Deel 3: Maatwerk voor ondernemende makers

Het Amsterdams Fonds voor de Kunst bestaat vijftig jaar. In vijf delen wordt teruggekeken op de geschiedenis. Deel 3 is gewijd aan de gevolgen van de wereldwijde bankencrisis, het culturele ondernemerschap dat weerstand biedt en de innovaties om publiek en privaat geld te koppelen.

De zomer van 2007 was zakelijk oververhit. Op de Amerikaanse huizenmarkt werden rommelhypotheken niet meer ingelost en gingen kredietverstrekkers massaal failliet. Die financiële implosie trok vervolgens als een schokgolf door de wereldeconomie en raakte ook Nederland. Banken werden overeind gehouden met ongekende kapitaalinjecties, maar om dat te betalen moest de rest van het land de broekriem aanhalen. Halbe Zijlstra, de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, legde de kunstsector een bezuiniging op van €200 miljoen op jaarbasis. Als thuisbasis van veel landelijk opererende gezelschappen en organisaties werd Amsterdam hard getroffen: 26% van het OCW-jaarbudget kwam terecht in de stad.[1]

Om de schade voor kunstenaars zoveel mogelijk te beperken, probeerde het AFK zoveel mogelijk te snijden in de eigen overhead zodat meer zou overblijven om makers te ondersteunen. Er werd een plan gemaakt om de organisatiekosten met 15% te verminderen. Ook kregen cultuurverkenners voortaan niet meer betaald.[2]

Gelukkig had het AFK in de voorgaande jaren flink geïnvesteerd in het vergroten van de zelfredzaamheid van de sector. Hoewel ze volgens Sylvia Dornseiffer, AFK-directeur van 2010 tot 2013, “zeker geen substituut kunnen of mogen zijn voor ondersteuning door de overheid”, zorgden diverse regelingen voor de koppeling van publiek aan privaat geld. Dat begon met een matchingfonds dat werd ingesteld in 2006. Woningbouwvereniging Ymere stortte als eerste €50.000 die door het AFK werd verdubbeld voor projecten in de openbare ruimte. Far West, Rochdale, AWV en het Oosten (later samen Stadgenoot), en ING Real Estate volgden.[3]

Het matchingfonds kwam uit de koker van voormalig directeur Andries Mulder. Clayde Menso, adjunct-directeur onder Mulder en Dornseiffer, gaf het verder vorm. Menso zette ook de Cultuurlening op waarmee makers, vaak zzp-ers die geen geld kunnen lenen bij banken, financiering kunnen krijgen voor de aanschaf van een busje of computer. Amsterdam was de eerste stad met zo’n potje en het bleek zo effectief dat het voorbeeld werd gevolgd door Utrecht, Groningen en Den Haag.

Het ondernemerschap van makers kreeg tenslotte een stevige boost door de oprichting van Voordekunst. Dit platform voor crowdfunding is gebaseerd op een directe verbinding tussen maker en kunstconsument, waarbij het publiek betaalt voor kunstwerken nog voordat die ze zijn gemaakt – vandaar de naam. In eerste instantie werd ingezet op samenwerking met SellaBand, maar deze pionierende website ging failliet vlak voordat het AFK een overeenkomst kon afsluiten. Met een klein startkapitaal zette AFK-medewerker Roy Cremer vervolgens een eigen platform op, dat in de filmsector navolging kreeg in de vorm van Cinecrowd. Na een vliegende start stond de organisatie al snel op eigen benen. Twaalf jaar later zijn er bijna 6000 projecten gerealiseerd met een totaalbudget van ruim €41 miljoen.

Matchingfondsen, leningen en crowdfunding zijn onderdeel van een breed palet aan regelingen waarmee het AFK de kunstsector zoveel mogelijk op maat ondersteunt en stimuleert. Om spreiding naar minder bedeelde stadsdelen te verbeteren werden speciale buurtfondsen opgericht voor Oost en Nieuw West, die tegenwoordig bekend staan als Mensen Maken Amsterdam. [4] Voor internationale kunstenaars kwam er een artist in residency. En voor jong uitzonderlijk talent werd de 3Package Deal bedacht. In deze regeling werken het AFK, Bureau Broedplaatsen en tientallen culturele instellingen samen om gedurende één jaar vijftien jonge kunstenaars te ondersteunen met een werkbeurs, woon-werkruimte, artistieke en zakelijke begeleiding, en presentatiemogelijkheden. Daria Bukvic behoorde tot de eerste lichting en de in 1992 naar Nederland gevluchte Bosnische regisseur groeide daarna in rap tempo uit tot maker van opmerkelijke theaterproducties als Nobody Home, Othello en Onze Straat.

Dankzij deze nieuwe initiatieven bleef het AFK groeien, vaak tegen de stroom van crisis en bezuinigingen in. Het fonds stelde zich steeds pro-actiever op, als veel meer dan een organisatie die netjes het subsidiegeld verdeelt. Tot de kerntaken werd ook gerekend het signaleren van nieuwe ontwikkelingen, het agenderen van knelpunten en het initiëren van innovatieve regelingen.

Het AFK zit dicht op het veld en kan goed beoordelen waar steun het meest effectief is. Het is om die reden dat wethouder Kajsa Ollongren in 2015 besloot de bevoegdheden van het fonds uit te breiden. Als eerste gemeentelijke kunstfonds werd het AFK ook verantwoordelijk voor een substantieel deel van de vierjarige subsidies in de stad.

De gemeente bleef zelf direct verantwoordelijk voor enkele tientallen organisaties in de zogeheten Amsterdamse basisinfrastructuur. Die zijn samen goed voor ongeveer tweederde van het cultuurbudget, waar de Amsterdamse Kunstraad over adviseert. Maar alle andere kunstenaars en instellingen – jaarlijks meer dan duizend – konden voortaan voor project- en meerjarige financiering een beroep doen op het AFK. Om die nieuwe taken goed te kunnen uitvoeren was wel een reorganisatie nodig, die werd uitgevoerd als een race tegen de klok. 

---
[1] Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (2012) Jaarverslag 2011
[2] Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (2012) Beleidsplan 2013-2016. Is teruggedraaid, Cultuurverkenner is een betaalde functie bij het AFK.
[3] Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (2009) Jaarverslag 2008
[4] Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst (2014) Jaarverslag 2013