passend is om het beoogde publiek te bereiken. Het plan spreekt alleen in algemene termen van publieksonderzoek, evaluaties, mystery guests, analyses van reviews en focusgroepen van mensen die het museum niet bezoeken. Het plan is ook weinig specifiek ten aanzien van het volwassenenaanbod waarvoor de AFK-subsidie wordt aangevraagd. Er is sprake van voornemens voor een audience development plan, focusgroepen en gericht marktonderzoek. Daarmee zal een betere doelgroepsegmentatie van deze groep gemaakt worden zodat er specifieker gerichte programma’s ontwikkeld kunnen worden. Over het familiepubliek vermeldt het marketingplan alleen dat het museum deze de komende jaren op niveau wil houden. De commissie is positief over de voorgenomen acties op het gebied van marketing en denkt dat die goed uitvoerbaar zijn, maar of ze toereikend zijn om het beoogde publiek te bereiken, kan zij op basis van zo weinig informatie niet vaststellen. 


Diversiteit en inclusie

De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
NEMO reflecteert in de aanvraag spaarzaam op de inhoudelijke bijdrage die de voorgenomen programmering kan leveren aan de culturele diversiteit van het Amsterdamse cultuuraanbod. Het museum werkt weliswaar aan een visie op diversiteit en inclusie maar heeft deze nog niet vastgelegd. De organisatie maakt melding van deelname aan nationale en internationale samenwerkingen om diversiteitsbeleid op te zetten, te toetsen en te implementeren. NEMO zegt in het project Humania ervaring te hebben opgedaan ten aanzien van culturele diversiteit en cocreatie met doelgroepen die het museum nog onvoldoende weet te bereiken, maar reflecteert verder niet op wat deze ervaring inhoudt. Wel geeft de organisatie aan voor de ontwikkeling van de komende tentoonstellingen ‘de beoogde doelgroep’ weer ‘een belangrijke rol in de ontwikkeling te geven’. Aan welke doelgroep daarbij specifiek wordt gedacht en wat diens rol zal inhouden, blijft echter onvermeld. Aangestipt wordt dat multiperspectiviteit binnen wetenschapsmusea nog onderbelicht is en dat een breder dan alleen modern Westers perspectief een ander licht kan werpen op bijvoorbeeld het vooruitgangsdenken. Deze belangrijke constateringen worden echter nog nauwelijks omgezet in concrete voornemens anders dan onderzoek. Het Actieplan diversiteit en inclusie maakt melding van het voornemen om in twee programma’s per jaar aandacht te besteden aan ‘andere perspectieven’. Noch in de programmering voor volwassenen en families, noch in de programmering voor kinderen ziet de commissie echter overtuigende en concrete aanzetten tot een bijdrage aan de culturele diversiteit van het aanbod. De commissie vindt dat NEMO daarmee te veel achter de maatschappelijke feiten en verantwoordelijkheden aan loopt. Het zou het grote en op zijn gebied toonaangevende NEMO passen om op dit gebied meer ambitie en daadkracht te tonen.

Als educatief sterk opererend museum bereikt NEMO veel scholen in de hele stad en daarmee ook een grote hoeveelheid kinderen uit alle lagen en groepen van de bevolking. Hoe het museum buiten de scholen om met cultureel diverse volwassenen, families en kinderen in contact denkt te komen is veel minder duidelijk. De OBA wordt opgevoerd als belangrijke partner om de stad als laboratorium te kunnen inzetten in de programmering voor volwassenen, omdat die op buurtniveau met veel mensen en groepen in verbinding staat. De commissie vindt dat partnerschap goed gekozen. Zonder een eigen propositie van NEMO voor een cultureel divers publiek, lijkt het de commissie echter een onmogelijke opgave voor de OBA om de brug te slaan tussen het museum en veelkleurige groepen bewoners in de wijken.  

De commissie constateert dat van een diverse samenstelling van de raad van toezicht en personeel bij NEMO nog geen sprake is. De organisatie geeft te kennen in 2017 een werkgroep diversiteit en inclusie opgericht te hebben, maar uit de stukken is niet op te maken wat voor invloed deze op de organisatie heeft en heeft gehad. Noch in het ondernemingsplan noch in het Actieplan diversiteit en inclusie wordt gereflecteerd op specifiek de culturele diversiteit van de huidige bemensing. Ook ontbreken concrete voornemens om tot een meer diverse samenstelling van bestuur en team te komen. Er is geen sprake van trainingen of andere acties om de bewustwording van mensen ten aanzien van blinde vlekken en vooroordelen te vergroten. 


Conclusie

Hoewel de commissie redelijk positief is over de aanvraag als geheel en op basis van de staat van dienst van het museum vertrouwen heeft in NEMO, is zij specifiek op het punt van de plannen voor de verbreding van de doelgroepen naar volwassenen buiten gezinsverband onvoldoende overtuigd van de artistieke eigenheid en de financiële onderbouwing van de voornemens. Het ondernemingsplan blijft op dit punt aan de oppervlakte en geeft onvoldoende inzicht in de toegevoegde waarde en de haalbaarheid van de plannen. Daarom adviseert de commissie dit deel van de aanvraag (€ 465.000) niet te honoreren. 
Wat betreft de programmering voor families (€ 25.000) vindt de commissie dat NEMO ook dit weinig overtuigend heeft uitgewerkt; het plan is op dit punt summier en weinig uitgesproken en ambitieus. Bovendien is het de commissie niet duidelijk waarom het museum, dat de beschikking heeft over grote en deels vrij besteedbare reserves, niet op een andere manier kan voorzien in een dergelijk bescheiden bedrag. 
Op grond van bovenstaande overwegingen adviseert de commissie de aanvraag van NEMO Science Museum niet te honoreren. 

De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Erfgoed.